Specialist
“Te vaak lopen zij‑instromers verloren op school”
“Zij‑instromers zien er misschien ervaren uit, toch hebben ze meer nood aan begeleiding dan gewone starters”, stellen professoren onderwijskunde Virginie März en Isabel Raemdonck (UCLouvain). Ze vragen schoolteams om nieuwkomers gericht te ondersteunen en hun expertise in de schijnwerpers te zetten.
Hebben we zij-instromers nodig om het lerarentekort op te lossen? Of richten we onze pijlen beter op reguliere leraren?
Virginie März: “De instroom uit de reguliere lerarenopleidingen volstaat op korte termijn niet. We maken nu meer leerlingen in het secundair warm om leraar te worden, maar het effect daarvan zien we pas ten vroegste over 3 à 4 jaar. Te laat, want vandaag slagen veel scholen er niet in om alle plekken gevuld te krijgen.”
“Zij-instromers met de juiste motivatie aantrekken, kan een snelle deeloplossing zijn. In Franstalig België zijn 30 % van de nieuwe leraren in het secundair onderwijs zij-instromers. Ook in Vlaanderen zal die groep groeien. Daarom moeten we ons afvragen hoe we ze kunnen ondersteunen zodat ze opgaan in schoolteams en sterk onderwijs geven.
“Maar minstens even belangrijk: we moeten de huidige leraren proberen te behouden met ingrepen die de job werkbaar houden en de motivatie hoog, ook voor leraren aan het einde van hun loopbaan. Dat kan door de fysieke last van een kleuterleraar te erkennen en anciens deels vrij te maken om andere taken op te nemen, zoals starters lanceren. Of door een leraar met 20 jaar ervaring aanspreekpunt te maken voor zijn vak. Zo zetten we de expertise van leraren optimaal in tijdens de hele loopbaan.”
Isabel Raemdonck: “Vanuit de ontwikkelingspsychologie zijn zij-instromers een interessant publiek omdat ze vaak in de tweede fase van hun loopbaan zitten. Dan verschuiven levensdoelen al eens: in het begin van hun carrière streven mensen eerder persoonlijke groei na, maar na 10 à 20 jaar willen ze hun kennis doorgeven, een sociale impact hebben, van nut zijn voor de maatschappij. Dat zie je in de cijfers. In 2020-2021 sprongen 2818 mensen over van de privésector naar het Nederlandstalig onderwijs, het hoogste aantal ooit.”
“Dat ze financieel inleveren als ze overstappen naar onderwijs, hebben sommigen ervoor over. Zeker als ze na een lange carrière een financiële buffer opbouwden. Maar met 10 jaar anciënniteit krijg je lang niet iedereen over de streep. Denk maar aan veertigers of vijftigers die plots aanlopen tegen een stevig loonverschil en jobonzekerheid. Mensen richten hun leven in naar hun inkomsten. Als daaruit een hap verdwijnt, is het aanpassen.”
Virginie März: “Opvallend: zij-instromers stomen we klaar via flexibele verkorte trajecten. Tegelijkertijd hoor je stemmen die het onderwijsniveau willen optrekken via langere opleidingen die nog meer inzetten op professionaliteit en kennis van leraren. Die paradox creëert spanning: zetten we daarmee verkorte opleidingen niet neer als minder kwalitatief?”
Volgens jullie onderzoek verlaten zij-instromers tijdens de eerste 5 jaar dubbel zo vaak het onderwijs als reguliere starters. Welke extra obstakels ervaren ze?
Virginie März: “De praktijkschok voor starters blijft groot: 25 tot 30 % van de reguliere starters verlaat de klasvloer binnen de 5 jaar. Onze resultaten, gebaseerd op data uit Franstalig België, tonen dat de uitval bij zij-instromers zonder pedagogisch diploma zelfs oploopt tot 65,7 %.”
“Zij-instromers geven aan dat ze zich minder voorbereid voelen op lesgeven. Ze missen vaak pedagogisch-didactische bagage, omdat ze via verkorte trajecten instromen. Hun leerproces gaat op school door. Maar soms vergeten we dat ze starters zijn omdat ze er door hun leeftijd meer ervaren uitzien. Als ze niet op een degelijke professionalisering en specifieke aanvangsbegeleiding kunnen rekenen, is het risico dat ze weggaan groot. Ze hebben een plan B: ze kunnen dankzij hun diploma terugkeren naar hun vorige beroep.”
“Sommige zij-instromers uit de privésector worstelen met de schoolcontext: vernieuwingen doorvoeren gaat misschien snel met producten, maar vraagt meer tijd als je met leerlingen werkt. En herinneringen aan hun eigen schooltijd stroken niet meer met de realiteit van vandaag: vulden veel leraren hun lessen vroeger individueel in, dan maken we vandaag veel vaker samen school, in overleg met de vakgroep of de leerlingenbegeleider. Daardoor kan een school logger aanvoelen dan een bedrijf.”
Isabel Raemdonck: “Wat ook niet erg helpt, is dat zij‑instromers volgens het TALIS‑onderzoek vaker in diverse en uitdagende klassen terechtkomen. Terwijl zij net leservaring missen. Een internationaal fenomeen. In ‘moeilijkere’ scholen zijn vaak meer vacatures. Starters kunnen er meteen aan de slag. Terwijl we net de sterkste en meest ervaren leraren in die uitdagende context zouden moeten inzetten.”
Voelen zij-instromers zich doorgaans goed aanvaard op school?
Virginie März: “In ons onderzoek geven ze aan dat ze zich zeer geïsoleerd voelen. Voor routines op school, zoals ‘hoe werkt de kopieermachine’ of ‘hoe verloopt de pauze’, baseren ze zich vaak op info van leerlingen en minder op collega’s. In de lerarenkamer zijn ze buitenbeentjes: geen echte starters maar ook nog geen experten in onderwijs. ”
“Daardoor vinden ze zowel bij de jonge leraren als de oudere garde moeilijker aansluiting. Bouw daarom samen aan het sociale weefsel rond die zij-instromers. Hoe sneller je nieuwe collega ingewerkt is, hoe beter voor jou. De overgang naar jouw les loopt vlotter als ook de zij-instromer het klasmanagement op orde heeft.
“Een andere veelgehoorde klacht: ervaren collega’s zien zij‑instromers als tweederangsleraren. Of beter: zo voelen zij‑instromers dat soms aan. Ergens begrijpelijk: een leraar die een voltijdse opleiding van 3 of 5 jaar volgde, kan het lastig vinden dat iemand uit een flexibel traject meteen op dezelfde trap staat. Misschien los je dat op door de zij-instromer eerst een aantal maanden als junior of assistent-leraar te laten co‑teachen met een senior of expert-leraar.”
“Een aantal scholen experimenteert daarmee: je krijgt grotere klasgroepen maar die aanpak garandeert wel dat je zij-instromer niet meteen alleen voor een klas staat. Vooroordelen over elkaar sneuvelen bovendien sneller als je samenwerkt in multidisciplinaire teams. Lukt co-teaching niet, laat de zij‑instromer dan wat lessen bijwonen. Naast jouw didactiek observeert hij ook hoe je met de leerlingen omgaat, wat de schoolcultuur is. Redenen genoeg om aanvangsbegeleiding niet over te laten aan één mentor, maar in het DNA van je schoolteam te schrijven.”
Blijven zij-instromers alleen aan boord als de school extra inspanningen levert?
Isabel Raemdonck: “Een goede begeleiding doet veel. Maar durf anders naar je nieuwkomer kijken. Zie zij-instromers niet als groentjes of minderwaardige leraren, maar waardeer hun expertise buiten het onderwijs. Daarover heerst vaak ongenoegen bij zij-instromers: hun eerdere werkervaring is amper onderwerp van gesprek bij de aanvangsbegeleiding.”
“Peil daarom als directeur of mentor naar hun competenties. Brainstorm samen hoe je die ervaring naar de klas of de school vertaalt. Als een lasser praktijkleraar wordt, komt zijn beroepservaring duidelijk van pas. Een meerwaarde voor de school en het team, niemand die daarover kijkt. Maar ook de hr-consultant die gedragswetenschappen geeft, kan het personeelsbeleid of de aanvangsbegeleiding op school naar een hoger niveau tillen. Geef die expertise een plek. Daarmee richt je de schijnwerpers op je nieuwe collega. Het zilveren randje van al die inspanningen: je bouwt een team uit met complementaire profielen.”
Virginie März: “Dat geldt trouwens ook voor pas afgestudeerden: misschien loodsen zij naast hun vakkennis andere talenten en expertise binnen. Dan kunnen ze samen met collega’s digitaal lesmateriaal ontwikkelen of excursies organiseren. En niet alleen de talenten, ook de noden van nieuwe collega’s verschillen.”
“Overloop voor een zij-instromer start samen de functiebeschrijving en zoek uit waar jullie moeilijkheden verwachten. Misschien is een infosessie ‘hoe communiceer je met ouders’ overbodig voor een ex‑zaakvoerder die voortdurend met klanten praatte. Klasmanagement kan dan wel een groot werkpunt zijn. Wie leidinggevende was, heeft wellicht minder moeite met tempo of orde houden, maar wil wel vakdidactisch bijgespijkerd worden. Overlaad de school en de nieuwe collega niet met overbodige sessies, maar ga gericht te werk.”
Kan je voorspellen welke werknemers goede leraren zullen zijn?
Isabel Raemdonck: “De juiste motivatie is veel belangrijker dan persoonlijkheidskenmerken. ‘Ik heb niet genoeg geduld’ of ‘ik kan het niet goed uitleggen’ houden zij-instromers soms tegen om de stap te zetten naar de klas. Ten onrechte. Wie persoonlijk nut nastreeft, zoals een betere balans tussen werk en privéleven, meer vakantie of werkzekerheid, houdt het meestal niet lang vol. Die zij‑instromers onderschatten de job en raken teleurgesteld door het vele avond- en weekendwerk.”
“Wie sociaal nut als doel heeft en echt een impact wil hebben op jongeren, blijft langer in onderwijs. Zoals de kapper die het een beetje gezien heeft als zelfstandige en zijn expertise wil doorgeven of de financieel specialist die de zakelijke kant van de bankwereld inruilt voor een job met tieners. Als onderwijs die kan overtuigen, zitten we goed.”
Virginie März: “Bij veel zij-instromers komt leraar worden niet uit de lucht gevallen. Na hun hogere studies twijfelden ze, maar ze kozen uiteindelijk voor een andere loopbaan. Later ervaren ze het gemis. Onderwijs is altijd in hun gedachten blijven hangen.”
Isabel Raemdonck: “Dat type zij-instromer heeft een betere zelfeffectiviteit, blijkt uit ons onderzoek. Ze geloven vaker dat ze een goede, bekwame leraar zijn. Belangrijk, want gebrekkige zelfeffectiviteit is net een voorspeller voor uitval. Als we campagnes organiseren om zij‑instromers aan te trekken, richten we ons dus het best op mensen met dat maatschappelijke engagement.”
Om ze als volwaardige leraar te zien, moeten we af van de term ‘zij-instromer’, vinden jullie.
Virginie März: “Woorden kunnen de negatieve perceptie over die leraren versterken. ‘Zij-instromer’ beklemtoont dat je geen ‘echte of volwaardige’ leraar bent. Daarom opteren wij voor ‘leraar als tweede loopbaan’, een vertaling van de term die in internationaal onderzoek gangbaar is: second career teacher. Het zijn leraren die hun eerste ervaring buiten onderwijs opdeden.”
“Vreemd genoeg duikt de term ‘zij-instromer’ alleen op in het onderwijs. Wie zich omschoolt tot verpleger na een carrière in de IT, wordt niet zo benoemd. Als je je hele korps in juniors en seniors of assistenten en experten opdeelt, zoals in de bedrijfswereld, kan je het label ‘zij-instromer’ schrappen. Tegelijk erken je zo het verschil in anciënniteit in het onderwijs, hun expertise én de groeikansen.”
Isabel Raemdonck: “Laten we vooral de meerwaarde van die carrièremoves in de schijnwerper zetten: een blik van buitenaf motiveert je leerlingen extra, leert ons onderzoek. Een burgerlijk ingenieur-architect die wiskunde geeft, kan abstracte kennis makkelijk aan concrete voorbeelden ophangen, want paste die zelf talloze keren toe bij het ontwerpen van bruggen of gebouwen. En zo iemand heeft ook nog eens gouden contacten in het werkveld. Misschien staat die zelfs nog deeltijds in de sector.”
“Zie de diversiteit aan starters dus als een kans. De cultuur van de andere werkcontext kan een school verrijken, verbreden. Het kan de dynamiek van een school nieuw leven inblazen.
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter