Mening
“Als je niet mag afkijken, hoe leer je dan samenwerken?”
Leren programmeren, vloeiend Japans spreken of zelf een 3D-printer bouwen. Wat als je alles online kon leren van mensen met dezelfde interesse? Zouden we dan nog scholen en leraren nodig hebben? Michel Bauwens – futuroloog en specialist in peer-to-peer, doet de denkoefening met Klasse.
n.v.d.r. – Klasse maakte dit artikel in volle coronacrisis.
Wat is peer-to-peer?
Wat kan peer-to-peer betekenen voor onderwijs?
Michel Bauwens: “Ik denk dat onderwijs en kennisoverdracht in een structurele crisis zitten. Want leren gebeurt meer en meer buiten de onderwijsinstellingen. Peer-to-peer draait om gelijkwaardigheid, kennisdelen en samenwerken. Dus als je vandaag programmeur wil worden, kan je dat perfect leren van je vrienden of collega’s op het internet. En dat geldt voor steeds meer vakgebieden. Er is duidelijk een spanning tussen de oude en nieuwe manier van leren.”
Werkt ons onderwijs nog te veel volgens die oude manier van leren?
Michel Bauwens: “Er heerst nog altijd het idee dat de leraar alles weet en zijn kennis doorgeeft aan een passieve leerling. Maar dat is het onderwijs dat ik 30 jaar geleden had. Een peer-to-peernetwerk vertrekt van de passie om samen iets op te bouwen en daarrond te leren. Je leert problemen oplossen, je leert van elkaar en kan op internetfora vragen stellen. Zo krijg je een collectieve intelligentie waarbij iedereen elkaar helpt hetzelfde doel najagen. De gedeelde kennis is bovendien beschikbaar via vrije software of open design. Zo kan iedereen meekijken en het oorspronkelijke ontwerp aanpassen, verbeteren of uitbreiden.”
“Maar op school mag je niet afkijken. Zo blijf je in het individuele competitiemodel en leer je niet samenwerken. Terwijl dat de basis is van alles. Vroeger moest je op het werk uitvoeren wat je baas beval. Vandaag werken heel wat bedrijven en organisaties met autonome groepen. Maar de vraag is: leren we dat op school?”
Kan peer-to-peer leren het bestaande onderwijssysteem ooit vervangen?
Michel Bauwens: “Begrijp me niet verkeerd: scholen moeten zeker blijven bestaan. Maar ik denk dat we in een belangrijke vernieuwing zitten. Eeuwen geleden zorgde de boekdrukkunst voor een omwenteling in kennisoverdracht. Nu doet internet hetzelfde. Maar onderwijsinstellingen weten niet hoe ze moeten reageren op radicale verandering. Vernieuwingen vinden nu eenmaal vooral in de marge plaats, buiten de bestaande instellingen.”
“Het is normaal dat instituties niet snel veranderen. Ze willen zo lang mogelijk blijven bestaan zoals ze het gewoon zijn. Pas als de druk te groot wordt, beginnen ook centrale instellingen te veranderen.”
Je werkte in Ecuador aan een open kennissamenleving. Kan ons onderwijs daar iets van leren?
Michel Bauwens: “We moeten bruggen bouwen tussen informele en formele kennisoverdracht. De Ecuadoriaanse overheid wilde vrije software ontwikkelen binnen de overheidsinstellingen. Maar dat was onmogelijk. Omdat de ontwikkelaars met een universitair diploma computerwetenschappen veel meer konden verdienen in privébedrijven of in het buitenland. Ze vond dus geen gediplomeerde IT’ers. Terwijl Ecuador wel 4000 programmeurs had die zichzelf leerden coderen via internet en peers. Maar die konden niet aan de slag bij de overheid omdat ze geen diploma hadden. Dat is een typische tegenstelling: de mogelijkheden om informeel te groeien zijn enorm, maar de officiële instellingen weten niet hoe ze daarmee moeten omgaan.”
Bij onderwijs is er een centrale instelling die bepaalt wat je moet leren en wie een diploma krijgt. Staan onderwijs en peer-to-peer dan niet haaks op elkaar?
Michel Bauwens: “Ik heb in Ecuador een voorstel uitgewerkt van open certificering. Dat is een manier om informele kennis te valideren en door officiële onderwijsinstellingen te laten erkennen. Want een maatschappij heeft natuurlijk ook garanties nodig dat een dokter of een tandarts zijn job kent.”
“In een peer-to-peernetwerk zitten de kennis en het gezag bij de groep. Er zijn gezamenlijke regels, maar daar is geen centrale instelling voor nodig. Als je aan die regels voldoet, mag je meebouwen aan een project. Mensen over de hele wereld werken dan samen. Maar er is nog wel een tweede laag van specialisten die alle werk valideren. Beantwoordt iets niet aan de kwaliteitsnormen, dan passeert het niet.”
Wat kan je als leraar doen om die peer-to-peerfilosofie binnen je school te krijgen?
Michel Bauwens: “Creëer een band tussen de school en het actieve leven. Laat leerlingen bijvoorbeeld meewerken aan projecten buiten de school. Een school is een artificiële leeromgeving. In open source gemeenschappen daarentegen ontwikkelen mensen samen iets in open design of delen kennis via internet. Zo zijn ze supergemotiveerd omdat ze gelijkgestemden vinden met wie ze samen iets verkennen, verdiepen en maken. Er zijn veel burgerinitiatieven waaraan je kan meewerken. Bijvoorbeeld? Een gemeenschappelijk park dat door een wijk wordt beheerd, een groep burgers die samen voor energie zorgt, een fablab … In Gent alleen al telde ik er 500!”
“In zo’n peer-to-peergemeenschap leer je ook democratisch zijn. Dat leer je niet ten volle op school of op het werk. Als je samen een park beheert, zijn de regels gemaakt en gedragen door die gemeenschap. Dat is per definitie democratie, samenwerken in autonomie. Scholen kunnen ook hun stakeholders zoals leerlingen, ouders en de samenleving dan ook veel meer betrekken.”
Zijn jongeren of beginnende leraren meer geneigd om kennis te delen?
Michel Bauwens: “Dat denk ik wel. Uit onderzoek blijkt dat 14% van de babyboomers zich comfortabel voelt bij het delen van kennis en materiële goederen. Bij 20- tot 25-jarigen loopt dat op tot 30%. De jonge generatie is veel minder materieel. Ze hoeft bijvoorbeeld geen eigen auto, verkiest ervaringen boven bezit en wil samenwerken in co-working spaces. Ze delen kantoorruimte, kopieerapparaat of boekhouder en leren van elkaar. Er vindt een onderhuidse cultuurverschuiving plaats. En als jongeren op school niet kunnen samenwerken en delen zoals ze zouden willen, doen ze het sowieso buiten de school.”
Moet onderwijs leerlingen leren dat kennisdelen de norm wordt?
Michel Bauwens: “Als die jongere generatie leraar wordt, bestaat de kans dat het onderwijs verder hervormt. Scholen moeten dus meer inzetten op samenwerken en samen creëren. Nu loopt er een breuklijn tussen mensen die doen en mensen die denken. Het ene deel van de leerlingen leert abstract denken en wordt ingenieur of manager. Maar die verlaten de schoolbanken zonder handige praktische vaardigheden. Het andere deel van de leerlingen wordt arbeider.
“Daarom vind ik fablabs zo interessant. Je kan er met computers zelf dingen ontwerpen en ze ook maken met een 3D-printer, lasercutter of werkbank. Nadenken én doen gaan er hand in hand. Het Westen mag doen en denken niet meer zo fundamenteel opsplitsen. In een fablab zitten denken en doen in één proces. Daar kan het klassieke onderwijs veel van leren.”
Technologie is belangrijk in peer-to-peernetwerken. Welke rol kan technologie in het onderwijs spelen?
Michel Bauwens: “Ik spreek van kosmo-lokale samenwerkingen. De regel is: alles wat licht is, zoals kennis, doe je globaal. Maar wat zwaar is, zoals materiële dingen, doe je lokaal. Dus als je kennis verwerft, is er geen enkele reden om dat alleen te doen met mensen die naast je zitten. Je kan leren en samenwerken met mensen uit Afrika of India.”
“Maar als je dingen maakt, is dat minder slim. Een tennisbal heeft 40.000 kilometer afgelegd voor hij in de winkel ligt, omdat alle onderdelen van over de hele wereld komen. Dat is in een periode van ecologische crisis onzinnig. Daarom: lokaal maak je dingen fysiek, maar leren doe je globaal. Leerlingen moeten veel meer met jongeren uit een ander land hun passie delen. En leraren ook.”
Wanneer is kennis delen ook binnen onderwijs de normaalste zaak van de wereld?
Michel Bauwens: “Ik denk dat de praktijken die je vandaag buiten scholen en universiteiten vindt over 10 à 20 jaar het nieuwe model zijn binnen het officiële onderwijs. Het is meestal een kwestie van generaties. Zoals Einstein zei: ‘Mijn relativiteitstheorie is dominant geworden. Niet omdat ik mijn collega’s heb overtuigd, maar omdat ze zijn uitgestorven’. Innovaties gaan in tegen de instincten van de heersende generatie. Maar de jongste generatie is met die nieuwe manier van leren opgegroeid. Na verloop van tijd zal zij het voor het zeggen hebben in de centrale instellingen. Niet zonder slag of stoot, maar uiteindelijk gebeurt het wel.”
“Internet is daarbij een enorme versneller. Wij moesten vroeger naar de bibliotheek of zagen wetenschappelijke collega’s twee keer per jaar op een congres. Nu kan je elke dag contact hebben met je peers over heel de wereld.”
Bestaan er nog scholen en leraren in een peer-to-peer onderwijs?
Michel Bauwens: “Zeker. Ik denk dat de rol van de school ligt in het fysieke samenkomen van leerlingen. Het grote voordeel van peer-to-peer is dat iedereen met ideeën kan connecteren. Maar dat is meteen ook het grote nadeel. Want op die manier je bent constant blootgesteld aan stimuli. Af en toe moet je daaruit stappen en samen met anderen in de diepte gaan. Daar heb je tijd en fysieke ruimte nodig. Ik zie dus een belangrijke rol voor plekken waar mensen fysiek kunnen samenkomen om samen te leren en te maken.”
“Bovendien kan je wel skills leren door dingen te doen, maar je moet ook leren om burger te zijn. Zoals de universiteiten oorspronkelijk een universele mens wilden creëren met een basiskennis over alles. Ik ben bang dat zonder scholen vakken als geschiedenis, literatuur of aardrijkskunde opzij worden geschoven.”
“Iedereen moet de garantie hebben op onderwijs. We mogen onderwijs niet privatiseren voor gemotiveerden en welgestelden. Daarom moet reguliere onderwijs zeker behouden blijven, maar het moet zich wel grondig aanpassen om aan te sluiten bij de noden en jongeren van vandaag.”
Peer-to-peer in onderwijs
1. Hole in the wall
De Indische onderwijsexpert Sugata Mitra plaatst letterlijk een computer in een muur in sloppenwijken. Uit zijn onderzoek over self organised education blijkt dat kinderen zichzelf en elkaar leren hoe ze een computer gebruiken en Engels spreken. Even snel als op school. En dat zonder leraren of lesmateriaal.
2. P2P University
Een groepje mensen leert samen off- en online in een learning circle. Van computertalen, marketing tot leren solliciteren. Die groep komt samen zonder leraar, maar wordt ondersteund door een facilitator. Je leert van het cursusmateriaal samengesteld door experten en van elkaar.
3. 42 school
Een online en offline school voor programmeurs die 24/7 open is. Er zijn geen lessen of leraren. Groepjes van studenten werken samen aan projecten. Als ze een project goed afronden, unlocken ze een volgend level. De opleiding is gratis, want gesponsord door een Franse miljonair. Wel een toelatingstest van 4 weken.
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter