Specialist
Heeft zittenblijven zin?
Elk jaar kraken leraren harde noten in juni: zittenblijven of overgaan? Ze wikken en wegen op basis van cijfers, context, eerdere ervaringen. En volgen soms ook buikgevoel. Maar wat zegt de wetenschap? Onderzoeker Mieke Goos vertelt wat de impact van zittenblijven is. Directeur Yvan gunt je een blik achter de gesloten deuren van de klassenraad.
Mieke Goos, onderzoeker en lerarenopleider (UCLL en KU Leuven): “Eerst even de cijfers: Vlaanderen staat in de top 5 van Europa wat het aantal zittenblijvers betreft. 1 op de 8 kinderen doet een jaar langer over de lagere school. In het secundair blijft 1 op de 7 leerlingen minstens 1 keer zitten. In totaal blijft liefst 1 op de 4 leerlingen minstens 1 keer zitten tijdens zijn schoolloopbaan.”
“In de lagere school is het eerste leerjaar dé plek waar leerlingen het vaakst haperen. In het secundair spannen het derde en het vijfde jaar de kroon, de oneven jaren na een studiekeuze. En het overkomt jongens duidelijk vaker dan meisjes, althans in het secundair: daar is liefst 65 procent van de zittenblijvers een jongen.”
Appels en peren
“Onder leraren vind je voor- en tegenstanders van zittenblijven. Maar ook wetenschappers raken het niet altijd eens. Dat komt omdat niet elke onderzoeker dezelfde criteria hanteert. Kijk je naar effecten op korte of lange termijn? Vergelijk je zittenblijvers met leeftijdsgenoten of met hun nieuwe klas? In onze metastudie verwerkten we 11 eerdere onderzoeken en bekeken we zowel de korte als de lange termijn.”
“We vergeleken zittenblijvers met leerlingen die niet bleven zitten. Om te vermijden dat we appels met peren vergelijken, selecteerden we enkel studies die leerlingen met dezelfde achtergrond en dezelfde cijfers vergelijken. Het enige verschil: waar de eerste groep toch de kans kreeg om over te gaan, bleef de andere groep zitten.”
“Dichter bij een interventie- en controlegroep kunnen we niet komen. Die leerlingen werden verder opgevolgd. Wat deed zittenblijven met hun mentale welzijn en hun motivatie? Hoe evolueerden hun cijfers op korte en lange termijn? Hoe vaak haalden ze een diploma? De korte versie van onze bevindingen: op korte termijn zie je soms positieve effecten, vooral als leerlingen intensieve ondersteuning krijgen, maar op lange termijn is de impact overwegend negatief. Tot die conclusie komt ook Leerpunt.”
Buikgevoel
“Leraren kijken verbaasd op van die conclusies. Hun gevoel zegt immers vaak iets anders. En dat is begrijpelijk: leraren registreren vooral de gevolgen op korte termijn. En zien hoe leerlingen het vaak beter doen bij een tweede poging. Logisch ook, herhaling werkt. Maar die bonus is van korte duur.”
“Objectief kijken naar leerlingen die je door en door kent, is bovendien aartsmoeilijk. En niemand kan eromheen: onderzoek toont dat leerlingen met een zwakkere sociale achtergrond vaker blijven zitten dan leerlingen uit kansrijke milieus, ook als ze exact dezelfde cijfers hebben. Voelen leraren meer druk van ouders met een hoger diploma of inkomen? Is je vertrouwen in een positieve afloop groter omdat je meer kansen op extra ondersteuning binnen het gezin ziet?”
“Of interpreteren we signalen van kansarmoede verkeerd? Vergeet niet dat leraren meestal zelf uit de middenklasse komen. Desinteresse bij ouders, een gebrek aan motivatie bij de leerling: soms schuilt achter die houding de schaamte om hulp te vragen. Ze gaan ervan uit dat een ambitieuze keuze niet voor hen weggelegd is. Of ze missen de achtergrond om hun weg te vinden in ons onderwijssysteem.”
Blinde vlek
“Toch komt ook uit academische hoek kritiek op een negatieve beoordeling van zittenblijven. Sommige wetenschappers wijzen op de positieve kortetermijneffecten. Want wie de vergelijking maakt met jaargenoten, kan snel en duidelijk aantonen dat zittenblijvers beter scoren. Onderzoek naar de langetermijneffecten is voorlopig beperkter. Vaak kan je immers pas na jaren duidelijke resultaten op tafel kan leggen. Om die discussie te beslechten, is meer onderzoek nodig.”
“Een andere belangrijke focus voor toekomstig onderzoek: wat is de invloed van klasgroepen op het algemene niveau van leerlingen? Wat gebeurt er als je altijd iedereen meeneemt? Grotere niveauverschillen in de klas leggen meer druk bij de leraar. En dus zien kritische stemmen een parallel tussen het dalende aantal zittenblijvers en de mindere PISA-scores. Toeval of niet? Ook dat kan enkel grondig onderzoek uitwijzen.”
Glazen bol
“Exact hetzelfde programma opnieuw afwerken, zonder extra ondersteuning, helpt een leerling niet vooruit. Daarover bestaat geen discussie. In ons lager onderwijs is een copy-paste sinds 2016 ook verboden. Als je naar het buitenland kijkt, zie je veel variatie. In Noorwegen blijft niemand zitten. In de VS zijn flexibele leertrajecten de norm. Dan vertraag je enkel voor vakken die moeilijk lopen.”
“Maar in ons onderwijssysteem met jaarklassen vraagt dat veel van scholen. En wat heel verkeerd aanvoelt: als je ervoor kiest om een leerling extra te ondersteunen zodat hij toch de overstap kan maken naar een volgend leerjaar, krijg je daarvoor geen extra middelen. Terwijl een zittenblijver meestal een leerling is die een jaar langer blijft, en dus extra middelen oplevert.”
“Voorkomen is beter dan genezen. Leraren doen hun uiterste best om de achterstand van leerlingen tijdens het schooljaar weg te werken, en zien zittenblijven pas als een laatste noodgreep. Een lastige beslissing, die ze in eer en geweten nemen, met de beste bedoelingen. Want dat zittenblijven gemiddeld genomen een negatief effect heeft, betekent ook dat die beslissing voor sommige leerlingen misschien wél de juiste keuze kan zijn.”
“Aan leraren die straks op een deliberatie knopen moeten hakken, geef ik graag 3 zaken mee. Ten eerste: vergeet niet dat honderd procent objectief blijven onmogelijk is. Ten tweede: als leraar zie je zelden de negatieve impact op lange termijn. Je hebt geen glazen bol en je kan nooit voorspellen hoe het voor die ene leerling uitdraait. Ten derde: een leerling gewoon laten zitten, werkt niet. Als je die ingrijpende beslissing neemt, vraag je dan meteen ook af: wat kunnen we anders doen om die leerling volgend schooljaar wél te helpen groeien?”
In de klassenraad
Yvan Vonck, directeur GO! Atheneum Campus Kompas, Wetteren “Wij zijn een kleine school, 300 leerlingen in de tweede en derde graad. En dus kan ik als directeur zelf elke klassenraad voorzitten. Het is mijn taak om te bewaken dat elke beslissing correct tot stand komt. Dat ik iets verder van de leerlingen sta, helpt.”
“Op een klassenraad heb je de leraren die het voortouw nemen, volgers en collega’s die meer op de achtergrond blijven. Die onderlinge dynamiek kan de beslissing bepalen, zeker bij de twijfelgevallen. Dan moet je als voorzitter van de klassenraad je rol opnemen. Ook de zwijgers en de tegenstem het woord geven. En de lastige vragen stellen: ‘Hoe heb je die leerling begeleid? Hoe verklaar je dat tekort?’”
“Soms raakt de discussie verhit, nemen emoties de bovenhand. Je gaf een leerling ontelbare kansen, en dan vragen je collega’s je om nóg eens over je hart te strijken en het belang van je vak te verloochenen? Zeker als die leerling het uithing, is het menselijk om de hakken in het zand te zetten. Maar een C-attest mag geen straf zijn, wel een oplossing. Een nieuwe kans voor een leerling die wat aanmodderde, maar de richting écht aankan. En voor wie we geen toekomstdeuren willen dichtgooien.”
“In onze school delen we alles bij elkaar weinig C-attesten uit. We zetten veel centen op goed oriënteren. Als een leraar aangeeft dat een leerling inhoudelijk stevig tekort komt voor zijn vak, luister ik. Daarna zoeken we samen: in welke richting komen zijn talenten het best tot hun recht? Dat advies spreken we grondig met de leerling door.”
“Elektriciteit is de enige optie met arbeidsfinaliteit. Soms kiezen leerlingen tegen hun interesses en voor hun vrienden, om toch hier op school te blijven. Ergens logisch: dat B-attest voelt als een mislukking, dan zoek je stabiliteit. Als je samen met die leerlingen al tijdens het schooljaar andere pistes uitzoekt, durven ze die stap wél zetten.”
“Op de moeilijkste beslissingen bots je bij leerlingen die een heel jaar niet laten zien wat ze kunnen en voor het ene na het andere vak onvoldoendes halen. Meestal heeft dat een diepere oorzaak: problemen thuis, of ze voelen zich niet goed in hun vel. Pak je dan de oorzaak wel aan door ze te laten zittenblijven? Voor die leerlingen schieten we nog tekort.”
“Daarom volgen we ze vanaf volgend jaar korter op: meer eigenaarschap over hun leerproces en elke twee weken een gesprek met de klascoach. Zo willen we problemen voor zijn die anders pas op de volgende klassenraad aan de oppervlakte komen.”
“B- of C-attesten uitdelen, we doen het met de grootste zorg. En altijd in het belang van leerlingen. Soms houden we het bij een advies tot heroriëntering. Maar dat is niet bindend, en ouders zijn niet altijd bereid om het te volgen. Dan schuiven de problemen mee naar het volgende schooljaar en leiden ze met vertraging toch tot een B- of C−attest.”
“Tegelijk moet je achteraf soms toegeven dat je je vergist hebt, en die leerling een pak verder springt dan je voor mogelijk hield. Het besef dat je nooit helemaal weet waartoe een leerling in staat is: die twijfel houdt me scherp telkens ik een klassenraad binnenstap.”
Log in om te bewaren
Frans D
14 juni 2022De heer Vonck zal zijn werk waarschijnlijk wel goed doen,
zelf heb ik volgende ervaringen:
- leerlingen die niks doen in de klas
- zinloze klassenraden zonder remedie, dossiers worden verticaal geklasseerd
- op het eind van het schooljaar hebben de leerlingen voor 7,8 of 9 vakken onvoldoendes
- de directeur manipuleert de uitslagen zodanig dat alle lln een A-attest krijgen
- wat kunnen die lln volgend jaar gaan doen?
- op welk niveau moeten de leerkrachten van volgend jaar beginnen met les geven?
- en dan maar klagen dat het Vlaams onderwijs blijft dalen in kwaliteit
- en dan maar klagen dat je geen leerkrachten kunt houden
Annelore Delbecque
14 juni 2022Attest spreiding in de tijd is een verademing voor ouders, leerlingen en leerkrachten in een OV4 type 3.
Leerlingen met dezelfde capaciteiten, maar een enorme rugzak, moeten in een A-stroom kunnen blijven en dat is dan vaak de enige en ook beste manier.
Op die manier vermijden wij het watervalsysteem, maar leveren we gekwalificeerde jonge mensen af.
Niet onbelangrijk om deze kant eens te belichten.
Annelore Delbecque
Directeur Element
G. De Vos
19 juni 2022Begin jaren negentig had België het slechtste onderwijs van de OESO-landen. Discreet werd aan eindtermen gewerkt. Begin deze eeuw waren we bij de beste. Plots werd ons onderwijs een politiek thema. Via digitale media werd opgeroepen tot verzet tegen de eindtermen. Niet meer vertrekken van de kennis van de leerlingen - een basisprincipe in de didactiek - maar van de leerkracht. Forceren en selecteren i.p.v. stimuleren en oriënteren. Onder druk van de polarisatie tussen actieve en passieve leerstijlen verlieten veel leerkrachten het onderwijs. Het kennisniveau van de leerlingen zakte dramatisch en bereikte een dieptepunt tijdens corona. Als we weer willen aansluiten bij de Scandinavische top moeten we de eerste vier jaar van het middelbaar uitsluitend bezig zijn met talent. De laatste twee jaar moet elke leerling zijn afstudeerrichting gevonden hebben: studiegericht, arbeidsmarktgericht of beide. Cultureel, economisch, medisch of technologisch. Tijdens het uitrollen van de huidige - afgekeurde - hervorming kan al worden nagedacht over de volgende. Van kwantiteit terug naar kwaliteit. Van cognitie naar intelligentie.
Wim Van den Broeck
10 november 2023Dit klopt m.i. van geen kanten. In het onderzoek waarnaar verwezen wordt, is het kernprobleem wel degelijk dat er appelen met peren vergeleken worden. Zittenblijvers vormen nu eenmaal een (negatieve) selectie uit de populatie. De overgrote meerderheid van de studies proberen die selectie wat tegen te gaan door te zoeken naar zgn. vergelijkbare leerlingen die niet bleven zitten. Het is wiskundig aantoonbaar dat dit de negatieve selectie wel wat kan milderen, maar nooit volledig opheffen. Er bestaan wel degelijk geëigende methoden om dit probleem echt op te lossen, nl. in zgn. longitudinale studies waarbij men naar veranderingen kijkt binnen de subjecten (dus niet tussen subjecten). Die studies laten zeer duidelijk grote en langdurige positieve effecten zien van zittenblijven.
Cherline De Maeght
23 november 2023Bedankt voor je reactie. We sturen die door naar de specialist uit dit artikel.
Mieke Goos
24 november 2023Voor dit artikel werd me gevraagd om duiding te geven bij een gepubliceerde meta-analyse over effecten van zittenblijven (https://www.sciencedirect.com/science/article/abs/pii/S1747938X21000245). Aan deze meta-analyse werkten verschillende collega's, waaronder ikzelf, mee. Het betreft een synthese van 84 studies, waaronder ook 11 Vlaamse studies. Meningen kunnen of mogen verschillen, maar de duiding in dit artikel is genuanceerd en onderbouwd. Wij zochten naar studies die voldoen aan de huidige standaarden zoals beschreven in het Cochrane handbook for systematic reviews en door BEE en What Works Clearinghouse. Meer concreet werden studies opgenomen met een experimenteel design of 1 van de volgende quasi-experimentele designs: (a) regression discontinuity methodes, (b) propensity score methodes, (c) instrumentele variabele methodes, (d) difference-in-differences methodes, of (e) factor analytic methodes. Het design van een studie doet er toe. Studies met een RD design tonen de positiefste effecten, niet de studies waar u in uw reactie op hint. Verder doet het er ook toe waar je specifiek naar kijkt (bv. schoolse prestaties, psychosociaal functioneren), hoelang je zittenblijvers volgt, met wie je zittenblijvers vergelijkt (leeftijdsgenoten of jongere klasgenoten) en of en hoe zittenblijven gecombineerd wordt met een reeks andere remediërende maatregelen. Het is dus zeer complex. Wij vonden in de 84 studies geen aanwijzingen voor “grote, langdurige positieve effecten van zittenblijven”, waarover u spreekt, eerder integendeel. Ook recenter Vlaams onderzoek van collega’s van UGent (teams van prof. Baert, prof. Demanet en prof. Van Houtte) wijst eerder op het tegendeel. Maar zoals ik in het artikel al aangaf, is meer onderzoek wenselijk. In afwachting daarvan wilden we evenwel tussentijds reeds onze genuanceerde conclusies delen met de leerkrachten(teams) die ‘vandaag’ in de dagelijkse realiteit moeten beslissen over de toekomt van de leerlingen, goed wetend en beklemtonend dat dit heel moeilijke beslissingen zijn…
Wim Van den Broeck
27 november 2023Dank voor uw uitvoerige reactie, maar ze bevat helaas geen antwoord op mijn bemerkingen betreffende het probleem van selectie-bias. Ik ben wel verheugd over de meer genuanceerde uitspraken betreffende de effecten van zittenblijven en meer specifiek de geuite onzekerheid daarover. Dat klonk een tijd geleden heel anders, toen u en uw collega’s er zeker van waren dat die effecten negatief zijn en dat zelfs aanbevolen werd zittenblijven af te schaffen (Rapport “Zittenblijven in vraag gesteld”, 2012). Er werd toen zelfs een heel actieplan uitgerold “Samen tot aan de meet” om deze boodschap in het Vlaamse onderwijs aan de man/vrouw te brengen. En dat allemaal op grond van het toenmalige onderzoek. Ook al is het correct dat de meeste studies toen tot het besluit kwamen dat de effecten eerder negatief zijn, veruit de belangrijkste conclusie was die van de meta-analyse van Allen e.a. (2009), nl. “Results challenge the widely held view that retention has a negative impact on achievement”. Deze conclusie, die nergens te bespeuren was in jullie toenmalige communicatie, had samen met het in de VS sterk benadrukte probleem van zomaar laten doorstromen zonder voldoende basiskennis en daardoor vastlopen, alle alarmbellen moeten doen afgaan. Niet alleen omwille van evt. ongenuanceerde en veel te vluchtige praktische conclusies, maar vooral omdat in die studie van Allen e.a.. heel duidelijk bleek dat naarmate de controles op selectie-bias groter werd, de geobserveerde effecten minder negatief werden en zelfs lichtjes positief (bij de betere studies). “Betere” studies, betekent niet dat die studies “sound” zijn (zoals u ze noemt in uw recent artikel). Integendeel, quasi alle door u genoemde methoden zijn erop gericht de initiële selectie-bias te verminderen, maar behalve het regression discontinuity design (de enige methode in uw studie die wel positieve effecten laat zien) elimineren deze methoden aantoonbaar de bias niet volledig. Een goed voorbeeld daarvan is uw eigen studie uit 2013, waarin u via propensity score stratification probeert de groep zittenblijvers te matchen met de groep doorstromers. Zoals ik heb toegelicht in een open access artikel (https://osf.io/preprints/psyarxiv/7g3sa/) blijkt op grond van uw eigen gegevens dat beide groepen na matching nog altijd een gigantisch grote bias vertoonden van 2.54 standaarddeviaties. M.a.w., uw toenmalige conclusie dat zittenblijvers het slechter doen dan de doorstromers kan volledig worden toegeschreven aan het feit dat zittenblijvers per (operationele) definitie vooraf al zwakker presteerden dan de andere leerlingen. Deze sterk gebiaste studie werd door u meerdere malen opgenomen in uw recente meta-analyse. Hetzelfde probleem, zij het in wisselende mate, speelt ook een rol in quasi alle door u opgenomen studies. Van de veruit meest frequent gehanteerde methode, nl. propensity score matching, is inmiddels ook in methodologische kringen bekend gemaakt dat deze methode het biasprobleem niet altijd oplost (cf. King & Nielsen, 2019). Het aantal studies dat evt. op een nul of negatief effect zou wijzen, speelt daarom weinig of geen rol. Wat wel telt, is hoe geloofwaardig een studie het probleem van de selectie-bias heeft aangepakt, en daar heeft u in uw recent artikel geen rekening mee gehouden. In mijn artikel heb ik gebruik gemaakt van een longitudinale methode die de bias wel doeltreffend elimineert. Dergelijke methoden komen, voor zover ik kan zien, niet in uw meta-analyse voor, en ze zijn zeker geen analyse-categorie. Overigens viel me ook op dat een zeer bekende studie met positieve effecten in het secundair onderwijs, die zoals in mijn studie ook gebruik maakt van panel-data, helemaal niet is opgenomen in uw meta-analyse, nl. die van Marsh e.. (2017). De Gentse studies in de groep van Van Houtte waarnaar u verwijst, bevatten slechts zeer zwakke controles voor bias en laten daardoor geen conclusies toe. Ik heb over mijn analyses al op verschillende congressen gerapporteerd, en er volgt meer.
Mieke Goos
28 november 2023Voor meer informatie, zie ook https://leerpunt.be/toolkit/toolkit-leren-lesgeven/zittenblijven
Laat een reactie achter