Vlaanderen
Klasse.be

Zo doen zij het

Nieuwe eerste graad secundair: “We spelen met differentiatie-uren”

  • 5 februari 2019
  • 7 minuten lezen

1 september 2019 starten voor het eerst leerlingen in de hervormde eerste graad. “Differentiëren doen we maximaal in de 27 uren basisvorming”, zegt directeur Filip Van den Wyngaert van het Sint-Norbertusinstituut in Duffel. “Zo kunnen we met het keuzegedeelte ons goesting doen.

directeur Filip Van den Wyngaert van het Sint-Norbertusinstituut in Duffel
Filip Van den Wyngaert – directeur: Het eerste jaar van de vernieuwde eerste graad biedt leerlingen 27 uur basisvorming en een keuzegedeelte van 5 uur om te remediëren, uit te dagen en verschillende domeinen te verkennen. Het Sint-Norbertusintituut laat remediëring en uitdaging ook volop in de basisvorming aan bod komen.

Wat zijn de uitgangspunten van jullie nieuwe eerstegraadwerking?

Filip Van den Wyngaert: “Onze focus is een brede basisvorming. Leerlingen moeten kunnen proeven van verschillende studiedomeinen. We willen hun individuele mogelijkheden en interesses daarnaast zo goed mogelijk ‘portretteren’, en niet alleen binnen de vakken.”

“Waar het nuttig is, werken we daarom interdisciplinair. Vakkennis is voor ons belangrijk, maar we voegen contexten toe, zodat die kennis ook verankerd wordt. Activerende en coöperatieve werkvormen trekken de denktijd van leerlingen omhoog. Passief in de les zitten, zal er veel minder bij zijn.”

“Dat kan alleen als leraren maximaal samenwerken, bv. via co-teaching. Wat dat doet met de leerlingen, is moeilijk om te onderzoeken, maar we zien zeker een positief effect op leraren. Die leren van elkaar. Daar plukken leerlingen de vruchten van.”

Hoe werkt jullie vernieuwde eerste jaar concreet?

Filip Van den Wyngaert: “Voor de A-stroom zetten veel scholen in op de 5 differentiatie-uren uit het keuzegedeelte. Wij focussen in de eerste plaats op de uren basisvorming. Elke leerling moet binnen die 27 uur de doelstellingen kunnen halen.

Dat lukt alleen door te kijken naar de noden van elke leerling. Sommige leerlingen halen bijvoorbeeld hun doelen voor wiskunde in 4 lesuren per week, andere zullen wat meer ondersteuning of uitdaging nodig hebben. Bijna alle remediëring en extra uitdaging steken we in die 27 uur.”

Hoe krijg je dat voor elkaar in die tijd?

Filip Van den Wyngaert: We puzzelen met het lesrooster. Klassen 1A, 1B en 1C hebben dezelfde leraren voor Nederlands, Frans en wiskunde. We proberen die vakken 4 keer per week als 3-urenblok in te roosteren, op hetzelfde moment voor die 3 klassen. De collega’s schuiven dan onderling door van klas naar klas. Praktisch was dat even zoeken. Leerlingen hebben immers maar 3 uur Frans. Om dus systematisch te clusteren met 4 uur Nederlands en 4 uur wiskunde, ging 1 differentiatie-uur naar een vakleraar Frans voor begeleid zelfstandig leren (BZL).”

We spreken niet echt meer van een vast aantal lesuren per vak.

Filip Van den Wyngaert
directeur

“Die blokkenstructuur geeft de leraren de kans om zelf te beslissen hoe ze de lessen aanpakken. Ze kunnen tijdens die uren gewoon hun vak geven of kiezen voor een of meer BZL-uren, met bijvoorbeeld een weekplanning voor de 3 vakken. Leerlingen bepalen samen met de vakleraren of ze meer tijd nodig hebben voor Frans of misschien meer uitdaging zoeken voor Nederlands of wiskunde. Ze besteden dus geen echt vast aantal lesuren per vak. Ze halen het leerplan, maar op hun eigen tempo.”

“Hetzelfde doen we voor klassen 1D, 1E en 1F, met andere leraren Nederlands, Frans en wiskunde. Als we die blokken parallel kunnen roosteren met de blokken van klassen 1A, 1B en 1C, is samenwerking tussen vakcollega’s mogelijk. Zij kunnen die lesuren klasoverstijgend werken tussen klas 1A en 1D, 1B en 1E en 1C en 1F. Differentiëren gaat zo makkelijker. Ze kunnen niveaugroepen maken als daar behoefte aan is.”

Als jullie zo sterk differentiëren in de basisvorming, wat doe je dan met de 5 uren keuzegedeelte?

Filip Van den Wyngaert: “Daarin willen we een helder beeld krijgen van al onze leerlingen, ook los van de vakken: welke interesses hebben ze, waar zijn ze goed in, wat gaat moeilijk? Daarvoor hebben we de laatste jaren experimenteertuinen opgezet.”

“Leerlingen kiezen tussen een aantal verdiepende projecten van 3 uur per week, die vertrekken vanuit hun interesse voor STEM of TEX (Taal en Expressie). Sommige leerlingen hebben geen duidelijke voorkeur of doen alles graag. Zij kiezen voor EXPLO, waar ze werken rond diverse thema’s binnen de domeinen techniek, economie, taal en expressie én cultuur.”

“De focus ligt in geen van de projecten louter op de inhoud, al zit die wel sterk in elkaar. STEM is dus niet alleen een voorloper voor een wetenschapsrichting. Het doel is ook competenties in kaart te brengen en te versterken: hoe werken leerlingen samen, hoe reflecteren ze over hun manier van werken en hoe beoordelen ze elkaar?”

“Binnen de projecten werken we met modules van 6 weken. Dat is praktisch om uitzonderlijk leerlingen met grote lacunes in de basisvorming even uit de projectwerking te halen om ze te remediëren in een kleine groep. Ze worden 6 weken intensief bijgewerkt. Daardoor missen ze 1 projectmodule, maar ze pikken gewoon weer in bij de volgende.”

“Tot slot kunnen leerlingen ook voor de klassieke optie van 4 uur Latijn gaan. Daar is er geen modulesysteem. Extra remediëring buiten de algemene vorming is er ook minder nodig en kan binnen BZL.”

Sophie Haemels en Inez Belmans geven samen les in de 1 ste graad
Filip Van den Wyngaert: Dankzij co-teaching leren leraren van elkaar. Daar plukken leerlingen de vruchten van.

3 uur verdiepende projecten en 1 uur extra BZL. Wat doe je dan met dat vijfde uur?

Filip Van den Wyngaert: “In de projecten kiest de leraar nog altijd de thema’s. We misten dus nog iets binnen onze talentwerking. Zo is het durf-uur ontstaan.”

“Leerlingen krijgen een set doelstellingen die ze kunnen bereiken door zichzelf uit te dagen. Ze mogen daar compleet zot in gaan. Een leerling kan zichzelf leren voorstellen in het Chinees of een programmeertaal leren. Geen ruimte voor muziekschool? Leer dan gitaar spelen. Het durf-uur past zo in het funderende leerplan.”

“Zo kunnen wij de leerling verder portretteren en coachen: wat als hij vastloopt, zoekt hij zelf hulp, hoe snel geeft hij op, hoe ondernemend is hij? Qua organisatie wordt dat niet simpel. We moeten nog knopen doorhakken, maar het idee is zo mooi, dat we er sowieso voor gaan. Ook voor ons is het een gedurfd experiment. ‘Durf-uur’ is dus een goede naam. ”

Bieden jullie aardrijkskunde, natuurwetenschappen en techniek apart aan of geclusterd in 1 vak?

Filip Van den Wyngaert: Wij clusteren, maar geleidelijk. Volgend jaar zal er nog geen vak ‘wetenschap en techniek’ zijn van 6 uur. We bestuderen wel de leerplannen aardrijkskunde, techniek en natuurwetenschappen om te bepalen waar leraren kunnen samenwerken, zonder ze onder druk te zetten. Wat ze samen zien zitten, gebeurt samen. Pas daarna bekijken we wat apart moet.”

“De 6 uren ‘wetenschap en techniek’ splitsen we op in 3 parallelle blokken van 2 uur, opnieuw verspreid over 3 klassen. Zo kunnen de vakleraren per week beslissen in welke blokken ze hun vak geven en wanneer ze samenwerken. Start een project vanuit aardrijkskunde? Dan kan die leraar essentiële kennis in de 3 klassen bij het begin van het uur uitleggen. Daarna werken de leerlingen aan een project, onder begeleiding van de 3 leraren.”

Trekken jullie die werking ook daar naar de B-stroom?

Filip Van den Wyngaert: “Het is eerder omgekeerd. In de B-stroom werken we al jaren zo. We hebben daar een kernteam van 4 collega’s die in het 1e en het 2e jaar de hoofdbrok van de vakken geïntegreerd geven.”

“2 leraren begeleiden voortdurend de 2 klassen van 12 leerlingen. Die werken met weekplanningen rond thema’s met geïntegreerde doelstellingen. Dat werkt fantastisch. Leerlingen kiezen zelf waar ze hun tijd insteken: Frans, Nederlands, wiskunde, aardrijkskunde, mavo … Er zijn officieel nog vakken, maar daar merk je weinig van. Alleen techniek, godsdienst, PO en LO zijn nog als vak herkenbaar, omdat ze gebonden zijn aan specifieke lokalen. Toch willen we ook daar meer projectmatig werken.”

In ons durf-uur mogen leerlingen 1 keer per week zot gaan.

Filip Van den Wyngaert
directeur

“In de algemene vorming van 1B houden we de doelen van de A-stroom in het vizier voor leerlingen die nog willen overschakelen na het eerste jaar. We zetten in op keuzevaardigheden, zelfsturing en emancipering. Elk jaar hebben we leerlingen die een taalachterstand of leerproblemen kunnen wegwerken met een goede begeleiding en overschakelen naar de A-stroom.”

“Het kernteam krijgt volledige autonomie om naar studieoriënterende projecten te gaan in de uren differentiatie. In die projecten zoeken we naar samenwerking met scholen met een ander profiel dan onze zorgrichtingen. We starten nu gesprekken om leerlingen van het 2e jaar op andere locaties les te laten volgen of om leraren automechanica, elektriciteit, bakkerij of kunst en creatie naar hier te halen.”

Hoe krijg je iedereen mee in die nieuwe organisatie van de eerste graad?

Filip Van den Wyngaert: “De hervormingen passen in de ruimere toekomstvisie die we op dit moment ook uittekenen voor ons nieuwe pedagogisch project. Daarvoor organiseerden we begin dit schooljaar een tweedaagse met leerlingen, middenkader en pedagogische begeleiding. Deze reorganisatie staat dus niet op zich, maar maakt deel uit van een groter plaatje waar we iedereen bij betrekken.”

“We durven daarnaast experimenteren, maar stapsgewijs. Ons beleidsteam is al 2 jaar met de voorbereiding bezig. Dit schooljaar voerden we de projectwerking in. Bij een groep leerlingen experimenteren we al met de clustering van Frans, Nederlands en wiskunde. We krijgen goede en eerlijke reacties van leerlingen. Ze vinden het nuttig, maar soms ook saai. We bekijken nu met de leraren hoe we aanpassingen doen.”

“Het is ook belangrijk om mensen gerust te stellen: het moet nog niet perfect zijn. Vanuit het beleid proberen we alvast zo veel mogelijk belemmeringen weg te werken. Dat schept vertrouwen.”

“De uitdaging is nu onze visie door te trekken naar de bovenbouw, met steeds meer autonomie bij de leerlingen. Volgend jaar willen we daarom al de eerste stappen in de tweede graad zetten, zodat de vernieuwing niet stilvalt.”

Voeg dit artikel toe aan je bewaarde artikels

Log in om te bewaren


A

Anoniem

17 maart 2019

Voor de hervorming van de eerste graad zie ik dat er voor de lessen praktijk weinig of geen verandering is. Welke verandering zal er dan gebeuren? We kunnen toch niet zomaar experimenteren.

Reageren
G

G. De Vos

24 augustus 2019

Het doel van professionalisering is inderdaad altijd geweest binnen de lestijd te differentiëren. De leerkracht probeert de groep bij elkaar te houden en verstoringen van het leerproces te onderdrukken. Door activiteiten te organiseren binnen de 'zone van naaste ontwikkeling' wordt elke leerling gestimuleerd om te groeien en eventueel geleidelijk overtuigd van een heroriëntering. Leren is niet hetzelfde als studeren. Het is niet fout leerlingen die makkelijker studeren in niveaugroepen onder te brengen. Omdat talent niet vastligt, heeft iedereen zo lang mogelijk dezelfde vakken. Voor een beter overzicht kunnen trajectvakken gegroepeerd worden in clusters: wiskunde, natuurkunde, staatkunde, talen. Sport, kunst, LEF, Latijn, Nederlands, praktijk kunnen modulair aangeboden worden als projectvakken. Vakoverstijgend werken is belangrijker dan co-teaching om relevantie aan te tonen en kennis vast te zetten.

Reageren

Laat een reactie achter