Zo doen zij het
Zelfsturing in de kleuterklas: “Kinderen worden leraar als jij niet kijkt”
“Zelfsturing bij kleuters is mondjesmaat loslaten.” Juf Vera van VBS De Loopbrug geeft het stuur van haar klas deels af aan haar kleuters. “Hoe ze soms moeilijke dingen in klare taal uitleggen aan elkaar. Mooi om te zien.”
Zelfsturing kort gezegd:
- Het centrale keuzebord is voor de leerlingen de draaischijf.
- Samenwerken en afstemmen met je collega is cruciaal.
- Je hebt meer tijd voor individueel contact met je leerling.
- Je team heeft tijd en ruimte nodig om zich aan te passen en fouten te maken.
- Je moet je evaluatiesysteem richten op zelfsturend werken.
Hoe kan je met kleuters zelfsturend werken?
Vera Deschacht: “Centraal in het lokaal staat ons grote keuzebord. Met pictogrammen tonen we 10 tot 15 activiteiten waarop de kinderen kunnen inchecken. Sommige taken kunnen ze de hele week aanpakken, andere moet iedereen op het einde van de dag afgewerkt hebben. We spreken niet graag van moetjes. Wij kiezen voor klimmertjes en werken met registratiekaarten waarop we ’s avonds samen met de kinderen evalueren. Wie niet klaar is, kan dan aangeven waarom iets niet lukte.”
“Op het keuzebord zien de kinderen ook met hoeveel ze een activiteit moeten uitvoeren en in welk lokaal ze plaatsvindt. De leerlingen zoeken zelf al hun materiaal en bergen het daarna ook netjes op. Ik zet niks meer klaar. Via het bord houden we als leraren of ondersteuners het overzicht: wie is waar bezig, en met welke opdracht.”
“Omdat we klasdoorbrekend te werk gaan, kunnen leerlingen veel van elkaar leren. De kleuters leren bijvoorbeeld veel van de leerlingen uit het eerste leerjaar, en andersom. Hoe ze soms moeilijke dingen in klare taal aan elkaar uitleggen. Mooi om te zien.”
“Terwijl de leerlingen aan hun traject werken, richten we ook ‘miniklasjes’ in. Dan zitten we rond een tafel met enkele leerlingen voor korte, gerichte instructie of om nieuwe technieken te tonen. We merkten wel dat niet alle kinderen uit zichzelf zo’n miniklasje bijwonen als ze dat nodig hebben. Daarom verplichten we er sinds kort sommigen toe.”
Vroeg het grote aanpassingen om zelfsturend te werk te gaan?
Vera: “Ja. In het begin gaf de directeur ons 6 weken om deze aanpak uit te proberen. Ze maakte ons vrij van alle mogelijke randtaken, zodat we uitgebreid konden experimenteren. Nu werken we zelfsturend van de tweede kleuterklas tot het zesde leerjaar.”
“Voor een kleuterleraar is de overstap naar zelfsturend werken niet zo groot. Maar de leraren van de lagere school hadden wel wat tijd nodig. Zo had mijn collega van het eerste leerjaar moeite met het lawaai veroorzaakt door open klassen. Het is bijna nooit meer muisstil in de klas.”
“Samenwerken en afstemmen met mijn collega, dat was mijn grootste aanpassing. Toen ik mijn klas voor mezelf had, kon ik kort op de bal spelen en ineens het roer omgooien: ‘We gaan buiten planten en zaaien, hup, botjes aan’. Nu lukt dat niet meer zonder af te stemmen met de collega.”
Welke argumenten overtuigden je om zelfsturend te werken?
Vera: “Onze directeur vond het nieuwe leerplan het ideale moment om klasdoorbrekend te werken. Dus stapten we in een proeftuinproject met begeleiding van een verandercoach.”
“We gingen op werkbezoek bij andere scholen, om er tips en ervaringen op te pikken. Tegelijkertijd werkten we aan een open houding binnen ons team en schreven we onze nieuwe visie uit. Die werd niet van bovenaf opgelegd.”
“Cruciaal was dat we ruimte kregen om te vallen en weer op te staan. Als we vastliepen, contacteerden we onze verandercoach, om te zien wat werkte of wat een alternatief kon zijn. We stonden er niet alleen voor.”
“En ondertussen heeft onze directeur het trouwens van die verandercoach overgenomen. Ze schoolde zich bij, zodat we ook intern iemand hebben waarmee we van gedachten kunnen wisselen als we op moeilijkheden botsen.”
Waar botste je zoal op?
Vera: “We kunnen niet meer toetsen zoals vroeger. Daarom bedachten we een nieuw evaluatiesysteem. Nu werken we met een leerlingvolgsysteem waarmee we de ontwikkeling van onze leerlingen monitoren. Een kleurencode vertelt ons snel welk kind welke doelen nog moet behalen. Zo kunnen we makkelijk bepalen wie een zelfstandig traject doorloopt en wie een miniklasje bijwoont.
“Je hebt ook geen eigen klas meer: je moet openstaan voor de input en gewoontes van collega’s. En in het begin had ik vaak het gevoel dat ik die dag niets had afgewerkt. Ten onrechte, want de leerlingen deden dat wel.”
“Maar de voordelen halen het ruim van de nadelen: je hebt meer tijd om mee te spelen of te werken met enkele kinderen, en ze van dichtbij te begeleiden. Je bent vaak met heel veel dingen tegelijk bezig. Het ene moment leer je kinderen in de beweeghoek een conflict oplossen, het andere differentieer je volgens taalniveau.”
“Er gebeurt veel op een dag, je kan niet alles gezien hebben. Net daar ligt het krachtigste moment van zelfsturend werken: als je niet kijkt, worden kinderen zélf leraar.”
Log in om te bewaren
GEERT
30 augustus 2021Heel mooi geformuleerd. Ik neem deze info mee.bedankt!
Laat een reactie achter