Zo doen zij het
Wat vertel je over je privéleven in de klas?
‘Mevrouw, voor wie heeft u gestemd?’ ‘Hoe oud ben jij, juf?’ ‘Meester, ik zag je in de winkel met je dochter, zo schattig’. Leerlingen zijn nieuwsgierig. Wat vertel je over je privéleven in de klas? En op sociale media? Collega’s Chloë en Bauke gaan erover in dialoog. “Er is maar één regel: doe waar jij je goed bij voelt.”
Bauke Van den Bergh, 7 jaar leraar in VKO Opwijk: “Een ‘toneeltje’ spelen in de klas, dat is niets voor mij. Ik ben van nature vrij open en apprecieer het ook als leerlingen iets met mij willen delen. Daarin wil ik het voorbeeld geven, dus ik vertel geregeld iets uit mijn privéleven in de klas. Dat ik net opnieuw papa ben geworden is bijvoorbeeld geen geheim. Het zit ook in kleine dingen: de naam van mijn partner in oefeningen informatica, of de plannen van mijn nieuwbouw bij STEM.”
Chloë Raman, 2 jaar leraar in VKO Opwijk: “Niet in elke klas wil ik iets delen. Het is een wisselwerking: voel je je goed bij een klasgroep, dan vertel je makkelijker iets. Over veel van mijn eigen leraren wist ik vroeger helemaal niets. Ik herinner me althans beter degenen met wie ik een band had, en over hen wist ik ook iets meer.”
Referentiekader zonder details
Bauke: “Leraar is een sociaal beroep. Vanuit mijn eerdere ervaring als leerlingbegeleider, sla ik graag een brug naar de leerlingen. Ik geloof dat een band hebben, kan zorgen voor betere resultaten. Als een leerling worstelt met een probleem dat je herkent, dan word je door je eigen verhaal het levende bewijs dat er een oplossing is. Zo heb ik zelf geen logisch parcours afgelegd in het secundair onderwijs, maar dankzij de steun van mijn leraren ben ik geworden wie ik nu ben. Zo’n leraar wil ik ook zijn voor mijn leerlingen, een leraar die het verschil maakt.”
Chloë: “Veel hangt af van de richting waar je lesgeeft. Ik merk dat leerlingen in de arbeidsmarktfinaliteit meer nood hebben aan contact, aan een referentiekader. Vorig jaar gaf ik godsdienst in de A-finaliteit, en toen kwamen leerlingen vaak met gerichte vragen naar mij, bijvoorbeeld over hun eerste seksuele ervaring. Ik deelde toen – natuurlijk zonder details – mijn eigen ervaringen. Ik vind het ook niet makkelijk om zo’n vraag geloofwaardig te ontwijken.”
Bauke: “Die info zou ik niet delen, dat snijdt te diep in mijn persoonlijke leven. In zo’n geval kaats ik de bal liever terug: waarom stel je mij die vraag? Zo is er wat druk van de ketel en kan ik hen bijstaan vanuit ‘de theorie’. Maar bij vakken als godsdienst of maatschappelijke vorming komen dat soort vragen natuurlijk makkelijker naar boven, daar zit die dialoog al in de lesinhoud.”
Authentiek met grenzen
Chloë: “Je stelt je kwetsbaar op, zeker als je ook negatievere dingen deelt over je privéleven in de klas. Zo had ik vorig jaar een moeilijk moment. ‘Zo kan je geen lesgeven’, zeiden de collega’s, maar ik stapte toch de klas binnen, met betraand gezicht. Leerlingen mogen weten dat ik ook slechte dagen heb. Ik weidde er niet over uit, maar zei dat het een moeilijke dag was voor mij. De klas was muisstil.”
Bauke: “Je krijgt begrip van leerlingen als je open bent over je privéleven in de klas, ook als het eens minder gaat. En ze respecteren je grenzen als je die duidelijk stelt; dat creëert een veilig klasklimaat, ook voor hen. Ik wil authentiek zijn als leraar, maar ik baken duidelijk mijn grens af. Zo deel ik zeker nooit informatie over een collega. Dat is te delicaat.”
Band zonder vriendschap
Chloë: “Als starter is het evenwicht zoeken best intensief. Voor ik lesgaf had ik een andere job, dus ik sta iets sterker in mijn schoenen. Maar als je net van de schoolbanken komt, met leerlingen die niet veel jonger zijn dan jij, is het een valkuil om vlot klasmanagement te verwarren met ‘vrienden zijn’.”
Bauke: “Dat kan een valkuil zijn voor jonge, nieuwe leraren: de tofste willen zijn of vrienden willen zijn met de leerlingen. Het is belangrijk dat je daarover nadenkt: hoe ver wil ik gaan? Dat is wat zoeken, want er zijn – gelukkig maar – geen vaste regels, behalve: je deelt over je privéleven in de klas waar jij je goed bij voelt. En extra voor starters: begin rustig. Een band bouw je langzaam op, die moet niet van dag één perfect zitten. Je kan delen of je een relatie hebt, hoe oud je bent … maar alleen als je dat zelf wil.”
Chloë: “Ik ben een open boek, ook in het echte leven. Het voelt veilig om binnen de klasmuren mijn verhaal te delen: ik vertel iets aan deze 25 leerlingen. Al besefte ik vorig jaar dat het niet stopt aan de klasdeur. 2 weken nadat ik verteld had dat mijn zoon ziek was, vroeg een ouder me of die al genezen was. Er zijn geen roddels verspreid, maar ik denk nu wel meer na over mijn privacy.”
Bauke: “Als ik naar school fiets, zwaaien leerlingen naar me, dat vind ik leuk. Leerlingen die me aanspreken tijdens het winkelen apprecieer ik ook. Maar op een nacht afgelopen zomer, riepen voorbijgangers mijn naam én die van mijn dochter. Dat zette me aan het denken: stel ik me te kwetsbaar op? Zeker nu ik ook adjunct-directeur ben, ben ik me meer van bewust van ouders in de buurt als ik met vrienden iets ga drinken. Hoe je het draait of keert: je hebt een voorbeeldfunctie.”
Sociale media met regie
Chloë: “Een volgverzoek aanvaarden is soms snel gebeurd bij mij. Zeker van ouders in het begin van het schooljaar, dan krijg ik er veel en leg ik de link met de leerling nog niet altijd. Ik let intussen wel beter op, want op mijn Facebook staan bijvoorbeeld ook foto’s van jaren terug … Ik heb getwijfeld om een apart account aan te maken, maar uiteindelijk deed ik het niet.”
Bauke: “Hoe graag ik ook een band heb met mijn leerlingen in de klas, online eindigt die voor mij bij Smartschool. Ik heb er geen behoefte aan om leerlingen of hun ouders op sociale media te zien. Ik weiger dus ook consequent alle verzoeken. Oud-leerlingen die me toevoegen op sociale media vind ik wel fijn. Op die manier zie ik ook waar ze ondertussen in het leven staan en dat maakt me trots. Ik wil graag de regie houden over wat ik deel, en dat lukt niet op de socials.”
Politiek zonder voorkeur
Chloë: “Vragen over mijn politieke voorkeur beantwoord ik niet, dat maak ik heel duidelijk. Een leraar is neutraal toch? Een homofobe opmerking counter ik wel meteen. Delicater vind ik grote wereldse kwesties als de oorlog in Oekraïne, de verkiezing van Trump of het conflict in Gaza. Je voelt de nood van de leerlingen om daarover te praten, maar je moet als leraar zorgen dat je klasgroep niet in conflict geraakt.”
Bauke: “Je blijft als leraar inderdaad neutraal, je neemt de normen en waarden van de school mee, verwoordt beide kanten en eventueel je gevoelens daarbij. Bij gevoelige onderwerpen kaats ik de bal terug. Stel dat een leerling zegt: ‘Meneer, bent u een racist?’ Dan vraag ik: ‘Waarom denk je dat?’ Zo ontdek je wat er achter die vraag zit en dat kan een heel rijke dialoog opleveren.”
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter