Zo doen zij het
Juf Sigrid ziet overal kansen voor wiskunde met kleuters
Zie jij genoeg kansen om wiskunde met je kleuters te oefenen? Of blijven cijfers en vormen in de kast steken? Komen die te vroeg voor de kleuterklas? Juf Sigrid van GO! freinetschool Ibis vindt van niet. “Ik gebruik de slimme observaties en verwondering van mijn kleuters om cijfers, maten en gewichten te introduceren.”
Hoe kan je wiskunde al heel vroeg bij kinderen introduceren zonder dat ze hun neus ophalen?
“Daarvoor maak ik mijn wiskunde-aanbod eerst concreet, vertrek ik vanuit de leefwereld van mijn kleuters, en ga ik later pas abstract”, zegt Juf Sigrid. “Ik geef geen lessen omdat het ‘van het leerplan moet’. Ik kijk wel voortdurend naar de leerbehoeften van mijn kleuters. Zoek uit waarvoor ze gemotiveerd zijn en breng dan nieuwe vaardigheden of kennis aan. Op het tempo van mijn kleuters en op de manier die voor elk kind het beste werkt. Dat lukt ook met wiskunde.”
“Op de werktafel aan het grote venster in de klas doemt uit een open werkmap een wiskundige ijsberg op. Onder de waterlijn zwemmen conceptkaarten met wiskundige begrippen. “Als kleuters getalbegrip, rekenstrategie… verwerven, bouwen ze aan drijfvermogen voor abstracte inhouden bovenop de ijsberg. Pas dan kunnen ze sommen maken.”
“We werken op school met de ijsbergmethode”, duidt Sigrid. “Opleiders verzekerden me dat die methode wetenschappelijk onderbouwd is. Dat volstaat voor me om tot actie over te gaan (lacht). Wiskunde komt bijna dagelijks in mijn klas aan bod. We werken heel concreet. In het eerste leerjaar en verder pikken ze abstracte inzichten op.”
“Rekenkansen genoeg. Je moet ze alleen zien. Vorige week dacht ik dat ik geen tijd zou hebben om wat te rekenen — Klaas werd grote broer en we waren druk bezig met het ontwerp van een knuffellapje voor de baby. En ineens zag ik het: al mijn perfectionistische mini-ontwerpers wilden per se twee even lange lintjes aan dat lapje naaien. En die cirkelvormige lap stof, dat moest een mooie cirkel worden. Maar hoe doen ze dat, juf? Et voila, plots toch wiskunde.”
Sigrid biedt me een veel te klein bankje aan in de bouwhoek en gidst me door een blokkenboerderij op de grond. Ik spot veelkleurige dino’s, schapen, boeren en boerinnen. Netjes en toch slordig gerangschikt. “Op het eerste gezicht is dit een blokkenbouwsel. Maar als je je wiskundebril opzet, zie je geen boerderij meer, maar wel: meer of minder schapen dan dino’s, gelijkenissen en verschillen tussen die dino’s, vier boeren en slechts twee boerinnen. Dat zien de kinderen ook. Zo verkennen we spelenderwijs de wiskundige taal.”
“Ook als een kleuter zijn sjaal knoopt en zegt: ‘Kijk juf, die sjaal is nu aan twee kanten even lang’, zie ik daar wiskunde in. Nadat we dankzij de sjaal ingingen op begrippen als groot, klein en verhoudingen, bouwt een kleuter plots de naar eigen zeggen ‘langste giraf ooit‘ met meetklikblokjes. Zo koppelen ze zelf de basis van meetkunde aan hun bouwsels. Of die keer dat ze flesjes meebrachten voor een project. Als een kind dan opmerkt ‘Juf, je kan die van vol naar leeg zetten’, dan gebruik ik die slimme observatie om te oefenen op rangschikking, inhouden of om te leren schatten. En introduceer ik begrippen als meer en meeste.”
De core business van Juf Sigrid? Verwondering opwekken rond alles wat beweegt in haar klas. Ik, als redacteur meer een taal- dan wiskundemens, val van de ene verbazing in de andere door hoe ze praat over haar lespraktijk. Ik wil bijna weten wat ‘kardinatie’ (de hoeveelheid) of ’translatie” (inzicht in getallen en hun structuur) betekenen. Termen die ik lees in de ijsbergmap. Dat lijkt allemaal vanzelf te gaan, die droge begrippen integreren in de leefwereld van die kleine koters. Gelukkig moeten ze de woorden niet kennen.
“Ik ben helemaal geen expert, hoor” zegt juf Sigrid bezorgd. “Ik durf ook knoeien. Soms zie ik geen verband met de leerstof of stel ik verkennende of verdiepende vragen die ze nog niet snappen. En dan loop ik vast. Volgende keer proberen we het met andere vragen of met een nieuw spel. En die ijsbergmap ligt altijd in de buurt om te gaan spieken.”
“Ik leer vooral al doende. Gelukkig moet ik niets theoretisch uitleggen, maar gewoon alles aan het spel of de handelingen van de kleuters linken. Maar hoe beter ik die wiskundige begrippen zelf begrijp, hoe beter mijn lessen.”
“Mijn kinderen las ik thuis bijna elke avond voor, beken ik. “Om hun taal te stimuleren en omdat dat gezellig was bij het slapengaan.” En dan betrap ik mezelf. “Maar rekenen heb ik nooit geprikkeld.” Sigrid kijkt bedenkelijk: “Misschien bouwde je niet dagelijks bewust een blokje tijd in. Maar heb je nooit een gezelschapsspel met dobbelstenen gespeeld?”
“Sommige ouders willen hun kleuter thuis rekenoefeningen laten maken. Maar die boot hou ik heel erg af. Ze hebben in de klas hard genoeg gewerkt. Wat je zeker niet mag doen, is zo’n kleuter naast je aan de keukentafel zetten om te leren tellen of meten. Da’s veel te schools. Je kan wel hier en daar eens een begrip koppelen aan wat je samen observeert. Kleuters zijn er wel klaar voor om speels hun ontluikende rekenvaardigheden te stimuleren. Als je snoepjes bovenhaalt, dan snappen die kleuters meteen of je ze meer of minder geeft dan de andere.”
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter