Zo doen zij het
De tienerschool: ‘Liever 2 zachte overgangen dan 1 keiharde”
De Brusselse tienerschool wil 4 jaar lang de zachte schakel tussen basis en secundair zijn. Ze mikt daarvoor recht op het tienerbrein. Of dat altijd even goed lukt? Directeur Frieda Luppens en beleidsondersteuner Sylvie Varrewaere leggen de werking op tafel.
Wat zijn de troeven van een tienerschool? Waar spelen jullie op in?
Frieda: “Een tienerschool brengt leerlingen samen die tussen de plooien van ons onderwijs vallen. De opgeschoten kinderen die het basisonderwijs ontgroeid zijn en de 12- en 13-jarigen die als piepkuikens in het secundair landen. Als je naar hun mentale ontwikkeling kijkt, horen leerlingen tussen 10 en 14 gewoon samen. Dan vinden ze rust, maken ze dezelfde emoties en groei door, leren ze van elkaar en moeten ze geen moeilijke studiekeuze maken terwijl de hormonen door hun lijf gieren.”
Sylvie: “We enten onze aanpak op wat die jonge tieners uniek maakt. Ze willen van verantwoordelijkheid proeven, maar niet losgelaten worden. Ze blokkeren bij meervoudige instructies, dreigende vingers en vage feedback als ‘een tandje bijsteken volgende keer’. Groeien meer van persoonlijke remediëring dan van klassikale. Als je dat weet als leraar, geef je makkelijker en effectiever les. Daarom is ‘Het tienerbrein’ van Jelle Jolles verplichte lectuur voor al onze leraren. Een tiener kan je met 1 rake opmerking breken of doen groeien. Wij willen het laatste.”
Mixt de school het beste van basis en secundair?
Sylvie: “Eigenlijk trekken we het sterkste van basisonderwijs wat langer door. Ontzettend mooi hoe leerlingen daar in hoeken werken, individuele begeleiding en warmte krijgen. In het secundair vreet tijdsdruk dat aan. Race je van klas naar klas om aardrijkskunde te geven aan de hele eerste graad.”
“We volgen onze leerlingen kort op en roosteren tijd voor gesprekken in de opdracht van mentoren. Zoiets mag niet tussen de soep en de patatten. Of alleen op afspraak: Zit je ergens mee? Wacht, volgende week heb ik 15 minuten tijd’. Nee, wij kunnen meteen tijd maken voor zo’n gesprek.
Frieda: “Elke ochtend begint met een ‘sterke start’. Leerlingen krijgen tijd om te vertellen hoe het thuis gaat, wat in hun hoofd spookt. Ze mogen hun klas zelfs voor het belsignaal binnen voor een persoonlijke babbel met de mentor. Die houdt tijdens het schooljaar ook feedbackgesprekken over leerproces en welbevinden. Kijk, leraren lezen de lichaamstaal van hun leerlingen. Ze zien snel of een leerling een goede of slechte dag heeft. Maar missen in het secundair soms de tijd om daarmee iets te doen. Wij laten dat niet passeren.”
“Anders dan in de meeste basisscholen krijgen leerlingen in onze tienerschool wél les van verschillende vakleraren. Subtiel groeien ze daarin: de jongste tieners tellen minder leraren dan de oudste. Opvallend: er lopen veel masters rond op onze school. Het bewijst hun nood om meer te zijn dan de expert die zijn vak overbrengt. Ook zij willen dicht bij leerlingen staan, samenwerken met collega’s en tijd krijgen om werkvormen uit te testen. Drukt dat het niveau van wiskunde of Frans? Wel integendeel.”
Sylvie: “Eilanden bestaan hier niet. Leraren bereiden samen thema’s als e-dentiteit of diver-city voor vanuit hun expertise: tijd, natuur, mens … Intensief, want 6 weken lang tillen we elke steen op, kijken we vanuit alle invalshoeken. Maar eerst vlooien we wel alle leerplannen uit en verdelen we de leerdoelen.”
“Alles culmineert in onze talentenwerking. Geen hobbyclub op vrijdagmiddag, maar een doelbewust stukje in ons traject rond studiekeuze. Dan staat onze leraar Frans boven de kookpotten of ruilt onze leraar L.O. zijn sportzaal voor de klas voor interactieve lessen over spieren en interviewtechnieken. Dan beseffen leerlingen dat ze niet fulltime in het zwembad zitten als ze vanaf de tweede graad voor het studiedomein ‘Sport’ kiezen.”
Geen klassieke gang met aparte klassen in deze tienerschool. Hoe belangrijk is de architectuur voor je aanpak?
Sylvie: “Als je leerlingen wil laten samenwerken of verantwoordelijkheid wil geven, moet je voldoende vaak uit klassieke klaslokalen en banken breken. Dan heb je een grote tribune nodig naast flexibele leer- en overlegruimtes. Ideaal voor onze talentenwerking en persoonlijke begeleiding.”
Frieda: “Dat we over de architectuur mochten nadenken, was een groot cadeau. Het gebouw stimuleert samenwerken, leren van elkaar en bewegen. Leerlingen en leraren vinden elkaar zonder dat we het opleggen. De openheid en kleur van het gebouw zit ook in mijn team. Hier lopen geen grijze muizen met oogkleppen. Toch hebben we ons soms mispakt. Vandaag stellen we vast dat we het aantal klaslokalen iets te zuinig begroot hebben. Voor een instructie kruipen leraren graag in een aparte klas, terecht trouwens.”
Sylvie: “Dit jaar plukken we voor het eerst de vruchten van onze mooie school. Tot nu gaven we les in een bouwwerf: evenveel werkmannen als leraren, evenveel boren als boekentassen. Nu komen de kinderen achteraan binnen via een parkje, niet meer in het geraas van de drukke steenweg. Daarmee koop je echt een hele schooldag rust.”
Een school starten met veel zelfsturing, hoe hou je het haalbaar voor leraren?
Sylvie: “Onze start liep wat moeilijk. Iedereen was zo enthousiast, zag de ideale school haarscherp voor zich en tekende die mee uit. Maar voor de klas merkten leraren dat theorie en praktijk af en toe botsen. We gingen er bijvoorbeeld vanuit dat onze oudste leerlingen probleemloos naar zelfsturing zouden schakelen. Maar we kwamen er snel achter dat we meer tijd moeten nemen om ze dat aan te leren. Onze verwachtingen naar leerlingen waren soms te hoog.”
Frieda: “Ook onze leraren lieten we misschien te los. Hun ongelimiteerde drive is bloedmooi, maar niet zonder risico. Mensen knalden op muren, raakten uitgeput. Dus grepen we in: we zetten onze vergadercultuur op een lager pitje, leerden sneller knopen hakken en voor realisme kiezen: ‘Stop, dat nieuwe lespakket tegen volgende week lukt nu niet. Geen probleem’.”
“Tegelijkertijd waken we erover dat we allemaal trouw blijven aan onze visie. Als je de pedalen even verliest, grijp je gauw terug naar wat bekend en veilig is. Zoals gesloten klaslokalen. Maar als we dat doen serveren we oude wijn in nieuwe zakken. Terwijl we met de tienerschool het onderwijs net willen omdenken.”
Kleurt de tienerschool makkelijk binnen de onderwijswetgeving?
Frieda: “Het is soms een beetje zoeken. De tienerschool heeft geen eigen instellingsnummer. Administratief combineert ze vestigingsplaatsen van een basis- en secundaire school. Daarom moeten we rekening houden met specifieke wetgeving voor beide onderwijsniveaus. De maximumfactuur geldt dus ook voor vijfde en zesde leerjaar van de tienerschool en leerlingen stromen niet automatisch door naar het eerste jaar secundair op dezelfde campus. Ze moeten zich opnieuw inschrijven en hebben geen voorrang.”
Tot slot: de tienerschool wil een zachte overgang van basis naar secundair. Maar creëert zo 2 overstappen. Maak je het dan niet moeilijker?
Sylvie: “Niet echt. Liever 2 goed getimede, zachte overgangen dan 1 keiharde. Na het zesde leerjaar komen kinderen in een nieuwe school terecht, met een aanpak die vaak haaks staat op wat ze kennen. Bij ons groeien ze door. Ze vinden 4 jaar lang een warme, veilige omgeving met alleen maar leeftijdsgenoten. En worden intensief begeleid om een gerichte studiekeuze te maken.’
Frieda: ‘Op het einde van de rit vertrekken ze hier als kleine jongvolwassenen. Duidelijk gegroeid en zelfbewust genoeg voor het vervolg van hun schoolloopbaan. Of ze alles meekrijgen wat ze later nodig hebben, checken we bij onze ouders en afgestudeerde leerlingen. Hun feedback doet onze jonge school dan weer groeien.”
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter