Gesprekstips
Zo praat je met leerlingen die schoolmoe zijn
Hoe praat je met schoolmoeë leerlingen om hen aan boord te houden? Hoe breng je na enkele schorsingen de verbinding met de school weer op gang? CLB‑medewerker Leen puurt gesprekstips voor leraren uit haar ervaring.
Leen De Weirdt begeleidt als CLB-medewerker bij TOPunt Gent vzw kwetsbare leerlingen gedurende een paar jaar, zelfs als ze van school veranderen. “Schoomoeë jongeren vinden het uitputtend om telkens met een nieuwe CLB-medewerker een vertrouwensband op te bouwen. Daarom krijgen ze bij ons begeleiding van een netoverschrijdende CLB-medewerker.”
Scholen doen een beroep op Leen en haar collega’s als de school en het CLB aangeven dat een leerling dreigt af te haken. Deze leerlingen hebben een rugzak: al enkele keren geschorst of van school gewisseld, vaak afwezig, een moeilijke thuissituatie. “Ze missen continuïteit in hun begeleiding. Ik laat ze niet meer los tot ze een diploma hebben. Maar ook leraren op school kunnen blijven aanklampen.” 9 gesprekstips.
1. Toon perspectief
Leen De Weirdt: “Vraag waar de jongere zelf naar verlangt, van droomt of wil verwezenlijken. Profvoetballer of acteur? Alle jongeren – ook kansarme, kwetsbare – hebben het recht om te dromen. Dat toekomstperspectief is een goed vertrekpunt. Hoe kan je die wens bereiken? Welke vaardigheden heb je daarvoor nodig? Trainen, discipline, op tijd komen. Dat zijn vaardigheden waar we van kunnen vertrekken. Door stap voor stap te werken krijgt de jongere op een haalbare manier een nieuw perspectief.”
“Een keer zei een schoolmoe meisje: ‘Ik wil zo snel mogelijk van jou af zijn.’ Ik heb haar gezegd: ‘Prima, dat snap ik. Ik ga je daarbij helpen.’ Intussen werk ik al 5 jaar met haar en is haar doel een diploma halen.”
2. Vertrek van het positieve
Leen De Weirdt: “We vertrekken te vaak vanuit een negatieve situatie met een leerling. ‘Hij luistert niet, is nooit in orde met huiswerk.’ Al die uitspraken stapelen zich op, waardoor er een verwachtingspatroon ontstaat. Dat is demotiverend voor de jongere: wat die ook doet, hij ontsnapt niet aan een brandmerk.”
“Je vertrekt beter van wat er wél is. Is de schoolmoeë jongere regelmatig aanwezig op school? Wat doet hij goed? Start een eerste gesprek vanuit het positieve en niet pas bij negatieve signalen. Op die manier maak je meer kans op verbinding en vertrouwen. Jongeren leven in het nu. Als ze vandaag wel in orde zijn met iets en een leraar vertrekt van alle negatieve dingen van de voorbije tijd, wek je een defensieve houding op.”
“Om te zien hoe leerlingen zich voelen, kan je hen laten aanduiden op een schaal van 0 tot 10 waar ze staan. 0 is ‘ik wil niet meer naar school’, 10 is ‘ik wil elke dag naar school’. Als ze 0 aanduiden, vraag je ze: ‘Wat moet er gebeuren om dat cijfer te laten opschuiven naar bijvoorbeeld 8?’ Duid een leerling 5 aan en heeft hij al slechte punten, dan loop je het gevaar om die leerling te verliezen en is het nodig om er extra zorg aan te besteden. Voor leerlingen die er niet goed voorstaan, is deze periode nefast. Ze zien het bos niet meer door de bomen omdat taken en toetsen zich opstapelen. Wie de hele tijd het gevoel heeft dat de zaken niet onder controle te krijgen zijn, haakt af. Trek op tijd aan de alarmbel.”
3. Praten werkt soms (niet)
Leen De Weirdt: “We gaan ervan uit dat praten het enige is wat helpt, maar dat is niet zo. Als een leerling niet antwoordt, trap je gemakkelijk in de valkuil om de antwoorden zelf in te vullen. Net dat moet je te allen prijze vermijden.”
“Zo begeleid ik een meisje met ADHD in bso. In het begin schokschouderde ze bij elke vraag ‘ik weet het niet’. Er kwam maar geen dialoog op gang. Maar ik wist dat ze graag tekent. Dus gaf ik haar een aantal vragen op papier en liet haar de antwoorden tekenen of in klei maken. Praten ging plots gemakkelijker.”
“Ze maakte een tekening met een leerling in het midden en schreeuwende leerkrachten rondom zich. Zo voelt een dag aan voor haar. Ik krijg nog kippenvel van die tekening. In klei maakte ze een dartboard met zichzelf als middelpunt en pijltjes als symbool voor de opmerkingen van haar leraren. Dat meisje liet me zo op een aangrijpende manier zien hoe ze zich voelt. De hele dag door krijgt ze opmerkingen: ‘Zit stil, doe dit, doe dat’. Ik nam die tekening mee naar de klassenraad waardoor de collega’s die leerling plots veel beter begrepen.”
“Het is een goed idee om gesprekken visueel te ondersteunen. Probeer bijvoorbeeld eens een kalender met alle dagen in kleur waarop een leerling te laat komt of spijbelt. Of zet op een blad enkele woorden die het gesprek samenvatten. Zo heb je iets om de volgende keer weer mee te starten. Vaak denken leerlingen dat praten nergens heen gaat. Met zo’n kernwoord kan je het volgende gesprek beginnen met: ‘Klopt dit nog?’ of ‘Is er iets veranderd?’”
4. Verander van strategie als die niet werkt
Leen De Weirdt: “Moeilijke leerlingen krijgen in de meeste scholen een contract. Dat loopt vaak al bij aanvang mis. Zo’n contract wordt nog te veel opgesteld door de school. Het enige wat de leerling kan doen, is het ondertekenen, want anders riskeert hij uitsluiting.”
“Een contract is een wederzijdse overeenkomst. Ga daarom in gesprek. Bespreek wat moet, maar luister ook wat belangrijk is voor de leerling. Zorg dat het contract perspectief biedt en niet het ticket is naar een andere school. We praten te veel óver leerlingen in plaats van mét hen. Oplossingen werken altijd beter als de jongere ze zelf bedenkt. Zo krijgen ze weer de verantwoordelijkheid voor hun eigen traject.”
5. Werk herstelgericht
Leen De Weirdt: “Schoolmoeë jongeren die van hun vorige school weggestuurd zijn, starten met een defensieve houding op een nieuwe school. Dat komt vaak omdat het conflict op hun vorige school nooit is uitgepraat of afgesloten. Ze slepen dat conflict mee. Ze weten dat ze een fout hebben gemaakt, maar kregen geen kans om die fout te bespreken, te plaatsen of er iets uit te leren.”
6. Wees alert
Leen De Weirdt: “Scholen, ouders of jeugdvoorzieningen raadplegen me soms pas als ze de leerling al 16 of 17 jaar is. Vaak is het dan moeilijker om nog een kantelmoment te creëren. De rugzak is te groot vol faalervaringen en mislukkingen. Wees daarom alert en signaleer op tijd je bezorgdheden aan het zorgteam of CLB‑medewerker
7. Geef tijd
Leen De Weirdt: “De tijdsdruk om de leerdoelen te halen is groot. Het moet vooruitgaan. Maar gedragsverandering is een traag groeiproces. Het vraagt soms een half jaar voor een leerling antwoordt op mijn vragen om contact. Ik laat de leerling even gerust, om het na 3 weken weer te proberen, tot ik tot een vorm van gesprek of afspraak kan komen en er basisvertrouwen is. Dat is geen tijd nemen, maar tijd géven.”
8. Geef niet te snel op
Leen De Weirdt: “Het kan gebeuren dat een leerling zodanig de moed heeft opgegeven dat hij blijft volhouden dat alles in orde is. Blijf investeren in de vertrouwensband. Langzaam aan groeit het vertrouwen en vertelt een leerling wel iets aan je. Andere jongeren testen mij. Ze antwoorden niet op mijn berichten en kijken de kat uit de boom, of ik hen echt zal helpen.”
9. Wees authentiek
Leen De Weirdt: “Jongeren voelen aan of je authentiek bent. Probeer jezelf te zijn. Stel een vraag waarop je echt een antwoord wil. Doe de dingen waar je je comfortabel bij voelt. Als een aanpak je niet ligt, vraag dan hulp bij iemand die de situatie anders zou aanpakken.”
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter