Tips
Omgaan met cognitief sterk functionerende leerlingen in het secundair
Een kangoeroeklas of sterk rekengroepje zoals in de lagere school, dat gaat niet zo gemakkelijk in het secundair? ECHA-specialist in Gifted Education Tania Gevaert legt uit wat je wél kan doen. “Aandacht voor het welbevinden en presteren van cognitief sterk functionerende (CSF)-leerlingen blijft ook in het secundair belangrijk.”
Verwacht geen schitterend rapport
Tania Gevaert: ECHA-specialist in Gifted Education: “Het is een groot misverstand dat CSF-leerlingen op alle vakken minstens 80% scoren, geen hulp nodig hebben en er zelf wel geraken. Vaak leerden ze niet leren en volstaat op een bepaald moment hun goed geheugen niet meer om sowieso uit te blinken. Trek dus nooit een degelijk attest van cognitief sterk functioneren in twijfel. En zeg niet te gauw: ‘Ken je dat nu nog niet? Zo moeilijk is dat toch niet? Dat zou basiskennis moeten zijn.’ Want soms zitten er écht hiaten in hun kennis omdat stukken leerstof niet genoeg insijpelden of geautomatiseerd werden.”
“Dat wil niet zeggen dat je zomaar tevreden moet zijn met een zwakkere score als je weet dat je leerling beter kan. Zo blijft er veel talent liggen. Die CSF-leerling wil het zelf ook beter doen, maar weet vaak niet hoe. En natuurlijk heeft iedereen zijn voorkeuren. Een CSF-leerling kan een crack in wiskunde zijn, maar een hekel hebben aan Frans. Kijk naar de interesse van de leerling en kies samen een aantal vakken waarbij je de lat heel hoog legt. Wil iemand arts worden? Dan moet hij bijvoorbeeld goed scoren op wetenschappen en Latijn.”
Pik signalen cognitief sterk functioneren op
Tania Gevaert: “Ga er niet van uit dat alle CSF-leerlingen al in de lagere school of graden werden opgemerkt. Omdat ze niet per se hoge punten halen en vaak onderpresteren. Of omdat ze goede punten halen zonder iets te doen. Het is soms moeilijk om ze te herkennen zonder de hulp van een expert.”
“Toch kan je als leraar signalen oppikken. Is iemand helemaal mee in de les en heeft hij toch slechte toetsen, wisselende toetsresultaten? Dat kan een onderpresterende, CSF-leerling zijn. Ze vallen ook op door een hoogstaand taalgebruik, sterk ontwikkelde interesses buiten school en ongeduld omdat de dingen te traag gaan, waardoor ze hun interesse verliezen.”
Leer CSF-leerlingen leren
Tania Gevaert: “Heel wat CSF-leerlingen hebben weinig leervaardigheden. Ze willen wel leren, maar ze zijn dat niet gewoon en weten dus niet hoe. Toon ze heel concreet hoe het moet. Geef voorbeelden van toetsvragen en -antwoorden om te leren wat bijvoorbeeld een volledig antwoord is. Leg ze uit waarom een inhoudstafel studeren nuttig is. Hou er ook rekening mee dat CSF-leerlingen graag ‘topdown’ leren. Ze houden er niet van hun kennis stukje voor stukje op te bouwen. Ze willen meteen het overzicht, het hele huis zien.
Leer ze doorzetten
Tania Gevaert: “CSF-leerlingen zijn gewoon dat ze de leerstof kennen in een vingerknip. Daardoor kennen ze de frustraties niet die bij leren komen kijken. Ze moeten leren om soms ‘af te zien’ om een doel te bereiken. Ervaren dat niet alles van de eerste keer lukt, dat fouten maken bij een leerproces hoort. Doorzettingsvermogen kweken is mogelijk bepalender voor hun schoolloopbaan dan hun intelligentie. Daar hebben ze een leraar-coach voor nodig.”
Niets doen is geen optie
Tania Gevaert: “Enerzijds is het enige wat je als leraar verkeerd kan doen, niets doen. Probeer gewoon iets uit in overleg met je leerling, reflecteer achteraf samen of het werkte. Wat hebben jullie allebei geleerd? Hoe zouden jullie het volgende keer anders aanpakken?”
“Anderzijds zeg ik soms al lachend dat leraren zo weinig mogelijk moeten doen. Omdat je leerlingen vooruit wil helpen, neem je als leraar soms te veel verantwoordelijkheid. Laat de leerling gerust meer zelf aan het stuur zitten.”
“Maar laat de leerling ook niet helemaal los. Blijf coachen, stel vragen en activeer hem doelgericht. Observeer hem ook in en buiten de les. Lacht hij meer dan anders? Komt hij vragen wat je van zijn samenvatting vindt? Dat betekent dat hij zich eigenaar voelt van zijn leerproces en zich daar goed bij voelt.”
Doe het niet alleen
Tania Gevaert: “In een lagere school heeft een CSF-leerling meestal maar 1 leraar. In het secundair worden dat er plots heel veel. Probeer daarom samen te werken met collega’s in bijvoorbeeld een vakoverschrijdend project. Aarzel ook niet om hulp te vragen aan ouders of grootouders. Al is het maar om supervisie te houden bij een groepje leerlingen. Check bij de ouders ook of zij verandering merken bij hun kind en of zijn welbevinden verbetert.”
“Schakel een expert in als je je als leraar of school onzeker voelt. En wees mild voor jezelf. Als leraar maak je absoluut het verschil, maar het moet ook niet allemaal in één schooljaar lukken. Een leraar is een schakel in een langer leerproces. Als die onderpresterende CSF-leerling zich jaren later goed voelt in een studie of job op zijn niveau, heb je daartoe bijgedragen.”
Concrete tips voor in de klas en op school
Tania Gevaert: “Een secundaire school heeft een waaier aan mogelijkheden. Kijk naar wat de leerling nodig heeft én wat de school aankan. Een traject voor een CSF-leerling is altijd maatwerk. Met dialoog, reflectie en bijsturing komen jullie er samen uit.”
- Binnenklasdifferentiatie “Laat CSF-leerlingen niet 5 keer naar dezelfde uitleg luisteren, aan 1 keer hebben ze genoeg. Ze willen ook niet voortdurend in de les – wél in de klas – zitten. Leer ze zelfsturend versneld door leerstof gaan en maak zo tijd voor verbreding en verdieping. Redelijke aanpassingen zoals remediëren, compenseren en dispenseren zijn trouwens geen gunstmaatregel van de school, maar eigenlijk een plicht voor alle scholen.”
- Pretoetsen “Durf te pretoetsen om te kijken welke delen van de leerstof al voldoende gekend zijn en je CSF-leerling dus kan skippen. Maak afspraken met je CSF-leerling dat hij geen toetsvragen doorspeelt.”
- Compacten “Compacten kan bijvoorbeeld door woordjes Latijn niet elke dag maar om de 3 weken te toetsen. Een grotere hap leerstof maakt het moeilijker en minder saai. Het is goed om te leren leren en er komt tijd vrij voor verrijking. Die zelfstudie lukt waarschijnlijk niet van de eerste keer, maar na de derde keer wel.”
- Vakoverschrijdend verrijkingsproject “Door pretoetsen en compacten komt er tijd vrij voor verrijkingsopdrachten. De leraren Engels, biologie en ICT kunnen bijvoorbeeld een vakoverschrijdende opdracht uitwerken waar de leerling zelfstandig aan kan werken als verrijking op de basisleerstof. Kies iets dat bij het leerplan past en zorg voor heldere doelstellingen. Elke leraar volgt zijn vak op en zit bijvoorbeeld elke 2 weken 15 minuten samen met de leerling. Evalueren doe je ook binnen je eigen vak, niet alleen het resultaat maar ook het proces.”
- Zet de leerling aan het werk “Doe meer aan flipped classroom. Laat de leerling bijvoorbeeld een hoofdstuk voorbereiden en daarover lesgeven. Of elke week een geschiedenisweetje voorbereiden voor de groep. Check natuurlijk wel of de leerling zoiets ziet zitten.”
- Werk samen met hoger onderwijs “Wist je dat vanaf 16 jaar leerlingen een vak aan de universiteit kunnen volgen? Zelfs goed voor een vrijstelling als hij slaagt.”
- Vak- of jaarversnelling “Leerlingen kunnen sinds september 2022 vrijgesteld worden van vakken of versnellen (1 of meer leerjaren overslaan) als de klassenraad oordeelt dat de leerplandoelen behaald zijn.”
Het volledige wettelijk kader kan je nalezen op de website van Onderwijs Vlaanderen.
Log in om te bewaren
Kim
2 februari 2019Fantastisch! Nu wil ik ook graag zo’n concrete tips voor een hoogbegaafde jongen (met ASS) in mijn eerste leerjaar...
G. De Vos
3 februari 2019Het heeft de geloofwaardigheid van het CLB altijd geschaad dat het nog gebruik maakt van IQ (wat hebben we daaraan?). IQ heeft iets te maken met cognitie maar zo weinig met intelligentie. Het gaat terug op de Stanford-Binet-tests waarmee in WO I officieren werden geselecteerd in het Amerikaanse leger. Gelukkig baseert de doorlichting zich op Van Parreren 1988. Ontwikkelend onderwijs meet algemene en specifieke intelligentie. Het vormt de basis voor de leerplannen in Nederland en België. Onze kleuterleid(st)ers en onderwijzer(e)s(sen) zijn goed opgeleid en kunnen betere adviezen geven. Onze vakopleidingen zijn degelijk. Het probleem zit bij de studenten. Slechts 40% haalt een diploma hoger onderwijs. Net als in Nederland zouden ze in het secundair een traject moeten volgen: cultureel, economisch, medisch of technologisch. In homogene groepen: theoretisch, theoretisch-praktisch of praktisch. Bij ons wordt die hervorming steeds uitgesteld.
Laat een reactie achter