Zo doen zij het
Buikgevoel op de klassenraad: “Data maken je advies sterker”
A, B of C? En welke richting raden we deze leerling aan? Als een klassenraad advies moet uitspreken, steekt de twijfel regelmatig op. Directeur Inge en haar team leggen cijfers naast hun buikgevoel en maken hun inschatting sterker met data.
Inge De Laet, directeur Sint-Paulusinstituut Herzele: “Een glazen bol heb je op de klassenraad niet. En uit ervaring weet je dat je buikgevoel niet altijd juist is. Daarom doken we in de data. Ik ben niet echt een cijfertjesmens: een draaitabel had ik nog nooit van dichtbij gezien. Dankzij een kant-en-klaar traject van de pedagogische begeleiding halen we nu veel waardevolle info uit data.”
Plus of min
Inge De Laet: “Onderzoeksvraag: is ons studieadvies op het einde van de eerste graad correct? Dat gaan we na bij de leerlingen van het derde jaar. We vragen de leraren om hun derdejaars in te schalen. Een plus voor een leerling die het goed doet voor je vak, een ‘+/-’ bij leerlingen die remediëring nodig hebben en een minnetje als de resultaten ronduit alarmerend zijn en de leerling volgens jou niet op zijn plaats zit.”
“Leraren laten zich bij die inschatting niet leiden door het advies van de klassenraad het jaar voordien. Een zuivere momentopname dus: een eerste keer in oktober, een tweede keer met kerst. Met die gegevens kijken we naar het advies dat die derdejaars op het einde van het tweede jaar kregen. Wie zit volgens advies en scoort goed? Wie niet?”
“Vooral interessant: de ‘vals positieven’ – leerlingen die het advies van de klassenraad volgden maar tegen de verwachting in slecht scoren – en de ‘vals negatieven’, die het advies van de klassenraad naast zich neerlegden en het tóch goed doen. 2 groepen van leerlingen waar ons advies blijkbaar fout zat.”
Korter op de bal
Inge De Laet: “Eerste conclusies? Leerlingen die het advies van de klassenraad volgen, zijn succesvol. Op het einde van het schooljaar bleken ze bijna allemaal geslaagd. Van de 26 leerlingen die een ‘+/-’ kregen en remediëring nodig hadden, haalde slechts 1 leerling het niet. En 3 van de 8 leerlingen die een min kregen, redden uiteindelijk tóch hun schooljaar.”
“Met enkele leraren uit het tweede en derde jaar keken we naar de leerlingen achter die cijfers. We werken nog altijd met mensen, niet met tabellen. Elk verhaal is anders. Die achtergrondkennis helpt om factoren te detecteren die je als school niet helemaal in de hand hebt, zoals problemen thuis.”
“Als bijna elke leerling met remediëringsnoden slaagt, dringt de vraag zich natuurlijk op: leggen we de lat te laag? Zijn we scherp in december maar te toegeeflijk in juni? We spoelden terug naar de deliberatie en stelden vast dat we niet laks waren geweest. En in ons leerlingvolgsysteem konden we netjes volgen hoe we die leerlingen bijgespijkerd hadden.”
Geloof in impact
Inge De Laet: “Op die momenten zie je zwart-op-wit dat je inspanningen lonen. Dat wat je doet, een groot effect heeft op je leerlingen. En dat we aan elke leerling hoge verwachtingen blijven stellen. Geen self-fulfilling prophecy waarbij een leerling die volgens onze inschatting in de gevarenzone zit, verder afglijdt. Integendeel: die ‘+/-’ op de klassenraad leidt meteen tot doelgerichte remediëring.”
“Soms bots je op een leerling die het goed doet tegen het advies van de klassenraad in. Dat houdt ons alert. Hebben we dit kind onderschat? Kritisch blijven kijken naar je beeld van leerlingen: dat is misschien wel de grootste win bij dit project.”
Geen paniek in december
Inge De Laet: “Niet elk verhaal krijgt zomaar een positieve twist. Sommige leerlingen zitten echt niet op hun plaats. Vroeger kozen zij met Kerstmis de vlucht vooruit: ze stapten over naar een andere richting met een blanco rapport. Maar die wissels waren vaak problematisch. Je verstoort de groepsdynamiek, want die leerling moet wennen aan een nieuwe klasgroep. De leraar krijgt weinig tijd om zich tegen juni een correct beeld te vormen. En de school heeft organisatorische kopzorgen als de grootte van klasgroepen in januari plots schommelt.”
“Daarom staan we richtingwissels zo weinig mogelijk toe. Zoniet ondergraaf je je eigen advies. Want wie denkt dat hij met Kerstmis nog makkelijk kan wisselen, slaat het advies van de klassenraad sneller in de wind. We zetten voluit in op remediëring als de alarmbellen in december afgaan. Tegelijk denken we met die leerling na. In welke richting zit jij wél op je plek?”
“Hard werken aan plan A en intussen plan B verkennen is een delicate evenwichtsoefening die we aan onze leerlingbegeleiders toevertrouwen. Leerlingen die in juni op een B-attest botsen, maken zo een beter onderbouwde keuze en starten vlotter in het vierde jaar. C-attesten geven we in het derde jaar zelden.”
Perceptie keren
Inge De Laet: “Uit ons eerste onderzoek vloeide intussen een tweede vraag voort. Wat zijn de slaagkansen van onze derdejaars als we bekijken welke basisoptie ze volgden in het tweede jaar van de eerste graad? Is de kans op succes vanuit Latijn groter, of doen leerlingen economie of wetenschappen het even goed?”
“De modernisering van de eerste graad wil het hiërarchisch denken over richtingen tegengaan. Maar als de ene richting betere slaagkansen biedt dan de andere, blijven die opvattingen natuurlijk bestaan. En kiezen ouders en leerlingen voor een studie waar ze een beter leerklimaat en meer kansen verwachten.”
“Natuurlijk bestaat dat verschil in perceptie ook in onze school, en keer je dat niet op korte tijd. Maar voor de doorstroomrichtingen zijn de verschillen alvast beperkt en doet een leerling die Latijn koos, het niet frappant beter dan wie een pakketje economie volgde. Goed nieuws, als je ervan uitgaat dat richtingen gelijkwaardig zijn indien ze het jaar erna gelijkwaardige slaagkansen opleveren.”
“Voor onze richtingen in de dubbele finaliteit valt die negatieve perceptie veel moeilijker te keren. Een werk van lange adem, dat ook in kleine dingen zit: ‘afzakken’ is bij ons een verboden woord. Verkeerde opvattingen die aan je taal blijven plakken, daar moet je heel bewust wat aan doen.”
“Op de personeelsvergadering gooi ik geregeld een lijntje uit. Leraren zijn nieuwsgierig, willen weten of de cijfers hun buikgevoel bevestigen. Als iedereen zijn ideeën aan de cijfers kan toetsen, wordt het advies van onze klassenraad sterker. En als elke leraar zwart-op-wit ziet dat remediëring werkt, groeit het geloof dat we impact hebben op het succes van onze leerlingen.”
Het ‘Databistro’-team van de pedagogische begeleidingsdienst van Katholiek Onderwijs Vlaanderen ondersteunt schoolleiders om studievoortgang met data te monitoren en hun schoolteam op basis van die data te laten reflecteren. Met voorgestructureerd praktijkonderzoek, fysieke en online sessies en ondersteuning op maat. En vanaf volgend schooljaar ook begeleide trajecten om de leerlingenstromen in het vijfde jaar te monitoren.
Meer info over het aanbod en de mogelijkheid om deel te nemen lees je hier.
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter