Tips
Hoe stel je een goede toets op? 8 tips
Hoe formuleer je heldere vragen? Kies je voor open, gesloten of meerkeuze? En waarom stel je beter eerst je toets op, en dan pas de les? Met deze tips van toetsexpert Dries D’haese geef je de kwaliteit van je toets- en examenvragen een boost.
Dries D’haese, Expertisecentrum Onderwijs en Leren: “Hoe een kwalitatieve toets eruitziet? Om te beginnen meet die precies wat je beoogt te meten. Evalueer je exact de leerplandoelen die je vooropstelde? En ligt je lat op de juiste hoogte?”
“Daarnaast is je toets zo objectief mogelijk. Sympathie of antipathie voor een leerling, het lesuur van de dag of irrelevante voorkennis: stuk voor stuk factoren die in de weg staan als je precies wil weten waar je leerlingen staan. De volmaakte toets of het ideale examen opstellen is haast onmogelijk. Maar met deze 8 tips kom je een heel eind.”
1. Eerst de toets, dan de les
Dries D’haese: “Vaak stellen leraren een toets op nadat ze een lessenreeks afronden. Maar eigenlijk moet het precies andersom. Bij backwards design vertrek je vanuit het leerdoel en stel je op basis daarvan een toets op. Wat wil ik dat de leerlingen op het einde van de lessenreeks kennen en kunnen? Stel een sjabloon van je toets op en werk pas nadien je lessen uit. Zo stem je de les, het leerproces en de evaluatie beter op elkaar af.”
“Valkuil? ‘Teaching to the test’: tijdens je les enkel focussen op wat je zal toetsen en voluit op hoge cijfers mikken. Vereng je instructie niet tot wat je toetst. Zoniet lopen je leerlingen veel leerkansen mis.”
“Elke toets is deel van het leerproces. En dus bepaalt de manier waarop jij evalueert ook hoe je leerlingen studeren. Als leerlingen weten dat je enkel feitenkennis toetst, leren ze oppervlakkiger. Peil je naar verbanden en inzicht, bereiden ze zich grondiger voor.”
2. Spreek klare taal
Dries D’haese: “Maak geen taalspel van je toets. Ook minder taalvaardige leerlingen verdienen een eerlijke kans om de toets in te vullen. Je wil meten of leerlingen de leerstof beheersen, niet hoe taalvaardig ze zijn.”
“Concrete taaltips? Let op met dubbele negaties zoals in deze instructie: ‘Duid aan indien niet waar: België is geen monarchie’. Vervang lange instructies door duidelijke bullets. En kom meteen ter zake. Gebruik een levensechte situatie voor je vraagstuk bij wiskunde. Maar als je vragen té sterk inkleedt, creëer je afleiding en verwarring.”
3. Stel het juiste type vraag: open, gesloten, meerkeuze …
Dries D’haese: “De leerdoelen en je lesinhoud bepalen welke soort vragen je stelt. Als je wil peilen hoe je leerlingen een roman interpreteren, is een klasdiscussie misschien zinvoller dan een klassieke toets. En met gesloten vragen achterhaal je zelden of leerlingen zelf verbanden leggen tussen leerstofonderdelen.”
“Opgelet met meerkeuzevragen: leerlingen die onvoldoende vertrouwd zijn met multiple choice, onderschatten de moeilijkheidsgraad en studeren te oppervlakkig. Met voorbeeldvragen tijdens de les maak je hen bewust van die valkuil.”
4. Schakel voorkennis uit
Dries D’haese: “Sterke én minder sterke lezers met een grote voorkennis over het onderwerp van de tekst scoren significant beter op een leestoets dan sterke lezers zonder voorkennis. Voorkennis heeft dus meer invloed dan leesbegrip op de prestaties van je leerlingen.”
“Vertrek in je toetsen van topics die je leerlingen interessant en uitdagend vinden, maar schakel voorkennis zo veel mogelijk uit. Met onderwerpen zoals voetbal of popartiesten motiveer je sommige leerlingen, maar ontmoedig je anderen omdat ze niet met dezelfde voorkennis starten.”
“Met een vraag rond ‘AI in het onderwijs’ of ‘de ontstaansgeschiedenis van Instagram’ stel je alle leerlingen gelijk in hun voorkennis én leg je een link met hun leefwereld. Onthou dat een goede toets kennis en begrip evalueert, geen irrelevante voorkennis.”
5. Stel eerlijke vragen
Dries D’haese: “Stel geen vragen die het antwoord op een andere vraag beïnvloeden. Eerst vragen om een bepaald land te noemen en dan de buurlanden van dat land laten opsommen? Een fout antwoord op de eerste vraag heeft meteen een tweede fout tot gevolg.”
“Ook als leerlingen gebeurtenissen chronologisch moeten rangschikken, bestaat al gauw de kans dat 1 fout de rest van de oefening bepaalt. Pin je dan niet vast op de correcte nummering maar focus op de volgorde. Zo beoordeel je leerlingen objectiever.”
“Zorg ervoor dat het antwoord op een vraag niet verstopt zit in de toets. Sommige leerlingen merken dat op en zijn in het voordeel. Andere krijgen het gevoel dat je evaluatie niet eerlijk is. En dat werkt allesbehalve motiverend.”
6. Stel je vragen al tijdens de les
Dries D’haese: “Je les moet een correct beeld geven van de toets die volgt. Daarom is het geen goed idee om de moeilijkste vragen of vraagtypes uit je werkboek op te sparen voor de toets. Zo plaats je je leerlingen nooit voor verrassingen die ze als oneerlijk ervaren. De overtuiging dat een goede voorbereiding en hard werk lonen, motiveert.”
“Trek je vraagstelling op toetsen door naar je lessen. ‘Situeer Karel De Grote in tijd en ruimte’: wanneer je ook tijdens je les geregeld vraagt om historische figuren te situeren, lopen je leerlingen niet vast op die toetsvraag.”
“Als je op de toets gestructureerde antwoorden verwacht, zorg dan voor oefenkansen tijdens de les. Door ook bij mondelinge antwoorden in de klas te leren structureren: ten eerste, ten tweede, ten slotte … Of schrijfkaders aan te bieden, en die ondersteuning stap voor stap af te bouwen.”
7. Stel vragen in de juiste volgorde
Dries D’haese: “Cluster soortgelijke vragen op een toets zodat leerlingen hun aandacht kunnen richten op de inhoud van de vragen. Stel bijvoorbeeld eerst alle multiple choice-vragen, nadien de rangschikvragen en rond af met een open vraag.”
“Motivatie staat of valt met succeservaring. Begin de toets daarom met de minst complexe vragen, zeker wanneer de toets wat langer is. Zo voorkom je dat een leerling de moed verliest of opgeeft. Ook steekt een leerling misschien te veel tijd in een complexe vraag. Daardoor blijven andere vragen open, en krijg je geen juist beeld van wat die leerling kan.”
8. Maak je toets evenwichtig
Dries D’haese: “Ga bij herhalingstoetsen na of je de leerstof evenwichtig bevraagt. Stemt het gewicht van elk onderdeel overeen met het belang ervan? Krijgen leerlingen bij elk thema de kans om te tonen wat ze kunnen?”
“Een toetsmatrijs helpt je reflecteren over dat evenwicht. Hoe groot is het gewicht van dit leerstofonderdeel in het totaalcijfer? En in het aantal vragen? Een tijdrovend werkje dat je enkel bij doorslaggevende evaluaties bovenhaalt. Begin niet krampachtig vragen toe te voegen om de verhoudingen in evenwicht te brengen. Pas dan liever het gewicht van dat onderdeel aan in je online puntenboek.”
Tot slot
Dries D’haese: “Teamwerk verhoogt de kwaliteit van je toetsen aanzienlijk. Maak een toets niet in je eentje. Even je toets doormailen is niet genoeg. Vraag een collega expliciet om feedback: hoe komen de vragen binnen? Welke vragen zijn voor interpretatie vatbaar? Bespreek ook je evaluatiecriteria en de antwoorden die je verwacht. Zo creëer je een gemeenschappelijke kijk op kwaliteit.”
“Blijf alert voor de kennisvloek. Hoe meer je over iets weet, hoe minder je begrijpt dat iemand anders dat niet weet. Kijk samen met collega’s kritisch naar je instructie, naar de verwoording en de stappen die je hanteert. Probeer je ook te verplaatsen in je leerlingen: wat leerlingen begrijpen en beheersen, strookt niet altijd met de verwachtingen van de leraar. En dat werkt voor beide partijen frustrerend.”
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter