Vlaanderen
Klasse.be

Verhaal

Klaar Hammenecker: “Ga naast je leerlingen en hun dromen staan” 

  • 26 juni 2024
  • 9 minuten lezen

Klaar Hammenecker is kinderpsycholoog en loopt mee in de coulissen van ‘The Voice Kids’ en ‘Junior Bake Off’. Maar vooral begeleidt ze in haar praktijk minder gewone kinderen in gewone situaties als thuis en school. Een gesprek over dromen en bedrog en hoe ‘bake off’ onderwijs is. 

Portret van Klaar Hammenecker
Klaar Hammenecker: “Soms heb je grote dromen nodig om de beste versie van jezelf te worden.”

Je begeleidt kinderen en jongeren in programma’s als ‘Bake Off’ en ‘The Voice’. Wat doe je daar? 

Klaar Hammenecker: “Kinderen komen in complexe, stresserende omstandigheden terecht op een televisieset. Zingen voor een jury met Pommelien en Metejoor: sommige kinderen voelen gewoon wat spanning, andere echte stress met buikpijn. Die lopen naar de wc of ademen snel. Dan zet ik in op ademhalingsoefeningen, breng ik helpende gedachten aan of praten we over iets anders.” 

“Op de groepsdynamiek werk ik ook. Kinderen voelen soms afgunst of moeten een combi vormen die in eerste instantie moeilijk klikt. Ik probeer te bewaken dat de groep geen stressor wordt maar kracht geeft. Zoals onlangs: een wat zorgzaam ouder meisje nam alle kleintjes van haar team op sleeptouw. Altijd stond ze er om te zeggen: ‘Amaai, goed gedaan!’ Ze maakte me bij momenten overbodig.”  

“Goed observeren is cruciaal. Je haalt zoveel uit de lichaamstaal van kinderen: ze bijten op hun lip of friemelen aan hun kraag. Soms toont een lichaam al wat we zelf nog niet weten. Dan vraag ik: ‘Ça va, ik zie precies wat spanning?’” 

“Ik ondersteun ook de coaches. In die programma’s komen steeds meer kinderen met een handleiding. Die hebben duidelijke communicatie heel hard nodig. Een bakkertje met ASS moet de opdracht snappen en een kind met dyslexie moet de instructies kunnen lezen. Daarom dubbelcheck ik de recepten.” 

Wat leer jij in de coulissen van die programma’s? 

Klaar Hammenecker: “Dat kinderen tot grootse dingen in staat zijn als je maar naast hen staat. 3 basics zijn daarbij belangrijk: autonomie (A), betrokkenheid of verbondenheid (B) en competentie (C).”

“De autonomie zit bijvoorbeeld in de inspraak van de kandidaten bij de keuze van de liedjes en hoe ze die brengen. In het eerste seizoen beslisten de stylisten wat de kinderen droegen. Een 14-jarige meid die enkel wijde broeken draagt en in een strak, kort kleedje wordt gestoken, kan op het podium aan niks anders denken: iedereen lacht mij uit in dat stom kleedje. Inspraak brengt rust en vertrouwen.” 

“Natuurlijk moeten kinderen ook voelen dat ze kunnen wat van hen verwacht wordt. Als je een lied moet zingen waarvan je denkt ‘dat lukt me nooit’, vergeet het dan maar. Enkel met verbinding op de hele set – met de coach, de andere kandidaten, de ouders – komt er ruimte om iets niet te kunnen en om te groeien.” 

“Als je aan dat ABC voldoet, verleggen veel kinderen hun grenzen. Ook kinderen die heel moeilijk uit hun angst en onzekerheid geraken. Zij stranden zonder ABC soms, ook al hebben ze misschien het meeste talent. Om tot leren en presteren te komen, heb je een veilig klimaat nodig. Zoals op school.” 

Kinderen moeten niet de dromen van hun ouders waarmaken

Klaar Hammenecker
kinderpsycholoog

Kinderen hebben vaak grote dromen. Ze willen zanger, hartchirurg of dierenarts worden. Wat doe je als je weet: dat is te hoog gegrepen?  

Klaar Hammenecker: “Laat kinderen er vooral zelf achter komen wie ze zijn, waar hun talenten liggen, hoe ze in het leven staan, waar de blauwe plekken en de blinde vlekken zitten. Een droom stretcht je, dat is geweldig. Kinderen moeten dromen, en kansen krijgen om hun dromen na te jagen.” 

“Ik had recent een beloftevol turnertje in de praktijk. Ze werd boos op haar mama: ‘Hoe vaak zeg jij niet dat ik moet stoppen met turnen?’ En dan richt de mama zich tot mij: ‘Ik ben altijd zo bang dat ze zich pijn gaat doen, er is zoveel druk.’ Dus nog vóór dat meisje zich blesseert, nog vóór ze druk ervaart, drukt die ouder haar droom in. Ze hoort niet dat ze geen Nina Derwael zal worden, maar wel: pas op met dromen, die kan je toch niet realiseren. Dat meisje neemt een jammere denkfout mee.”
  
“Velen zijn geroepen, weinigen zijn uitverkoren. Dat klopt. De wereld loopt niet vol met Nina’s, maar dat neemt niet weg dat je een pak vaardigheden ontwikkelt als je je droom nastreeft: plannen en organiseren, doorzetten, grenzen ontdekken. Dromen zijn stevige motoren. Soms heb je grote dromen nodig om de beste versie van jezelf te worden.”  

Zadelen ouders hun kind soms op met hun eigen niet-gerealiseerde dromen? 

Klaar Hammenecker: “Als ouder sta je voor de uitdaging om uit te zoeken waar jij staat in dit stuk: moedig ik aan, controleer ik, push ik, maak ik mijn kind bang? Zoals dat jongetje in mijn praktijk, een angsthaasje, met klamme handjes en hangend lipje. Zijn papa zei: ‘Zo erg hé, want hij is echt een goede voetballer. Volgens mij kan het ne Messi worden.’ Ik zag hoe ver die papa afstond van wat zijn zoon nodig had op dat moment: nabijheid, veiligheid en ‘maak maar je eigen keuzes, ik ben er voor je’.”

“Kinderen kunnen enkel zichzelf worden en niet wie jij graag zou hebben dat ze worden. Leraren zien die worsteling ook als ouders zich vastklampen aan aso terwijl hun dochter helemaal opgaat in techniek.” 

Portret van Klaar Hammenecker
Klaar Hammenecker: “Pushen helpt leerlingen niet, trekken ook
niet, maar wegkijken nog veel minder.”

Leraren wijzen wel eens naar ouders die hun opvoedende taak niet meer opnemen, waardoor zij het allemaal moeten doen.  

Klaar Hammenecker: “Als leraren verwijzen naar de opvoedende taak van ouders bedoelen ze vaak: ze hebben hun kind niet geleerd ons te gehoorzamen. Maar opvoeden is niet: jij die weet wat het beste en juiste is en je kind dat blindelings moet volgen. Opvoeden en onderwijs is samen ontdekken. Dat schuurt schijnbaar met de onderwijsopdracht. Want een leraar is een expert die weet hoe je leerstof aanbrengt. Maar vandaag gaat dat niet meer vanuit gezag. En daar hebben sommige leraren het moeilijk mee.” 

Jij geeft ouders opvoedbasics mee en zegt dat ze ook voor leraren gelden. Hoe breng je genoeg ‘Bake off’ in de klas? 

Klaar Hammenecker: “Opvoeden is maatwerk. We moeten op zoek naar wat elk kind al goed kan en wat het nodig heeft om te groeien. Dat betekent niet dat je in de klas 25 verschillende trajecten moet uitwerken. Even supersimpel: een derde van de klas kan met de aanpak van het handboek aan de slag, een derde heeft minder nodig en een derde heeft meer nodig. Net zoals niet elke 12-jarige in maat 152 kan, maar de meerderheid wel.” 

Jij stelt dat onderwijs geen kwestie van kunnen is, maar van aankunnen. 

Klaar Hammenecker: “Klopt, kinderen moeten leerstof verwerken en daar heb je meer voor nodig dan je cognitieve mogelijkheden. Leren is een sociaal-emotioneel gebeuren. Samen de weg zoeken, soms met bakken zelfvertrouwen, soms met bergen faalangst. Zo kunnen leerlingen echt hun talenten ontdekken en in hun kracht gaan staan. Op een congres hoorde ik dat we ‘I like the teacher’ moeten vervangen door ‘The teacher likes me’. De leraar investeert in mij en gelooft dat ik een nieuwe stap vooruit kan zetten, dat moet elk kind voelen.” 

Zelfvertrouwen is ook een belangrijke motor? 

Klaar Hammenecker: “Ja. Maar er bestaan wel wat misvattingen over zelfvertrouwen. Mensen met zelfvertrouwen denken niet dat zij de wereld aankunnen. Ze vertrouwen wél op zichzelf en weten heel goed wat ze kunnen. Maar ze weten ook: hier ben ik niet zo goed in, daar blijf ik van weg of heb ik hulp voor nodig. Kinderen hebben dus geen positief zelfbeeld nodig, ze hebben een realistisch zelfbeeld nodig. Dat doet hen groeien.” 

“Zo’n zelfbeeld krijg je niet door op je stoel te blijven zitten. Daar heb je een omgeving voor nodig waar je op je gezicht mag gaan en fouten niet afgestraft worden. Die veiligheid ontbreekt soms op school. Onderwijs en leren wordt nog te vaak als een product gezien, als een reeks van prestaties. Terwijl het eigenlijk een proces is waarbij je stilaan mag ontdekken wie je bent en wat je wil worden.” 

Leraren melden steeds meer leerlingen met psychische problemen in hun klas. Jouw praktijk loopt vol. De samenleving bakt er dus niet veel van? 

Klaar Hammenecker: “Zeker 60% van de kinderen die ik zie, heeft een angstprobleem. Dat gaat van sociale angst tot felle faalangst, extreem perfectionisme en uitstelgedrag, OCD, dwang- en eetstoornissen. Zoveel kinderen zijn bang om er niet bij te horen, om te mislukken, om geen controle te hebben, om niet gezien te worden of om de verkeerde keuze te maken. Onrustwekkend!” 

“Kinderen willen van nature uit leren en zich ontwikkelen, maar dat gaat niet automatisch. Ze hebben daarvoor de juiste, veilige omgeving nodig. Helaas groeien ze op in een angstmaatschappij die overal gevaren ziet. Vroeger keken wij ernaar uit als het sneeuwde en gingen we met de slee naar school. Dat was fun. Nu bellen ouders 2 dagen op voorhand hun afspraak in de praktijk af omdat ‘code oranje’ een sneeuwbom aankondigt.” 

Geef leerlingen niet meer zekerheid, maar leer ze dealen met onzekerheid

Klaar Hammenecker
kinderpsycholoog

Hoe keer je die angst? 

Klaar Hammenecker: “Ik werk op het hele gezinssysteem en contra-intuïtief. We zijn geneigd om te zeggen: ‘Je moet niet bang zijn.’ Maar die uitspraak heeft nog niemand geholpen. Of we maken zaken voorspelbaar, nemen risico’s weg of nemen de controle over. Dat lost niets op. Kinderen moeten niet meer zekerheid krijgen, maar leren dealen met onzekerheid: ‘I can hold uncertainty’. Dat is een hele uitdaging, ook voor ouders.” 

“Leraren moeten niet zelf de therapeut spelen. Ze moeten vooral vaklui zijn, goed lesgeven, naast hun leerlingen staan en verbinding maken. Iedereen die met mensen werkt, staat voor dezelfde uitdaging: observeer, zie wat iemand nodig heeft. En laat voelen: je staat er niet alleen voor. Stem daarna af met je leerling: wat heb jij nodig om dit te kunnen? En wat heb je van mij nodig? Die nabijheid en veiligheid bieden is al heel wat. En natuurlijk verwijs je door naar gespecialiseerde hulp waar nodig.” 

Had jij zo’n leraren in jouw schooltijd? 

Klaar Hammenecker: “Ik ging naar de dorpsschool onder de kerktoren waar mijn moeder juf was. Als ‘dochter van’ krijg je dan toch een speciale plek. Niet altijd even leuk! Ik kende alle leraren persoonlijk want ze kwamen bij ons thuis over de vloer. Mijn moeder was heel loyaal naar de school. Als ik met een van haar collega’s botste, kon ik thuis mijn kant van het verhaal niet kwijt. Die veiligheid was er niet. Dus slikte ik alles in.” 

“Moeke was een ongelooflijk gemotiveerde leraar. Eentje van haar generatie: ze werkte dag en nacht en stelde zich weinig vragen bij het schoolsysteem waarin ze zat. Mijn vader wel en dat leidde tot discussies. Het VSO startte toen ik naar het secundair ging en ‘daar kon toch niet veel goeds van komen’. Dus moest ik een eind pendelen naar de grote stad: bus, trein, bus – zonder vriendinnen. ‘Ga ik dat ooit kunnen?’ vroeg ik me af.”
“Gelukkig was er de leraar Frans, een flamboyante stadsmadam: parfum, juwelen en extravagante kledij. Zij deed me ontdooien. Hoe zij er stond, hoe ze iets moois van haar lessen maakte en me deed voelen dat naar school gaan niet iets is waarvoor je bang moest zijn.” 

“In het derde middelbaar overleed een klasgenoot aan kanker. Heel heftig. Onze leraar Latijn nam toen heel veel tijd om met ons te praten, ons verdriet aan te pakken en te helpen verwerken. Voor het eerst zagen we een leraar naast ons staan en kwetsbaar over zijn eigen verdriet vertellen. Dat veranderde hoe wij in de klas gingen zitten.” 

Stel: je keert terug naar onderwijs. Voor welke plek kies je dan? Waarom? 

Klaar Hammenecker: “Psychologie geven in de humane richtingen van het secundair, dat zou ik dolgraag doen. Maar misschien stap ik nog liever uit mijn comfortzone voor PAV in 1B. Die leerlingen wil ik goesting en zelfvertrouwen geven. Ik wil samen met hen uitdokteren hoe ze het best tot leren komen en hoe ze kunnen schitteren. Door met hen een team te vormen, op zoek naar de meest krachtige versie van zichzelf.” 

“Ik besef: dat lukt niet altijd meteen. Soms zitten leerlingen in een dipje, lijkt alles van ze af te glijden. Maar dan vertrouw ik op de lange termijn. Misschien komen ze, als ze 18 zijn, fier vertellen wat ze allemaal doen. Zonder alle pluimen dan op je hoed te steken, weet je dat je werk in de klas ertoe doet. Hoe moeilijk het soms loopt: leraren hebben echt een heel belangrijke en benijdenswaardige rol.” 

Michel Van Laere

Voeg dit artikel toe aan je bewaarde artikels

Log in om te bewaren


Laat een reactie achter