Tips
Pak jij groepswerk in de klas goed aan? Doe de check!
Hoe deel je groepen in bij groepswerk? Hoe vermijd je conflicten, hoe stimuleer je een eerlijke taakverdeling? En vraag je je leerlingen om ook elkaar te evalueren? 9 checks voor sterk groepswerk van Jan T’Sas (UAntwerpen): doe jij het al goed?
Slimme groepen
1. Ik maak groepen net groot genoeg
Een gouden getal voor een goede samenwerking bestaat niet, maar met 3 tot 5 leerlingen zit je goed. Voor kleinere opdrachten of veel spreekkansen zou ik groepjes van 3 aanbevelen. Voor grotere projecten of als je focust op sociale vaardigheden, verdeel je het werk beter over minstens 4 mensen. Probeer je meer dan 5 leerlingen te laten samenwerken, dan onttrekt een van de groepsleden zich sneller aan het werk en raakt de groepsdynamiek verstoord.
2. Elke leerling kent zijn rol
Duidelijke groepsrollen helpen om elke leerling te laten participeren. Zoals de voorzitter, de materiaalman, de verslaggever, de presentator, de bemiddelaar … Geef leerlingen bij een eerste project een rol vanuit hun sterktes of laat ze zelf kiezen. In een volgende fase kan je roteren, zodat iedereen leert om ook rollen op te nemen die minder evident zijn. Ook waardevol: je leerlingen die elkaar feedback geven over de manier waarop ze hun rol invulden.
3. Ik hou rekening met talenten
Belangrijk is de vraag of de groepsleden complementair zijn. 5 creatieve chaoten die luchtkastelen bouwen, werkt niet. Laat je leerlingen vooraf de kwaliteiten van zichzelf en van klasgenoten benoemen of invullen op kwaliteitsfiches. Wie schrijft goed, wie is een kei in presenteren? Niet evident voor leerlingen om elkaar in te schatten. De ideeënfontein die snapt dat hij het beste rendeert als de leerling naast hem duidelijke lijnen uitzet, kiest bewuster. Bij een eerste groepswerk kan het helpen als leerlingen mogen kiezen. Maar op de werkvloer moet je ook kunnen samenwerken als het niet klikt. Wissel dus niet te snel, geef groepen ook de ruimte om het te doen werken.
Zet ik sterke en minder sterke leerlingen samen?
Zet ik sterke en minder sterke leerlingen samen?
Heterogene groepen zijn een meerwaarde. Maar als de verschillen te groot zijn, trekt de sterkere leerling gefrustreerd het werk naar zich toe en haakt de minder sterke leerling af omdat hij niets bijleert. Zo raakt de groepsdynamiek grondig verstoord. Ook over een culturele mix zijn de meeste onderzoekers het eens. Die maakt de samenwerking op korte termijn niet eenvoudiger, maar in the long run heeft elke partij er baat bij.
Bij sommige leerlingen bots je met groepswerk op je grenzen. Samenwerken zorgt onvermijdelijk voor onduidelijkheid en vergt veel interactie. Voor een leerling met bijvoorbeeld ASS kan dat enorm stresserend zijn. Bij beheersbare projecten kan dat een erg leerrijke ervaring zijn. Maar baken bij grote projecten de taken duidelijk af of geef een individuele opdracht die het groepswerk ondersteunt.
Ruimte voor overleg
4. Ik maak tijd tijdens de les
Leerlingen overleggen bij voorkeur tijdens je les. Zo weet je sneller wat er speelt. Een groepswerk dat spaak loopt, ontbreekt het vaak aan duidelijke doelen, afspraken of gespreksregels. Soms is de opdracht te simpel en denkt een leerling: dit kan ik even goed in mijn eentje.
5. Ik toon hoe het moet
Op tijd ingrijpen, het probleem benoemen voor de etterbuil openbarst en zoeken naar oplossingen: dat is jouw taak. En toon je leerlingen hoe ze constructief overleggen. Wat geldt voor je leerlingen, is voor jou en je collega’s even belangrijk: stem goed af met elkaar. Niets zo vervelend als leraren die tegenstrijdige feedback geven.
