Specialist
Evalueer jij je leerlingen eerlijk? 3 valkuilen voor elke leraar
Examens: tijd om te kijken waar je leerlingen precies staan. Enter je rol als objectieve evaluator die nagaat wie de lat haalt, en wie niet. Maar objectief evalueren, kunnen we dat wel? Over valkuilen én oplossingen voor een correcte evaluatie: expert Philipp Sonnleitner.
Philipp Sonnleitner, toetsontwikkelaar ÉpStan, Luxemburg: “Elke leraar wil zijn leerlingen objectief en eerlijk beoordelen. Helaas is dat minder eenvoudig dan we graag willen geloven. Niemand is 100% objectief. Maar wie zich bewust is van de valkuilen, heeft wel een streepje voor.”
“Moeilijke spreidstand: een schooljaar lang moedig jij je leerlingen aan om te groeien en put je voldoening uit de progressie die je meet. Maar soms moet je die coachende rol aan de kant schuiven en neem je de positie van evaluator in. Wie haalt de lat, wie niet? Heel wat leraren vinden dat het minst aantrekkelijke onderdeel van hun job en voelen zich er vaak onzeker over. Vooral jonge leraren ervaren die twijfel.”
Het halo-effect
Philipp Sonnleitner: “Als mens willen we graag vat krijgen op de wereld rondom ons. Dus zoeken we voortdurend naar manieren om die wereld in te delen en denken we sneller dan we willen in stereotypen. Shortcuts om leerlingen van elkaar te onderscheiden zijn om die reden voor leraren erg verleidelijk. Maar dan bepaalt je mening over 1 opvallende eigenschap dus ook hoe je iemand op andere vlakken inschat.”
“Zo worden knappe leerlingen vaak als competenter gezien, net zoals aantrekkelijke sollicitanten vaak hoger ingeschat worden. Een leerling die goed scoort voor 1 vak, dichten we ook voor heel andere vakken meer kwaliteiten toe. En ook de capaciteiten van oudere broers of zussen op school kleuren je oordeel.”
Waarom Kevin vaker slechte punten haalt
Waarom Kevin vaker slechte punten haalt
Philipp Sonnleitner: “Als een leerling een voornaam heeft die associaties met kwetsbare sociale milieus oproept, leidt dat onbewust tot negatieve vooroordelen en een lagere inschatting. Een frappant voorbeeld dat toont hoe self-fulfilling prophecies helaas ook in onderwijs een rol spelen.”
“Die self-fulfilling prophecies staan sinds het onderzoek van Robert Rosenthal en Lenore Jacobsen uit 1965 bekend als het Pygmalion-effect. Leraren kregen te horen dat bepaalde leerlingen in hun klas beter scoorden op een IQ-test dan andere. Misleidende informatie, want die zogenaamd slimmere leerlingen werden willekeurig gekozen.”
“Op het einde van het schooljaar legde elke leerling een tweede IQ-test af. Alle leerlingen boekten vooruitgang. Maar de progressie was beduidend groter bij de leerlingen die op die eerste test zogezegd hoog scoorden. Conclusie: hoge verwachtingen van de leraar hebben duidelijk een positieve impact, omdat de leraar die kinderen onbewust sterker uitdaagt of vaker van nuttige feedback voorziet. En lage verwachtingen leiden ertoe dat leerlingen minder leren. Cruciaal dus dat je als leraar hoge, maar haalbare verwachtingen stelt aan je leerlingen.”
Het volgorde-effect
Philipp Sonnleitner: “De volgorde waarin je leerlingen beoordeelt, heeft een invloed op hun resultaat. Een effect dat ook in de rechtbank vastgesteld werd bij rechters die zich over opeenvolgende zaken moesten uitspreken. Word je strenger naarmate de tijd vordert, of net milder? Het gaat vooral om het contrast: we wegen prestaties steeds tegen elkaar af.”
“Wie aan de beurt is na een erg slechte prestatie, krijgt een positievere beoordeling. En wie volgt op een erg sterke leerling, geef je een lager cijfer dan wanneer je die leerling onafhankelijk beoordeelt. Zeker bij mondelinge examens of presentaties dreigen die contrasten je inschatting onbedoeld milder of strenger te maken.”
Waarom je minder snel slaagt in een sterke klas
Waarom je minder snel slaagt in een sterke klas
Philipp Sonnleitner: “Als je leraren vraagt om hun klas in te schatten, zien ze ruwweg 3 groepen: enkele erg sterke leerlingen, een grote groep gemiddelde presteerders en enkele leerlingen die het lastig hebben. De idee dat die groepen in elke verzameling opduiken, halen we uit de natuur. Zo zijn alle appels aan dezelfde boom ongeveer even groot, met wat uitschieters naar boven en naar onder toe.”
“Denkfout: we veronderstellen dat die natuurlijke verdeling in elke klas aanwezig is, voor elk vak. Maar omdat een klasgroep klein is, kan je daar geen statistische uitspraken over doen. En is het dus best mogelijk dat je hele klas uitzonderlijk sterk of uitzonderlijk zwak presteert. Die denkfout kan ertoe leiden dat we gemiddelde leerlingen in een erg sterke klas kritischer beoordelen dan de middenmoot in een minder sterke klas.”
Confirmation bias
Philipp Sonnleitner: “Mensen vinden het niet prettig om hun mening bij te stellen. Eens we een oordeel gevormd hebben, gaan we vooral op zoek naar argumenten om dat oordeel te onderbouwen. De confrontatie met tegenstrijdige informatie gaan we liever uit de weg.”
“Een leerling die in het verleden opviel door negatief gedrag, sleept dat imago nog lange tijd mee omdat leraren onbewust meer aandacht hebben voor het gedrag dat hun beeld van de leerling bevestigt. En een leerling die voordien minder goed presteerde voor je vak, loopt een grotere kans om bij gelijke prestaties een lager cijfer te halen dan een leerling die bij vorige evaluatiemomenten goed scoorde.”
Waarom meisjes lager scoren voor wiskunde en jongens voor taal
Waarom meisjes lager scoren voor wiskunde en jongens voor taal
Philipp Sonnleitner: “PISA-onderzoek is duidelijk: er is een verschil tussen jongens en meisjes voor wiskunde en voor leesvaardigheid. Jongens doen het lichtjes beter voor wiskunde, meisjes scoren iets hoger op begrijpend lezen. De verschillen zijn miniem maar wel duidelijk meetbaar, omdat de dataset van PISA enorm groot is en je toeval dus kan uitsluiten.”
“Het gevaar bestaat dat je als leraar door die kennis in een tunnelvisie belandt. Je brein gaat op zoek naar feiten die die stelling ondersteunen en negeert bevindingen die de stelling tegenspreken. Zo komt je objectieve kijk in het gedrang, riskeer je jongens in je klas milder te evalueren voor exacte vakken en meisjes bij gelijke prestaties hoger te schalen voor talen.”
“Bovendien riskeer je opnieuw een self-fulfilling prophecy te creëren. Als je meer verwacht van meisjes voor taal, worden ze er ook effectief beter in. En als je bij jongens hogere verwachtingen hebt voor wiskunde, boeken ze op dat vlak meer progressie. Die verwachtingen kunnen ertoe leiden dat statistische genderverschillen uiteindelijk een impact hebben op de individuele prestaties van de meisjes en jongens in je klas.”
5 tips om zo objectief mogelijk te evalueren
Zijn we onherroepelijk subjectief en dus onmogelijk in staat om objectief te evalueren? Als leraar heb je heel wat kansen om zo eerlijk mogelijk te beoordelen wat de prestaties van je leerlingen waard zijn. 5 tips van expert Philipp Sonnleitner.
- Verbeter blind. Laat je leerlingen hun naam op de achterkant van het blad noteren of vraag om op de voorkant enkel hun klasnummers in te vullen.
- Stel vooraf duidelijke evaluatiecriteria op. Bij vragen met een eenduidige oplossing werk je een modelantwoord uit. Vooraf bepaal je hoeveel punten elk element van dat antwoord oplevert. Complexer wordt het bij opdrachten zoals een argumenterende tekst of een presentatie, wanneer je competenties evalueert. Dan is een rubric met duidelijke criteria nuttig. Opgepast: een overdaad aan criteria geeft de schijn van objectiviteit, terwijl je in werkelijkheid enkel je subjectieve totaalcijfer in kleine deelcijfers hakt. Belangrijker is dat je bij elk criterium duidelijk aangeeft welk beheersingsniveau tot welk resultaat leidt. Blijf ook kritisch: klopt het gewicht dat je aan de criteria gaf? Interpreteren collega’s die beheersingsniveaus op dezelfde manier?
- Bespreek evaluatiecriteria vooraf met je leerlingen. Of nog sterker: laat hen meedenken. Een transparante evaluatie heeft een positieve impact op de motivatie van je leerlingen omdat je hun autonomie – denk aan het ABC van motivatie – versterkt. Leerlingen die zwakker presteren, krijgen immers duidelijkheid over wat ze moeten doen om te slagen en schatten je evaluatie als eerlijk in.
- Bij mondelinge examens speelt het volgorde-effect sterker dan bij andere evaluatievormen. Noteer daarom zelf voldoende tijdens een mondeling examen. Zo kan je je definitieve cijfer even uitstellen of op zijn minst controleren. Bij presentaties kan je er als jury voor kiezen om verschillende (groepjes van) leerlingen pas een definitief cijfer toe te kennen nadat een deel van de klas of zelfs de hele groep aan de beurt was.
- Spreek af met collega’s om dezelfde opdracht te verbeteren en vergelijk jullie cijfers. Zijn de verschillen te groot? Dan kijk je samen waar dat verschil vandaan komt. De inzichten die je door die samenwerking verzamelt, helpen je om kritisch te kijken naar je eigen werk. En dat is de sterkste stap naar objectieve evaluaties.
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter