In sommige handboeken wiskunde is de taal van de vraagstukken te moeilijk
Karima Legoui, leraar 6de leerjaar, BS De Muziekladder, Schaarbeek
Zo doen zij het
Invulboeken krijgen regelmatig kritiek: ze zijn duur, niet duurzaam, beperkend en zouden een rol spelen in de dalende onderwijskwaliteit. Dan maar beter zelf cursussen maken – jij bent tenslotte de expert? Deze 4 leraren switchen slim tussen beide. “Een handleiding klakkeloos volgen, doe ik nooit.”
Karima Legoui, leraar 6de leerjaar, BS De Muziekladder, Schaarbeek
“Het liefst zou ik voor alle vakken een eigen cursus maken die ik elk jaar kan aanpassen aan de noden van de leerlingen, maar dat is niet haalbaar qua tijd. Voor WO ontwerp ik zelf lessen en voor Frans baseer ik me op de methodiek van taalkampen die ik begeleidde. Dat spelenderwijs en thematisch leren miste ik in het handboek. Voor wiskunde en Nederlands gebruik ik wel een methode. Maar ook die handleidingen volg ik niet voor de volle 100%. Ik start vaker vanuit een opdracht, zoals ‘stel je familie voor’ en zoek dan samen met de kinderen de woordenschat die ze daarvoor nodig hebben.”
“Als mijn collega’s en ik een handboek kiezen, kijken we door de ogen van onze leerlingen. Soms zijn de vraagstukken in het Nederlands te complex en begrijpen we ze zelfs als leraar niet meteen. Dan wegen we af of een handboek wiskunde in eenvoudigere taal nuttiger is. Veel handboeken bevatten ook uitbreidingen op het leerplan. Een goede zaak, want de doelen zijn soms vaag of minimalistisch. Maar ook hier selecteren we: welke uitbreidingen dienen ons publiek het meest? Soms kan je beter herhalen wat ze zeker moeten kennen. En bevat de handleiding genoeg extra materiaal om te differentiëren?”
“Niet elke les lukt goed van de eerste keer. Je hebt gemiddeld 3 schooljaren nodig om je cursus op punt te stellen. Daarna wil je toch een paar jaar genieten van je werk. Maar het is nooit af. Nu schakelen we over op ‘ijsbergrekenen’, met nog meer nadruk op automatiseren en concrete onderwerpen. Dat betekent: samen met de collega’s veel nieuw materiaal zoeken en maken. Maar als de leerlingen erbij gebaat zijn, doen we dat graag.”
Sam Pauwels, leraar natuurwetenschappen, Sint-Jozefsinstituut, Geraardsbergen
“Voor mijn vak ‘wetenschappelijk onderzoek’ in het tweede jaar heb ik veel vrijheid. Het leerplan omvat de domeinen biologie, fysica en chemie, maar je mag kiezen met welke projecten je de leerdoelen haalt. Soms moet je maar 2 van de 5 voorgestelde doelen realiseren. Cursusmateriaal ontwerp ik zelf, zo kan ik mijn lessen afstemmen op de interesses van de leerlingen. Mijn STEM-klas laat ik technische onderwerpen onderzoeken. Mijn leerlingen van de Moderne Taalklassen houden van herkenbare onderwerpen, zoals laserlicht in discotheken of de netels in de tuin.”
“‘Een boot is zo zwaar, hoe kan die blijven drijven?’ Als je niet gebonden bent aan een boek, kan je de les starten met een verrassende vraag. Of doe-opdrachten en labo inlassen, want elke leerling wil graag eens iets doen ontploffen. Met een minidosis waterstofgas en een lucifer horen ze een doffe knal. Een ideaal vertrekpunt om de gigantische ontploffing in Beirut in 2020 uit te leggen. Zo loods ik de actualiteit binnen.’
“Natuurlijk kruipt daar werk in, maar ik kan er mijn passie voor mijn vak in kwijt. Ik hoefde ook niet van nul te beginnen, de theoretische basiscursus nam ik over van mijn voorganger. Ik put ook uit handboeken van de universiteit of de bibliotheek. Bij elke les maak ik een Powerpoint, want die kan ik flexibeler aanpassen dan een bordboek. Mijn Powerpoints leverden me tijdens corona ook tijdswinst op: ik kon makkelijk schakelen naar online lessen. Dat materiaal deel ik graag met collega’s, en omgekeerd. Zo maken we elkaars lessen almaar beter.”
Wendy De Cauwer, leraar Engels en godsdienst, Broederschool, Stekene
“Toen ik zelf meewerkte aan een handboek voor godsdienst, zag ik hoe nauwgezet uitgeverijen aan de slag gaan. Alles in een handboek wordt in vraag gesteld: hoe past deze vraag hier, wat wil je hiermee bereiken? Elk onderdeel ondergaat de leerplandoelen-check. Verschillende personen lezen na op schrijffouten. Er zit veel denkwerk achter.”
“Mijn ervaring als co-auteur nam ik mee in mijn eigen cursussen: ik vertrek van de doelen en denk op voorhand na over de logische structuur. Voor mijn vak godsdienst in het Engels (CLIL) bestaat nog geen handboek, dus bouw ik een cursus uit met authentiek Engelstalig materiaal. De film ‘The Fault in our stars’ past bijvoorbeeld heel goed bij het terrein ‘pijn en lijden’ in de eerste graad. Mijn cursus blijft in ontwikkeling, want je botst altijd wel op iets wat er goed in zou passen. Dat houdt de job boeiend.”
“Het voordeel van eigen materiaal is dat je het door en door kent, en dat je niet de druk voelt om je boek helemaal ‘gezien’ te hebben. Want dat lukt bijna nooit. Je kiest zelf haalbare werkvormen, want de werkvormen in handleidingen vind ik soms te complex of niet realistisch in de voorziene tijd en ruimte.”
“Voor godsdienst in CLIL sta ik er dan wel alleen voor, maar voor Engels in 1B ontwikkel ik een lesmap en toetsen met collega’s van andere Broederscholen. Materiaal deel ik graag. Ik weet hoe druk starters het hebben en ik kreeg zelf al vaak hulp van ervaren leraren. Die traditie zet ik graag verder.”
Brigitte Booghmans, leraar Nederlands in B-stroom, GO! Atheneum Willebroek
“Als je alleen maar met een handboek werkt, worden de leerlingen de werkvormen beu. Zeker in 1B hebben ze afwisseling en drill nodig via spelvormen of bewegend leren. In de werkgroep van MOEV doe ik veel ideeën op. Soms organiseer ik een loopdictee op muziek of een ‘sneeuwballengevecht’ : leerlingen mikken proppen papier naar elkaar met schooltaalwoorden en noteren die. Ook met apps als Kahoot of via een virtuele zoektocht kan je variatie inbouwen. Ik pluk soms iets van Klascement en deelde er zelf een hoekenwerk over Amerika.’
“Materiaal om te differentiëren ontbreekt nog in het leerwerkboek van de B-stroom. De handleiding van 1A bevat een groter digitaal luik en oefeningen op verschillende niveaus. Het zou fijn zijn mocht de uitgeverij sommige van die oefeningen delen met 1B, voor de sterkere leerlingen. Nu ik door corona Bookwidgets leerde maken, ontwierp ik zelf enkele leerpaden met een verschillende moeilijkheidsgraad.”
“Anderzijds sla ik ook delen over van het handboek: het thema ‘iets opzoeken in het woordenboek’, bijvoorbeeld. Mijn leerlingen gebruiken hun computer als woordenboek, ik leer ze dus liever werken met de website van Van Dale. Wel jammer dat we al die bladzijden papier in het handboek verspillen. Kon je maar aparte lessen aankopen bij verschillende uitgeverijen en zo je eigen boek samenstellen.”
Log in om te bewaren
Joeri Vissers
27 augustus 2022Het beste uit twee werelden halen, flexibel switchen tussen beide... Mooi verwoord! Het betekent ook ouders 2 keer op kosten jagen, want in het secundair onderwijs zijn die dure leerwerkboeken zelf aan te kopen en wordt elke kopie aangerekend. Het kan ook anders, maar de didactische uitgeverijen hebben ondertussen allemaal gekozen voor het verdienmodel van de niet-herbruibare leerwerkboeken. Ik geef zelf les in het lager onderwijs en maak er werk van om economische en ecologische keuzes te maken. Ik heb bij mijn zonen in het secundair onderwijs genoeg leerwerkboeken gezien die eind juni nog niet voor de helft ingevuld waren. Een jaarlijkse kost van enkele honderden euro's per kind! Dat noem ik niet het beste uit twee werelden halen, dat noem ik pure geldklopperij!
G. De Vos
31 augustus 2022In leerwerkboeken kan je schrijven. Je kan de leerstof achteraf bewerken en instuderen met de afdektechniek. Schrijven en gespreid herhalen zijn effectieve studietechnieken. Dat kan je niet met spelletjes, ict of digitale presentaties. Invuloefeningen mogen wel geen gatenteksten zijn. De oplossingen moeten in de marge verzameld worden of met een voetnotensysteem. Er moet ook ruimte zijn om samenhangende teksten te schrijven. Opnieuw een voordeel om kennis en inzicht op te bouwen. Leerwerkboeken overbelasten bovendien het verbale geheugen niet. Door de lay-out, de foto's, de beeld- en geluidsfragmenten worden associaties gemaakt met andere hersenfuncties. Bij beeld- en geluidsfragmenten moet er een opgaveblad zijn om de leerstof te consolideren. Het moet de leerlingen helpen om de tekst beter te begrijpen. Het moet het leren aangenamer maken. Gebruik ook die verankering! Het belangrijkste is wellicht 'verwerkingstijd'. Digitalisering is goed voor de marketing van de school maar het effect is te vluchtig en mee verantwoordelijk voor de neerwaartse spiraal van ons onderwijs.
Laat een reactie achter