6. Ik volg op de voet
Vraag geregeld schriftelijke verslagen om de vorderingen op te volgen. Zo vang je een hoop vliegen in 1 klap. Wie doet wat tegen wanneer? Je geeft leerlingen – zeker als je voor een sjabloon zorgt – een houvast om gestructureerd te overleggen. En leerlingen ontdekken hoe je verslag uitbrengt. Iets wat in elke job van pas komt. Daarom is het belangrijk dat elk groepslid elke taak oefent. Tot slot is een logboek ook nuttig om onderhuidse problemen te detecteren.
Transparante evaluatie
7. Mijn evaluatiecriteria staan op punt
Hoe je evalueert, moet al bij de voorstelling van de opdracht duidelijk zijn. Wat moeten de leerlingen kennen en kunnen? Hoe beoordeel ik dat? Wat is de verhouding tussen proces- en productevaluatie? En welk gewicht krijgen peer- en zelfevaluatie?”
Bij projectwerk beoordeel je vaardigheden en complexe competenties. Denk goed na over je aanpak. Rubrics of checklists met maximaal 7 elementen vormen een betrouwbaar instrument. Bepaal vooraf hoe zwaar elk aspect doorweegt in de evaluatie. En negeer je buikgevoel niet als je rubric een cijfer oplevert dat je niet lekker zit.
8. Ik waardeer individuele inspanningen
Geef naast het groepswerk altijd een taak waarop je een individueel cijfer kan geven. Laat ze bijvoorbeeld eigen conclusies trekken over het groepswerk. In elke groep vind je leerlingen die voor zichzelf de lat hoger leggen dan anderen. Die prestatie moet je erkennen om te vermijden dat gemakzuchtige leerlingen meesurfen op de werkkracht van anderen. Je kan zelfs op je examen een vraag over het project stellen.
9. Leerlingen evalueren mee
Laat bij groepswerk niet enkel je eigen oordeel meetellen. Onderzoek is duidelijk: leerlingen kunnen elkaar prima evalueren, al op jonge leeftijd. De cijfers die ze elkaar toekennen leunen bovendien dicht aan bij je eigen oordeel.
Aan peerevaluatie hangen voorwaarden vast. Laat leerlingen met elkaar in dialoog gaan vóór ze elkaar cijfers toekennen. Feedback is belangrijker dan punten. Zo staan ze meer open voor kritiek en hebben ze minder de neiging om hun oordeel te verbloemen of aan vriendjespolitiek te doen. Elkaar punten toekennen hou je beter anoniem. Op papier of met een online tool zoals Teammates, Peergrade of Additio. Zo voelt iedereen zich veilig genoeg om kritische feedback te geven.
Kunnen mijn leerlingen elkaar wel evalueren?
Kunnen mijn leerlingen elkaar wel evalueren?
Aan peerevaluatie hangen voorwaarden vast. Laat leerlingen met elkaar in dialoog gaan vóór ze elkaar cijfers toekennen. Feedback is belangrijker dan punten. Zo staan ze meer open voor kritiek en hebben ze minder de neiging om hun oordeel te verbloemen of aan vriendjespolitiek te doen. Elkaar punten toekennen hou je beter anoniem. Op papier of met een online tool zoals TEAMMATES, Peergrade of Additio. Zo voelt iedereen zich veilig genoeg om kritische feedback te geven.
Als de groep daar rijp voor is, kunnen je leerlingen elkaar ook in onderling overleg cijfers toekennen. Dat werkt het best als je de groepsscores laat vertalen naar individuele scores. Concreet: als je groepscijfer 7/10 is, geef je aan een groep van 5 in totaal 35 punten (7×5) die ze onder elkaar verdelen, maar wel met een limiet, bijvoorbeeld -2 of +2 punten. Een leerling kan dan 9/10 krijgen als een andere een 5 krijgt, of 2 groepsleden een 6.
Wanneer je peerevaluatie in de klas bespreekt, gaat het er soms heftig aan toe. Je leerlingen verliezen zich misschien in ‘Ik wil gelijk hebben’ en ‘Jij moet zwijgen’. Of omgekeerd: ze sparen elkaar en schuwen kritische vragen. Uit internationaal onderzoek weten we dat de grootste winst zit in exploratieve gesprekken: de dingen rationeel en correct benoemen. En dat kunnen je leerlingen leren.
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter