Zo doen zij het
Dresscode op school: oefening in democratie
Juni 2021: boze leerlingen trokken met zwembandjes en badslippers naar Don Bosco Zwijnaarde. Aanleiding was de verouderde kijk van het schoolreglement op kledingvoorschriften. Leraar Johannes Lippens greep de kans en zocht met zijn leerlingen een gedragen visie rond kleding op school. Diversiteitsexpert Steffie De Baerdemaeker reflecteert.
Het incident
Wat vonden de leerlingen precies zo erg?
Veronique Dept, pedagogisch directeur: “Ze stoorden zich vooral aan het schoolreglement. De passage rond kledingvoorschriften was ook aan vervanging toe. Ze vertrok van conflict: ‘Kledij en opsmuk zijn altijd een bron van verschil in mening.’ Verder stond er dat kledij een kwestie is van ‘gezond verstand’, maar dat is erg vaag. Sommige bewoordingen waren ronduit seksistisch: ‘Al te onthullende of te uitdagende kledij kan niet.’ Daarmee suggereer je dat meisjes jongens opwinden met een croptop en duw je jongens in een passieve rol.”
“Mode evolueert ook. Sommige regels waren gedateerd. ‘Opvallende kapsels horen niet thuis op school’, bijvoorbeeld. Maar wat is tegenwoordig een opvallend kapsel? We hebben zelf een leraar met blauw haar.”
De protestactie haalde de krant. Versterkte dat de leerlingen in hun standpunt?
Johannes Lippens: “Toen de leerlingen met zwembandjes naar school kwamen, kwam een journalist net de coronaperikelen op onze school opmeten. Hij had meteen een andere scoop. Leerlingen waren al even niet meer voltijds naar school geweest. Hun vrijheidsdrang én onze oude kledijvoorschriften, dat bleek een interessante cocktail.”
“De nieuwe generatie jongeren is kritisch. Ze accepteren niet meer dat klimaat, racisme, grensoverschrijdend gedrag en gender op de lange baan geschoven worden. Ik ben trots dat ze maatschappelijke misstanden aankaarten. Als leraren kunnen we hen het democratisch proces bijbrengen waarbij je een probleem vanuit verschillende invalshoeken bekijkt, naar elkaar luistert en samen oplossingen zoekt.”
Veronique Dept: “Het protest brak uit 2 dagen voor de examens. Ik vertelde de leerlingen dat er zo onmiddellijk geen ruimte was voor een groot debat, maar beloofde dat we er het volgende schooljaar mee aan de slag zouden gaan met de leerlingenraad, onze ‘denktank’. Dat bracht rust.”
Steffie De Baerdemaeker “Schitterend dat deze school hiermee aan de slag is gegaan! Wie tijd maakt voor onderwerpen die bij leerlingen hoog op de agenda staan, ontmijnt latere conflicten. Scholen waar veel spanning in de lucht hangt, geef ik zelfs de raad: leer je leerlingen eerst ruzie maken in plaats van verschillen onder de mat te vegen.”
“De leerlingenraad lijkt de logische plek om het democratisch project af te trappen. Maar zijn daar alle meningen van leerlingen vertegenwoordigd? Met een schoolbrede bevraging krijgt iedereen de kans om mee te denken. Beter in de klas dan online, dan is de drempel minder hoog en krijg je een diverser beeld.”
“En ook andere betrokkenen – leraren, ouders en andere stakeholders – neem je het best vanaf het begin mee. Dat gaat snel met een online vragenlijst, maar ik ben fan van gemengde discussiegroepen. Als je ouders en leerlingen ook met elkaar in gesprek laat gaan, horen ze nog meer meningen.”
De reactie
Hoe buig je die eerste steekvlam om naar een participatief project?
Johannes Lippens: “We schoven de discussie naar onze seminaries burgerschapseducatie in de derde graad. Die leerlingen kunnen al abstractere thema’s aan. En in de derde graad richten we uren ‘vrije ruimte’ in, zonder leerplandoelen. Op school leven er genoeg interessante cases. Het energievraagstuk, gender, de oorlog in Oekraïne, de toekomst, de arbeidsmarkt … ”
“De kledijvoorschriften bleken perfect: het gaat over identiteit, van jezelf en van anderen? Is er een consensus te vinden? Hoe formuleren we die dan, het taalluik? Hangen we daar ook sancties aan? Dat is alles wat we ook in de samenleving doen: wetgeving zoeken die dingen reguleert zodat mensen samen kunnen functioneren.”
Die burgerschapseducatie vind jij als leraar erg belangrijk. Waarom?
Johannes Lippens: “Kort na de verkiezing van Trump las ik ‘Niet voor de winst’ van de Amerikaanse filosoof Martha Nussbaum. Zij waarschuwt dat het middenveld en het verenigingsleven in de VS afbrokkelen, waardoor mensen meer op zichzelf terugplooien en minder verschillende standpunten horen. Ze worden minder bedreven in compromissen zoeken. Dat ervaart Nussbaum als een bedreiging voor de democratie.”
“Met seminaries burgerschapseducatie in het secundair hoopt ze het tij te keren. Dat inspireerde me en gaf me hoop. En je verwezenlijkt er veel vakoverschrijdende eindtermen mee. Ik kon de directie overtuigen én vond 4 enthousiaste collega’s, elk met een andere insteek: moderne talen, humane wetenschappen, economie en wetenschappen. Zelf geef ik geschiedenis.”
Steffie De Baerdemaeker: “In het seminarie gaat de leraar aan de slag met de oudste leerlingen. Maar voor jongere tieners maakt het weinig verschil of de kledingvoorschriften opgesteld zijn door de directie of door de oudste leerlingen. In beide gevallen krijgen ze regels opgelegd zonder dat ze inspraak hadden. Zo ontstaat er mogelijk opnieuw een voedingsbodem voor spanning. Terwijl jonge tieners en zelfs jongere kinderen ook in staat zijn om mee te denken, met de geschikte werkvormen. Een aandachtspunt voor volgende keer.”
Het debat
Zo’n seminarie, hoe gaat dat praktisch in zijn werk?
Johannes Lippens: “Ons doel: de leerlingen zelf voorstellen laten doen voor het onderdeel ‘kledij’ in het schoolreglement. Eerst vergeleken we ons schoolreglement met dat van Evanston Township High School, een Amerikaanse school die erop let geen stereotypes te versterken in zijn reglement. Daarna bestudeerden we ook richtlijnen van KU Leuven over kledij op school.”
“We bekeken foto’s van verschillende situaties: van coke snuivende sneeuwmannen op kersttruien tot de afkorting ‘ACAB’, all cops are bastards. Daarover discussieerden we in groep: leerlingen leren een mening formuleren maar leren ook andermans mening begrijpen.”
“Als leraar gaven we van in het begin mee: het resultaat interesseert ons niet, al wil je hier in je blootje op school lopen. Maar je moet me wel kunnen uitleggen waarom, en hoe je dat aan ouders en leraren gaat vertellen. Zij moeten het nieuwe reglement ook ondertekenen.”
Hoe reageerden de leerlingen in die debatten?
Johannes Lippens: “Eenmaal leerlingen hun standpunt in een groep gooiden, ontdekten ze ook onder elkaar visieverschillen. Op de vraag ‘Wat is er mis met tepels die zichtbaar zijn onder een T‑shirt?’, reageerden sommige jongens verbaasd: ‘Excuseer, je kan toch niet zeggen dat het geen effect heeft?”
“Er kwamen ook pijnlijke opmerkingen boven van leraren: ‘Jij hebt niet het lichaam om een croptop te dragen.’ Ook dat werd een onderzoeksvraag in ons seminarie: hoe kunnen we zo’n situatie vermijden in ons nieuw schoolreglement? Het leidde tot de grootste revolutie van ons project: het zinnetje ‘Iedereen moet gelijk behandeld worden ongeacht geslacht, religie, lichaamsbouw …’”
“Ook informeel versus formeel kwam aan bod. Op school of op het werk moet je formelere kledij dragen, vonden verschillende leerlingen. Maar ze maakten ook de kanttekening: werk kan je kiezen, de school niet.”
Steffie De Baerdemaeker: “Fijn dat leerlingen over bodyshaming durfden vertellen. Ze voelden zich duidelijk veilig genoeg, een basisvoorwaarde. Kies werkvormen die zo weinig mogelijk sturend of limiterend zijn. Deep democracy-technieken zoals een gesprek op voeten zijn hiervoor ideaal. Maak bij het begin goede afspraken: dit is niet de plek voor persoonlijke afrekeningen. En benadruk dat niemand een monopolie heeft op de waarheid.”
“Belangrijk: vertel alle betrokkenen vooraf precies hoeveel medezeggenschap ze hebben. Als leerlingen denken dat ze zelf de nieuwe voorschriften kunnen uitwerken, maar uiteindelijk schrijft de directeur de tekst, dan voelt dat niet helemaal fair. Je leerlingen zullen vaak tevreden zijn met een vorm van inspraak, zolang dit maar van meet af aan duidelijk is.”
Het resultaat
Hoe kwam je van debat tot reglement?
Johannes Lippens: “De leerlingen stelden in kleine groepjes 25 wetsontwerpen op. De rode lijn: kledij moet comfortabel zijn en veilig voelen voor wie ze draagt. Jij kiest dus wat je draagt, niet de school. Kledij met pornografische inhoud, racistische boodschappen of promotie voor drugs kan niet. Daarmee kwets je anderen.”
“De directie herleidde die 25 wetsvoorstellen tot 1 tekst en toetste die af bij de leerlingenraad. Daarna gaven collega’s en leerlingen hun mening over een consensusmodel. Dat ging ook nog naar de ouders.”
Wat staat er uiteindelijk in het schoolreglement?
Veronique Dept: “Het basisprincipe behielden we bijna helemaal zoals de leerlingen het schreven:
“Op school vinden we het belangrijk dat de leerlingen en leraren zich comfortabel voelen en hun persoonlijkheid kunnen tonen via kledij, zonder de vrijheid van anderen te belemmeren. Ook hygiëne en veiligheid zijn een basisvoorwaarde. Alle leerlingen mogen zich kleden op een manier die hen comfortabel doet voelen, zonder de angst voor pesterijen, bodyshaming of discriminatie. Iedereen moet gelijk behandeld worden ongeacht geslacht, religie, lichaamsbouw … We vinden het ook belangrijk dat leerlingen via kledingvoorschriften op school leren dat er formele en informele situaties bestaan (passend in een schoolcontext en in een vrijetijdscontext) en dat die om een andere dresscode vragen. Ook in het maatschappelijk leven en beroepsleven moeten volwassenen een onderscheid maken tussen formele en informele kledij.”
Johannes Lippens: “Non-binaire of transgender personen worden volledig gesteund met dit schoolreglement. Net als piercings of tattoos. Ze bedreigen de vrijheid van anderen niet. Je bent beschermd als leerling tegen ongepaste of kwetsende opmerkingen van leraren en medeleerlingen. En het verplicht tot dialoog.”
De hamvraag: mogen croptops nu?
Veronique Dept: “Het was een groot discussiepunt. De leerlingen van het seminarie omschreven de minimumkleding als ‘bovenkledij die minstens tot boven de oksellijn komt’. We voegden ’tot onder de navel’ toe, nadat leraren en ouders aangaven dat ze croptops beschouwen als vrijetijdskledij. Die precieze bewoordingen doen misschien glimlachen, maar ze zijn objectiever dan ‘geen al te onthullende kledij’ uit het oude reglement.”
“De beslissing kwam nu in dialoog tot stand. Meer vanuit het ‘waarom’ dan het dogmatische ‘dit kan wel, dat niet’. Leerlingen van de derde graad bedankten ons omdat we luisterden. Toen we het schoolreglement aan alle leerlingen voorstelden, was er wel wat tegenstand. We wezen hen op het proces. En dat je nooit iedereen kan tevreden stellen. Ook dat is democratie.”
Johannes Lippens: “Als het een beetje pijn doet bij iedereen, is het een goed compromis. Het was wel frappant dat sommige ouders bijzonder streng waren. Ze vonden dat het nieuwe reglement te veel toeliet. Maar op kledingkeuze hebben zij thuis ook invloed. Waar ligt de verantwoordelijkheid dan? Ook dat is een debat waard.”
Hoe laat je dat schoolreglement naleven?
Johannes Lippens: “Discriminatie en drugs tolereren we niet. Een leerling met een racistisch opschrift of een afbeelding van marihuana op zijn trui, moet zich meteen thuis gaan omkleden. Daarbij kunnen we nu naar dit schoolreglement verwijzen. Over informele kledij, zoals een trainingsbroek, ga ik in dialoog met de leerling. Is dat gepast? Waarom vind je het belangrijk om die broek in de les te dragen? Is het onderdeel van je identiteit?”
Veronique Dept: “Een ander taalgebruik is de grootste winst voor ons team. We willen niet meer horen: ‘Je topje is te uitdagend. Wat lok je daarmee uit?’ Seksualisering is uit den boze. We zullen de nieuwe regels objectief en neutraal opvolgen. Dat is een collectieve verantwoordelijkheid: elk personeelslid mag een leerling aanspreken. Maar ‘vaste strafmaten’ zijn er niet.”
Johannes Lippens: “Ik merk wel dat opvoeders en graadcoördinatoren die grijze lijn soms vervelend vinden. De dialoog is iets wat in je schoolcultuur moet sijpelen. Op termijn hebben leerlingen daar meer aan, omdat ze vanuit verschillende perspectieven leren denken. Vanuit compromis in plaats van conflict.”
Zijn er valkuilen aan een participatieproject?
Johannes Lippens: “Als directie moet je je beleid in vraag durven stellen. Het eindresultaat is niet noodzakelijk het recept dat je zelf voor ogen had. Soms wil je liever geen slapende honden wakker maken. Directies hebben nog veel andere katten te geselen en dan zijn kledijvoorschriften niet altijd prioritair. In ons geval was het een kans na een conflict op school.”
Steffie De Baerdemaeker: “Ik volg dat dialoog belangrijker is dan strakke regels. Geef je héle team wel achtergrond bij de nieuwe kledingvoorschriften. Vaak sneuvelt in een beleidstekst een pak context en waardevolle informatie. Neem het zinnetje: ‘Iedereen moet gelijk behandeld worden ongeacht geslacht, religie, lichaamsbouw …’ Weet iedereen over een jaar nog wat dit inhoudt? Bespreek ‘de geest van de wet’ dus even met iedereen die de voorschriften zal moeten toepassen of bewaken.”
“Soms vraagt een compromis zoveel water bij de wijn dat niemand nog blij is met het resultaat. Dan streef je beter naar consent in plaats van compromis of consensus. Je voert het voorstel van de meerderheid uit, maar ook de minderheid mag aangeven wat ze nodig heeft om mee te gaan.”
“Als leider kan je de tekst voorstellen als ‘zo goed als af’. Je legt uit dat er al een lang denkproces is geweest: ‘We behouden dit reglement even zo. Navel-oksel lengte staat niet meer ter discussie. Heb je nog een kleine aanvulling die niet in strijd is met wat hier staat, dan kunnen we die eventueel opnemen.’”
“De ‘grijze zone’ is niet altijd makkelijk, maar veel afspraken in onze snel veranderende maatschappij staan ter discussie of bevinden zich net in die grijze zone. Daarmee leren omgaan, met een evenwicht tussen autonomie en deel uitmaken van de samenleving, is een van de grote uitdagingen voor onze jongeren.”
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter