Verhaal
“Diversiteit is geen moeilijk thema op school”
Haar loopbaan leest als een knipperlichtrelatie met de klas. Maar toont vooral een onbreekbare band met onderwijs. Steffie De Baerdemaeker begeleidt vandaag teams rond diversiteit op school én in de klas. “In de kleuterklas kan je het mensbeeld nog breed opentrekken, in het secundair is het beuken om vastzittende ideeën los te krijgen.”
Waarom koos je ervoor om leraar te worden?
Steffie De Baerdemaeker: “Een combinatie van tieneridealisme en talenten waarvan ik dacht maybe I’ve got what it takes, zoals moeilijke dingen makkelijk uitleggen, weten wat iemand nodig heeft om te groeien en een dosis humor. Ik was snel overtuigd van mijn jobkeuze, niet van mijn werkplek. De vooroordelen over het Brusselse onderwijs verwarden me. Dat veel leraren het als tussenstap zien, is dat geen teken aan de wand?”
“Overal zag ik mezelf voor de klas staan, maar liever niet in onze hoofdstad met haar scherpe kantjes. Exact daar kwam ik terecht, zo gaat dat niet alleen bij Murphy maar ook in elk mooi verhaal. Verleid door een directeur die me tijdens het sollicitatiegesprek een droomaanbieding in de Sint-Martinusschool deed. Ik stond 10 jaar voor de klas in Molenbeek voor ik naar çavaria trok en keerde daarna nog 2 jaar terug. Want ook dat is lesgeven in Brussel: de liefde voor de ketjes gaat diep.”
Wat gaf die directeur je?
Steffie De Baerdemaeker: “Autonomie en steun. Hij zei: ‘Je krijgt het vijfde leerjaar. Eerlijk: van die klas krijgen we grijze haren. Maak er je eigen keuzes. En weet: wat je ook doet, het hele team staat achter je. Een betere vislijn om me binnen te hengelen, bestaat niet.”
“Liep dat schooljaar alles gesmeerd? Zeker niet. Maar ik mocht experimenteren en klassiek met methodeonderwijs kruisen. Empirisch bewezen interventies aangevuld met nieuwe werkvormen. Weinig leraren gingen zo vaak op hun gezicht als ik. Maar ik kreeg geen scheve blikken en leerde veel bij.”
“Een les over de rol van levensbeschouwing in je leven bijvoorbeeld. Mijn eerste poging: een klasgesprek waarbij ik onvoldoende wist hoe mijn leerlingen leefden en wat te scherp was over godsdienst, stokte. Mijn vijfdejaars laten reflecteren op korte uitspraken uit de media, werkte wel. Het gesprek liep niet vast in een hoek en één lesuur volstond niet.”
Vragen thema’s als diversiteit en religie een grote dosis lef?
Steffie De Baerdemaeker: “We maken ze vaak moeilijker dan ze zijn. 20 jaar geleden kwam diversiteit op onze school nauwelijks aan bod. Dat kon zo niet langer. Dus volgde een groepje trekkers vorming over ‘gevoelige’ thema’s. Daarna namen we alle collega’s mee via cinema-middagen in de lerarenkamer. Onze ambitie: thema’s als gender, seksualiteit en diversiteit moesten een vaste plek krijgen, van de kleuterklas tot in het zesde leerjaar.”
“Dat schooljaar organiseerden we 2 projectweken die startten met een tentoonstelling. We hingen de muren vol met prikkelende dingen, zoals huwelijksfoto’s. Natuurlijk riepen 2 trouwende mannen vragen op. Die namen onze leerlingen mee naar de klas. Ook de ouders passeerden door de gangen. Dat idee verontrustte ons vooraf. Hartje Molenbeek, wat als ze het kot afbranden of hun kinderen weghouden? Alleen een goed noodplan kon dat voorkomen, toch?”
“Exact 2 ouders liepen naar de directeur. De eerste babbel eindigde met: ‘Ik kom die loshangende dakgoot repareren.’ De tweede draaide uit op: ‘We agree to disagree. Maar het is oké, we snappen wat jullie doen.’ Achteraf konden we ermee lachen: we vreesden een olifant en kregen een mug. Op scholen die ik begeleid, leeft die angstreflex ook. Maar open communicatie met ouders maakt veel noodplannen overbodig.”
En toch: in het TALIS-onderzoek (2018) noemen veel leraren zich onvoldoende klaar om les te geven in diverse contexten.
Steffie De Baerdemaeker: “Klopt. Ik merk dat het sterkst bij ervaren leraren. Ze doen verdienstelijke pogingen, maar missen de tools of timen ongelukkig. Als je alleen lesgeeft over gender nadat een groep leerlingen in de gang ‘homo’ riep, problematiseer je het thema meteen. Het gevolg: grimmige discussies, extreme standpunten en gesprekken die vastlopen op geloof.”
“Na de zoveelste keer beginnen die leraren er niet meer aan. Nu, werkvormen kan je aanleren, een mentaliteit keren is moeilijker. Daarom is het zonde als leraren zeggen: ‘Op het platteland durf ik gevoelige thema’s aan, maar in de grootstad pas ik daarvoor.’”
Met welke inzichten trek je ze over de streep?
Steffie De Baerdemaeker: “Te vaak kiezen we voor discussies. Leerlingen voelen aan wat het sociaal wenselijke antwoord is of krijgen de indruk dat de leraar hen wil veranderen. Dodelijk voor een gesprek. Kijk naar jezelf: als een plaatselijke politicus aanbelt en je met een monoloog wil overtuigen van zijn eigen gelijk, ga je in weerstand. Het liefst gooi je de deur tegen zijn neus dicht.”
“Thema’s zoals diversiteit vragen dat je meer moderator dan leraar bent. Je brengt ‘de waarheid’ niet over, maar leert je leerlingen redeneren. We moeten ons écht afvragen of we leerlingen niet te veel hun mening leren argumenteren en te weinig die in vraag te stellen. Dat start met een blok kennis en goede vragen: hoe kom ik tot mijn mening, hoe beïnvloeden ouders, vrienden en sociale media mijn identiteit, hoe zit dat bij anderen?”
“Of je dieper leert denken over jezelf en anderen, mag niet afhangen van waar je woont. Bovendien: ouders zijn vaak de laatsten van wie tieners iets accepteren. Daarom moeten we op school vertellen dat identiteit meerzijdig en nooit helemaal af is, dat elementen op elkaar inspelen: mijn witte huidskleur bepaalt hoe ik over mezelf als vrouw denk. En dat we soms simplistische linken leggen: ‘Brahim is een moslim, die zal wel zus en zo denken over transgender personen.’”
“Leraren hebben een grote sleutel in handen. Sommige vakken lenen zich gelukkig perfect om die thema’s binnen te brengen zonder veel extra werk. Maar zie je een kans in je les wiskunde en wil je die grijpen? Doen!”
Is identiteitsvorming pas vanaf het secundair werk voor leraren?
Steffie De Baerdemaeker: “Zeker niet. We framen identiteitsvorming ten onrechte als materiaal voor het secundair omdat ze bij tieners overuren draait. Maar alle theorieën wijzen op het belang van de kleuterleeftijd. Het referentiekader is dan nog heel flexibel. Je kan het mensbeeld van kleuters breed opentrekken met verhalen over 2 mama’s of een zwart meisje. Durf daarop doorvragen: wat is de Ada’s huidskleur? Zwart! Wie in onze klas is zwart? Wie is wit, wie heeft een andere kleur? En wie is oranje? Kan dat niet? Door bijna laconiek kenmerken te benoemen geven we kinderen de taal om over identiteit te praten.”
“Niet alle diversiteitskenmerken zijn aanwezig in je kleuterklas. Door ze binnen te brengen, vermijd je dat leerlingen in 1B van hun stoel vallen bij het nieuws dat een lesbisch koppel een kind kan krijgen. Dan moeten we in het secundair geen ideeën herstellen die intussen stevig vast zitten. Want dat is het echt beuken.”
Wat als een uitspraak van een leerling botst met mijn waarden?
Steffie De Baerdemaeker: “Schat eerst in of je eigen veiligheid of die van je leerlingen in gevaar komt. Ja? Blok de uitspraak dan meteen af! ‘Scherpe meningen mogen, maar je formuleert ze altijd met respect en vanuit een ik-boodschap. Wat je net deed, kan niet’.”
“Meestal kan je doorvragen zonder de verbinding te verliezen. ‘Homo’s moeten niet in je buurt komen? Kan je uitleggen waarom? En hoe komt het dat je daar vandaag zo over denkt?’ Met die ‘vandaag’ vertel je subtiel dat meningen kunnen veranderen. Haal vervolgens de magische vragen van deep democracy van stal: wie deelt die mening, wie denkt iets anders? Daarmee ontgrendel je discussies en komen nieuwe inzichten of tegenargumenten niet van jou maar van klasgenoten.”
“Je mag zeker vertellen dat een uitspraak pijn doet. Zet dan letterlijk een stap opzij. ‘Wat je zegt, raakt me als mens. En wel daarom. Maar ik blijf openstaan voor alle respectvolle meningen’. Stap naar links en je bent weer leraar en moderator.”
Moeten leraren rolmodellen zijn? Hun eigen identiteit blootleggen om leerlingen te helpen?
Steffie De Baerdemaeker: “Alleen als ze dat zelf willen. Maar maak van leraren die voor een bepaalde eigenschap tot een minderheid behoren niet automatisch rolmodellen. Kijk tijdens een projectweek over seksualiteit bij holebi’s dus niet naar Patrick, omdat je denkt dat hij de enige homo-leraar is.”
“Je kan als school het best inzetten op bondgenoten. Als je leerlingen naar een inclusieve samenleving wil gidsen, dan hebben hetero-leraren Guy en Zenep die ontzettend respectvol reageren op elke seksuele oriëntatie minstens een even grote rol te spelen. En Patrick? Misschien verlegt hij liever een steen rond plastic op school, terwijl hij niet eens een milieustrijder is.”
Kunnen leerlingen en leraren op elke school zichzelf zijn?
Steffie De Baerdemaeker: “De verschillen zijn groot. Sommige scholen vangen hun diversiteitsbeleid al decennia in 3 lijnen. Ze hebben geen problemen rond inclusie en iedereen voelt zich zogezegd veilig’. Maar een school die haar ogen sluit, roept volgend jaar: ‘Op dat incident waren we niet voorbereid.’ Dat brandje blussen lukt misschien wel, maar zonder plan blijven de vlammen aanwakkeren.”
“Ik verkies scholen die zoeken in hun diversiteitsbeleid. Die regelmatig schrappen en herformuleren. Eigenlijk is dat logisch, want zowel in de samenleving als in onderwijs hebben we diversiteit lang ontkend. We wilden ooit mensen afleveren met identieke kennis en vaardigheden. Daarom deden we alsof afwijkende identiteitskenmerken niet bestonden.”
“Vandaag kunnen jongeren zichzelf meer dan ooit vormen en ontplooien op school en willen ze elk stukje van zichzelf tonen. Die evolutie veroorzaakt frictie en conflicten. De toenemende complexiteit zadelt ons met een opdracht op: kiezen uit 60 smaken tandpasta vraagt meer redeneervermogen dan 1 tube in de winkelrekken. Maar we willen toch niet terug naar 1 norm die de realiteit geweld aandoet en wie niet voldoet wegzet als freak van het dorp?”
Schaden systeemfouten in onderwijs de identiteitsontwikkeling van leerlingen?
Steffie De Baerdemaeker: “Dat zal wel zijn. Als leerling liep ik diep ongelukkig rond op een jongensschool. Gelukkig trokken we die systeemfout intussen recht met gemengd onderwijs. Maar we zitten vandaag nog altijd met bijvoorbeeld de maatschappelijke onderwaardering van bso. Natuurlijk gaan leerlingen zich dan minder voelen.”
“Structurele oplossingen daarvoor moeten van het beleid en de maatschappij komen. Maar dat mag geen excuus zijn om zelf niets te doen. Leraren, directeurs, zorgcoördinatoren en secretariaatsmedewerkers kunnen binnen die systeemfouten van hun school toch een warme plek maken. Door buiten je klas te kijken, alle talenten te waarderen en je niet te laten vangen door vooroordelen, bijvoorbeeld bij studiekeuze.”
Tot slot: hoe moeilijk is het als leraar om vandaag trots te zijn op dat stukje van je identiteit?
Steffie De Baerdemaeker: “Leraren worden om de oren geslagen met het lerarentekort, dalende leerprestaties en harde werkomstandigheden. Dat vreet aan je motivatie. Toch mag je vandaag fierder dan ooit zijn op je moeilijke maar zinvolle job. Blijf vooral dicht bij jezelf en jouw definitie van goed onderwijs. Scholen en leraren moeten de autonomie krijgen om zelf essentie en ruis van elkaar te scheiden. Hier stáán we voor, de volgende jaren varen we rechtdoor en gaan we niet in op koerswijzigingen die enkele kelen ons vanop de oever toeschreeuwen.”
“Wie authentiek is, zet zo veel in gang. Zoals mijn leraar wiskunde die me op het toppunt van mijn duisternis bij zich riep. Ik verwachtte de volle laag want mijn cijfers waren belabberd. Maar hij vroeg: ‘Hoe gaat het met je? Vervolgens maakte ons gesprek een bocht naar de sportdag: 160 kilometer fietsen. Ik zat in de nationale mountainbikeploeg, hij was een wielertoerist. Hij luisterde zijn hele middagpauze naar mij. Daarmee maakte hij een groter verschil dan met 3 kwartier bijles of een preek. Wiskunde bleef wiskunde, maar vanaf dan zat ik toch anders in de klas.”
“Andersom contacteerde een jonge vrouw me recent via LinkedIn. Ze zat als leerling in mijn klas toen ik zelf pas lesgaf. Geen verzamelaar van tienen. Ik moest op klassenraden voor haar vechten: ‘Geef haar een kans in 1A, ze kan het’. ‘Je bent de beste leraar die ik ooit had’, stuurde ze. Water in mijn ogen. ‘Jij zette geen stempel en bleef oplossingen zoeken. Dat schooljaar was het eerste waarin ik me niet dom voelde’. Intussen haalde ze een master. Dan is de cirkel rond: wat een leraar voor mij deed, herhaalde ik bij mijn leerling. Dat verschil maken we als leraar allemaal voor bepaalde leerlingen, daar mogen we superfier op zijn. En het mooie is: soms weet je het meteen, soms hoor je het pas achteraf.”
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter