Verhaal
“Fouten maken mag, als je daarna aan zelfreflectie doet”
Als student ging Kathleen Van Den Daele in tegen een docent die het n-woord gebruikte in de aula. Toch heeft ze aan die docent nu de beste herinneringen. Kathleen staat aan het roer van LEVL, de opvolger van het Minderhedenforum. Wat is haar visie op inclusief onderwijs? Een gesprek over diversiteit op school, de kracht van verbinding en het belang van dialoog.
Wat zijn je vroegste schoolherinneringen?
Kathleen Van Den Daele: “Die situeren zich ver van België. Als kind van expats groeide ik op in Bwamanda, een dorp in het noorden van de Democratische Republiek Congo. De Belgische privéschool waar ik zat, was zeer klein: leerlingen uit het eerste, tweede en derde leerjaar zaten samen in dezelfde klas.”
“Lessen muziek of plastische opvoeding kregen we samen met autochtone leerlingen, maar meestal gaf de klasleraar ons individuele instructie. Ik herinner me veel maatwerk. En dat ene meetinstrument zie ik ook nog levendig voor me: de liniaal waarmee je op de vingers werd getikt wanneer je iets verkeerd deed.”
“Toen ik als 10-jarige met mijn gezin naar België verhuisde, was dat een gigantische omschakeling. De contrasten waren groot. Mijn vertrouwde omgeving maakte plaats voor een zeer witte context. Halve schooldagen in Congo werden volledige dagen in Halle. De groene schoolomgeving werd ingeruild voor meer beton in de Brusselse rand.”
Was het een vlotte overstap voor jou?
Kathleen Van Den Daele: “Niet echt. Hier in België was ik het enige zwarte kind in de klas. Het buitenbeentje, de exoot in de ogen van mijn klasgenoten. Geen prettige positie: kinderen die er foutief van uitgingen dat ik geadopteerd was toen ze mijn witte vader zagen. Leerlingen die niet naast mij wilden zitten. Die zeiden dat ik vuil was, dat ik stonk. Een leraar die de boel probeerde te sussen: ‘Afrikanen hebben nu eenmaal een specifieke lichaamsgeur’. Die kwetsende stereotypes deden er natuurlijk enkel nog een schepje bovenop.”
“Wat me nog is bijgebleven van die eerste jaren in België: veel bijles. Regelmatig moest ik tijdens de speeltijd mijn schrijf- en leesvaardigheid bijschaven terwijl mijn klasgenoten buiten voetbalden of verstoppertje speelden. Zeer snel kreeg ik het gevoel dat ik niet slim genoeg was. En dat minderwaardigheidsgevoel is lang blijven plakken.”
Tot in het secundair?
Kathleen Van Den Daele: “Die omgeving ging me beter af. Loskomen van de basisschool, van vastgeroeste kliekjes. Plots ook andere leerlingen met een migratieachtergrond zien op de speelplaats: die veranderingen deden deugd. En les krijgen van leraren die wat buiten de lijntjes durfden te kleuren. Onze leraar economie bijvoorbeeld. Niemand die met zoveel passie over cijfers en boekhouden sprak. Hij maakte zijsprongen, putte uit de ervaring die hij in de privé opdeed en toonde zo aan dat de leerstof ons nog van pas zou komen.”
“Hij viel op in onze voormalige meisjesschool. Zulke atypische profielen fascineerden me. Leraren van kleur had ik toen niet, al miste ik die wel. Jammer dat ze vandaag nog altijd uitzonderingen zijn. Zo divers als de klas is, zo homogeen blijven de meeste lerarenteams.”
Waarom is diversiteit binnen het lerarenteam belangrijk?
Kathleen Van Den Daele: “Onderwijs stoomt leerlingen klaar voor de wereld van morgen. Daarvoor hebben ze kennis en vaardigheden nodig, maar moeten jongeren zich ook leren bewegen in onze diverse samenleving. En dat kan alleen als de maatschappelijke realiteit voldoende weerspiegeld is op school en in je team.”
“Jongeren worstelen allemaal met bepaalde aspecten van hun identiteit. De ene leerling met origine of geloof, de andere met fysieke, mentale of financiële beperkingen. Al die zaken kunnen hun zelfvertrouwen flink aantasten. Maar als tieners aspecten van zichzelf kunnen herkennen in rolmodellen, geloven ze ook makkelijker in hun eigen kunnen.”
“Ervaringsdeskundigen hebben een meerwaarde in elk team, daar ben ik rotsvast van overtuigd. Een leraar die zelf in kansarmoede opgroeide, zal sneller doorhebben dat een leerling de schooluitstap overslaat omdat die de centen niet heeft. Ook al beweert die leerling zelf te moeten werken die dag. Een leraar die openlijk trans is, haalt gender- en seksuele diversiteit uit de taboesfeer. Een vrouwelijke directeur met migratieachtergrond stimuleert jonge meisjes van kleur zonder woorden om te durven dromen.”
“Een divers team samenstellen is een belangrijke stap. Al ligt de verantwoordelijkheid om diversiteit uit de taboesfeer te halen zeker niet alleen bij leraren die tot een minderheid behoren. Daarvoor heb je iedereen nodig: heteroleraar Matthias die respectvol reageert op elke seksuele oriëntatie. Of juf Silke bij wie je racistische uitspraken kan melden.”
Hoe maken we de lerarenkamer diverser?
Kathleen Van Den Daele: “Eerst en vooral benoemen we de lerarenopleiding onvoldoende als een optie. OKAN-leerlingen met het onmiskenbare talent om voor groepen te staan die nooit horen dat lesgeven iets voor hen is? Of een moslima die haar onderwijsdroom opbergt vanwege haar hoofddoek, terwijl je als samenleving met een lerarentekort kampt? Onaanvaardbaar, vind ik. We missen daardoor zoveel potentieel.”
“Wat daarnaast ook niet helpt: lesgeven is een prachtjob, maar het is ook een onzeker beroep voor starters. Elk schooljaar opnieuw afwachten wat er voor jou uit de bus komt, hossen van school naar school om uren te sprokkelen. Dat schrikt heel wat jongeren uit kwetsbare groepen af. Zeker wanneer je opgroeit in een gezin dat het niet breed heeft, bepalen werk- en financiële zekerheid in grote mate je carrièrekeuze.”
“Er bestaat al een waaier aan goede praktijken die die 2 obstakels proberen weg te werken. Denk maar aan Teach for Belgium. Wie daar vorming volgt, krijgt minimaal 2 jaar een plaats op een school én ontvangt een salaris vanaf de eerste dag voor de klas. Of de Baobab, die coacht Brusselaars naar het juiste diploma om als kleuterleraar aan de slag te gaan. En Orbit vzw gaat in de derde graad secundair al op zoek naar leerlingen van kleur met potentieel lerarentalent. Zulke initiatieven doen mijn hart sneller slaan.”
“We moeten startende leraren ook beter begeleiden op school. Dat begint al bij de stage. Studenten met een migratieachtergrond horen in de lerarenkamer soms clichés en vooroordelen over leerlingen met dezelfde roots. Dat komt vaak zo stevig binnen dat ze afhaken. De manier waarop een school mensen ontvangt en opvangt, zegt veel. Opent het team de rangen voor iedereen? Is er een mentor bij wie starters hun zorgen veilig kwijt kunnen?”
Aan welke leraar heb je zelf de beste herinneringen?
Kathleen Van Den Daele: “Aan mijn docent sociologie in het hoger onderwijs. Felle discussies had ik met haar. Toen ze in de aula het n-woord gebruikte, raapte ik al mijn moed bijeen om te protesteren. De houding van een leraar bepaalt op zo’n moment alles. Die kan zich aangevallen voelen en je het zwijgen opleggen: weg dialoog, exit veilige leeromgeving. Maar zij bedankte me voor mijn opmerking, nodigde me uit voor een gesprek, luisterde in alle openheid naar mijn argumenten en paste haar lessen achteraf aan.”
“Dat voorbeeld dateert uit een andere tijd, kan je denken. Maar er circuleren nog altijd schadelijke stereotypen in verouderd schoolmateriaal. Onlangs moest mijn dochter in de klas de verschillen opsommen tussen een Belgische en een Afrikaanse atleet. Volgens het handboek luidde het ‘correcte’ antwoord: de Afrikaanse loper is uitbundiger en komt vaker te laat dan de Belgische. Hallucinant, toch?”
“Als leraren die opdracht zien als een leerkans om racisme aan te kaarten en zulke uitspraken te ontkrachten, vind ik dat prima. Als je de antwoorden uit je handboek daarentegen heilig vindt, kwets je heel wat leerlingen.”
“Het gaat er niet om dat je als leraar geen fouten mag maken. Het gaat erom dat je bereid bent om aan zelfreflectie te doen. Mijn opmerking verraste destijds mijn docent, maar ze heeft die niet meteen van tafel geveegd. Dat ze open stond voor verandering, betekende toen alles voor mij. Het stimuleerde me om me extra in te zetten voor haar vak. Toen ik met hoge punten eindigde, kwam ze me persoonlijk vertellen dat ik veel in mijn mars had. De boost die die woorden mij gaven, vergeet ik nooit.”
Benoemen we dat potentieel bij sommige leerlingen te weinig?
Kathleen Van Den Daele: “Ja. Dat merkte ik het scherpst toen ik als straathoekwerker in Washington DC enkele maanden meedraaide in een sensibiliseringsproject rond wapengeweld. De gesprekken die ik met Amerikaanse jongeren had, gingen nooit louter over criminaliteit of wapenbezit. Door met hen in dialoog te gaan, leerde ik de onderliggende triggers kennen: gefnuikte dromen, stukgeslagen ambities en schoolloopbanen, een zoekgeraakt geloof in zichzelf en hun omgeving.”
“Als sociaal werker leerde ik al snel hoe belangrijk het is om tóch op talent en potentieel te blijven focussen. Dat geeft perspectief. Helaas baseren we studieadvies nog te vaak op tekortkomingen en niet op talenten.”
“Onlangs hoorde ik een moeder die zich zorgen maakte over haar zoon: een kei in exacte wetenschappen, maar absoluut geen talenknobbel. Zijn droom? Ingenieur worden. Maar de klassenraad adviseerde hem, vanwege zijn zwakke score voor Nederlands, een arbeidsmarktgerichte opleiding. Dat betekent minder uren wiskunde, fysica en chemie. Is dat de best mogelijke raad, rekening houdend met zijn talenten?”
“Ook sociaal-economische status, migratieachtergrond en thuistaal blijven een negatieve rol spelen als we leerlingen oriënteren, blijkt uit ons onderzoek over diversiteit in de lerarenkamer. Dat ondervond ik zelf ook. Toen mijn moeder in het vijfde middelbaar stierf, had ik een echt ‘downjaar’. Me optimaal concentreren op school, lukte toen niet. Aan het einde van dat jaar kreeg ik de raad om van Economie-Moderne Talen over te schakelen op Toerisme.”
“Mijn vader was het daar absoluut niet mee eens. Hij keek toen naar het totaalplaatje, niet naar dat ene jaar. Ik besloot uiteindelijk om mijn jaar te dubbelen in de richting die me op het lijf geschreven was. En alles is goed gekomen: een universitaire opleiding en een mooie loopbaan.”
“De toekomst van een leerling verdient meer dan een enge blik. Een school kan leerlingen klein houden, maar ook een geweldig lanceerplatform zijn. Met leraren die de talenten van alle leerlingen in de spotlights zetten, die hen doen excelleren. En met directeurs die het systeem af en toe tackelen, die de pijnpunten van hun eigen school durven blootleggen en aanpakken.”
Hoe hou je als leraar je blik fris?
Kathleen Van Den Daele: “Door in dialoog te blijven gaan, zowel met de leerlingen als met hun ouders. Door elkaar te blijven beluisteren en bevragen. Zo’n gesprek hoeft er ook niet enkel op initiatief van de leraar te komen. Als ouders aanvoelen dat de school hen als gelijkwaardige partners beschouwt, ontstaat er makkelijker tweerichtingsverkeer. De drempel om iets aan te kaarten wordt dan minder groot.”
“Mijn puberdochter verandert regelmatig van kapsel: op een bepaald moment liet ze vlechten met groene uiteinden zetten. Een leraar tikte haar daarvoor op de vingers: ‘het schoolreglement laat geen extravagante kapsels toe‘. Een problematische regel, want wat is extravagant? Iedereen vult dat anders in: het is geen objectief criterium. Toen ik de school vroeg om die regel neutraler te maken, besliste ze enkel natuurlijke kleuren toe te laten.”
“Oké: die regel is duidelijker. Maar wat dan met al die blonde leerlingen die al maanden met roze mèches naar school komen? Of die leraar met geverfde rode lokken? Toen we opnieuw in gesprek gingen, besefte iedereen dat achter ieders definitie van ‘normaal’ een ander referentiekader schuilde. Daar kritisch naar durven kijken, vraagt moed, geduld en respect. Maar in dit geval loonde het zeker: uiteindelijk werd het schoolreglement in samenspraak aangepast.”
Na ons gesprek vist Kathleen een papier uit haar tas. Het is een oude schooltaak: een reflectieopdracht over waarden en normen uit het vijfde middelbaar. ‘Waar word je droevig van?’ ‘Racisme.’ ‘Wat vind je belangrijk in het leven?’ ‘Dat mensen met elkaar in discussie gaan.’ ‘Wat hoop je later te bereiken?’ ‘Iets kunnen betekenen voor anderen.’ Ze lacht.
Kathleen Van Den Daele: “Dat A4’tje van meer dan 20 jaar oud draag ik altijd bij mij. Ik koester die woorden: af en toe heb ik er nood aan om terug te koppelen naar mijn jongere zelf. Strookt wat ik als tiener schreef met wie ik vandaag ben, met wat ik momenteel doe?”
“Mijn antwoorden matchen wonderwel met de missie van LEVL. Ze tonen dat ik als puber meer zelfinzicht had dan ik destijds besefte. Wie ben ik? Waarvoor sta ik? Het is een wonderlijke zoektocht. En leraren hebben de belangrijke taak om die mee te begeleiden. Hun impact is enorm.”
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter