Specialist
Laagtaalvaardige leerlingen lezen niet graag? Onzin!
Genieten van literatuur in de OKAN-klas of bso. Veel leraren willen wel, maar vrezen dat de motivatie ver te zoeken is. Onterecht, ontdekten 3 studenten lerarenopleiding van Arteveldehogeschool met hun scriptie. “Het materiaal op hun leesniveau is gewoon te kinderachtig.” Daar deden ze wat aan.
Toen Thibaut Duthois, Nikolaas Mergan en Robbe Pessemier begonnen aan hun bachelorproef over leesbevordering bij laagtaalvaardige leerlingen, trokken ze naar de bib, op zoek naar leesmateriaal voor de OKAN-klas. Groot was hun teleurstelling toen ze op het Makkelijk Lezen-plein enkel boekjes over draken en prinsessen aantroffen. “Laat daar maar een 16-jarige Afghaanse gast warm voor lopen.”
Dan maar zelf geschikt materiaal maken, dachten jullie?
Nikolaas: “We hadden in de OKAN-klas van VISO in Gent vastgesteld hoe gemotiveerd en intelligent jongeren daar zijn. Dubbel zoveel anderstalige leerlingen gaven aan wel graag te lezen als niet. Velen hadden al literaire kleppers in hun moedertaal achter de kiezen. Nederlandstalige jeugdliteratuur vonden ze te moeilijk of niet interessant, de boekjes op hun leesniveau te kinderachtig.”
Robbe: “Veel leraren uit onze enquête, hadden vooroordelen over de leesmotivatie bij hun anderstalige leerlingen. Maar je mag de extra hindernis van een andere thuistaal niet verwarren met ‘niet graag lezen’. Toch wil driekwart van de leraren leesplezier wel bevorderen en werken met fictie, maar ze vonden weinig tot niets terug in de eindtermen of hun methode.”
Thibaut: “Literaire discriminatie, dachten wij. Dus begonnen we te dromen: waarom niet met professionele auteurs een handboek voor OKAN en bso ontwikkelen, met rijke kortverhalen op gedifferentieerde leesniveaus én aansluitend bij de leefwereld van anderstalige tieners? Dat stimuleert leesplezier, wat op zijn beurt dan weer leidt tot betere taalontwikkeling, weten we uit divers onderzoek.”
Hoe laat je een grote naam als Brusselmans ‘eenvoudig’ schrijven?
Robbe: “We gaven alle auteurs richtlijnen mee, met hulp van Wablieft: het verhaal mocht 3 tot 5 pagina’s lang zijn, de opbouw moest chronologisch, alinea’s maximaal 10 zinnen, elke zin niet meer dan 15 woorden. We vroegen om in de tegenwoordige tijd te schrijven, passiefvormen of figuurlijke taal te vermijden en te kiezen voor frequente woorden. Aanpassingen die ook leraren vaak doen als ze zelf literair materiaal bewerken.”
Thibaut: “Ondanks dat strakke keurslijf zijn de verhalen rijk, maar is de lat haalbaar: wanneer je als laagtaalvaardige leerling een tekst van pakweg Lize Spit tot een goed einde kan brengen, voel je je competent. En net die succeservaring is belangrijk voor de motivatie. Met zo’n volwaardig literair aanbod voelen ze: de leraar gelooft in mij! Ook in een gemengde klas kan je met zulke verhalen aan de slag als je voldoende differentieert. Het is immers niet omdat een tekst korter is en eenvoudige woorden bevat, dat hij taalarm is. Je haalt er heus het niveau niet mee naar beneden, maar de motivatie krik je er allicht wel mee op.”
Moeten OKAN en bso niet focussen op technisch en functioneel lezen?
Nikolaas: “Ja, maar het mag meer zijn dan dat. In onze didactiek integreren we de 3 pijlers van leesbevordering: de eerste is inderdaad technisch lezen. Dat gaat om woorden kunnen ‘ontcijferen’, wat natuurlijk een voorwaarde is om te genieten van een verhaal. Maar wij focussen tegelijk op functioneel lezen – lezen met een doel – en leesplezier. De oefeningen zijn daarom opgebouwd rond 6 componenten: tekstbegrip (bv. onderweg stilstaan bij woorden en zinnen), literatuurbeleving, woordenschat (bv. woordenlijstjes), taal (bv. lidwoorden- of schrijfoefening), inburgering (bv. wistjedatjes) en gesprek.”
In lezingen voor OKAN-leraren pleit je voor een meertalige aanpak?
Robbe: “Het doel van ons literatuurhandboek is dat leerlingen beter Nederlands verwerven via leesplezier, maar onze methode werkt het best in een klascontext waar ruimte is voor thuistaal en -cultuur als didactisch kapitaal. Op die manier doe je aan functioneel meertalig leren, en dat motiveert. We merkten het zelf toen we het kortverhaal van Laïla Koubaa testten in een bso-klas met een Arabische ex-OKAN-leerling. In ‘Gek op jou’ komen af en toe Arabische woorden voor, die het verlegen meisje mocht voorlezen en uitleggen, in het Nederlands. Ze kon haar thuistaal gebruiken als ‘steiger’, en dat deed haar openbloeien.”
Ook voor voorlezen maken jullie reclame.
Thibaut: “Absoluut. Want zien lezen, doet lezen. We deden dat zelf ‘vanuit onze buik’ op stage en voor ons onderzoek, en we zagen het OKAN-leraren onbewust doen. Onderzoeksresultaten wijzen tot nu vooral op het positieve effect in kleuter- en lager onderwijs, maar wij zijn ervan overtuigd dat voorlezen ook in secundair goesting geeft.”
Nikolaas: “Het moet wel interactief: na een verkennende ‘voorfase’ lees je als leraar voor, maar je staat vaak stil om de leerlingen zelf aan het woord te laten: een moeilijk woord bespreken, naar een afbeelding kijken, even samenvatten … Zo worden de luisterende leerlingen verteller van het verhaal, zonder dat ze zelf luidop moeten lezen. Tot slot ga je het verhaal ook nabespreken: leerlingen geven hun mening of bedenken een vervolg.”
Leesmotivatie is een ‘algemeen’ tienerprobleem in Vlaanderen. In PISA-rankings zijn we zowat hekkensluiter.
Thibaut: “Klopt, lezen is geen populaire bezigheid, het gaat ‘traag’, is niet visueel … Maar de verklaring zit voor een deel ook in het gebrek op school aan rijke teksten die inspelen op de leefwereld van leerlingen. Neem nu begrijpend lezen. Dat is nog te vaak een ‘klassieke leesles’, waarbij de leerlingen een tekst lezen om er dan opdrachten bij te maken die moeten ‘bewijzen’ dat ze de tekst begrijpen. Dat is niet leren, maar evalueren.”
Robbe: “Wij pleiten vanuit VLOR-onderzoek voor een effectieve leesdidactiek, waarbij leerlingen betekenisvolle teksten op een dieper niveau verwerken en daardoor gemotiveerder en meer betrokken zijn. Hoe? Door zelf keuzes te laten maken, bruggetjes te bouwen naar andere vakken en de maatschappij, samen te werken, in gesprek te gaan, bewust leesstrategieën in te zetten. Dat doen wij met ons boek voor laagtaalvaardige leerlingen, maar die aanpak werkt voor álle leerlingen.”
In aso zijn er vaak nog verplichte leeslijsten. Doen die ook afbreuk aan de motivatie?
Thibaut: “Als een leerling liever ‘Vijftig tinten grijs’ leest dan Tom Lanoye, so what? Leesplezier krijg je pas als je die autonomie geeft. Met zo’n verplichte lijst zeg je als leraar: ‘Ik weet dat jullie niet graag lezen, dus ik ga het tot een minimum beperken. Je leest 2 keer per schooljaar een boek, geeft er een spreekbeurt over en daar krijg je punten op.’ Willen we de leesmotivatie omhoog, dan moeten we lezen uit die evaluatiesfeer halen. Waarom geen casual gesprek over dat boek? Of een boekentinder?”
Nikolaas: “Ter afwisseling van romans kan je ook kortverhalen aanbieden. Annelies Verbeke bijvoorbeeld heeft er prachtige voor aso. Dat is voor leerlingen een haalbare inspanning, het laat hen evengoed kennismaken met literatuur en ze ervaren het succes van een afgerond verhaal. De kans is groot dat die instap voor hen smaakt naar meer.”
Robbe: “Al ben je zelf geen boekenwurm, dat mag je niet te beletten om je leerlingen literatuur aan te bieden en de kans te geven om leesplezier te ontdekken, om het even in welke studierichting. Wie weet zitten er wel lezers in je klas, maar komt dat potentieel niet naar buiten omdat jij het niet prikkelt. En geef toe: zo’n ‘echte’ Brusselmans als ‘Tante Sonja is jarig’ levert je toch een leuke én effectieve les op?”
Zelf aan de slag rond leesbevordering in OKAN of bso?
Met hun bachelorproef ‘Leesbevordering bij laagtaalvaardigen – Het ontwikkelen van een literatuurhandboek’ (Arteveldehogeschool, lerarenopleiding secundair), wonnen Thibaut Duthois, Nikolaas Mergan en Robbe Pessemier in 2019 de Klasseprijs. Ze volgen nu een Master Pedagogische Wetenschappen & Onderwijskunde. Je kan hen contacteren voor een samenwerking, workshop of lezing rond leesbevordering bij laagtaalvaardigen.
In samenwerking met Vooruit Gent, De Orde van den Prince, Arteveldehogeschool en Odissee werd de werkgroep ‘Overhaald’ opgericht, die instaat voor het uitbreiden, verfijnen en uitgeven van de verhalenbundel. Die bestaat intussen uit 14 kortverhalen voor 11- tot 19-jarige laagtaalvaardige leerlingen. Voorjaar 2021 ligt hij in de boekhandel. De didactische module wordt gratis online ter beschikking gesteld.
Log in om te bewaren
Van Rossem Marie-Louise
16 oktober 2020Ik vind het een heel schitterend initiatief van jullie drie!
Maar zou het ook niet goed zijn om, samen met lezen, ook het spreken aan te moedigen door korte spreekbeurten en dialogen op te voeren, weliswaar op hun niveau, in klasverband? Ik ben echter maar een leek terzake , dus deze tip is geheel vrijblijvend!
Nikolaas Mergan (Overhaald)
20 oktober 2020Beste Marie-Louise
Bedankt voor uw enthousiasme! Het doet ons ontzettend veel deugd om te horen dat ons project zo positief onthaald wordt.
Met Overhaald werken we ook aan de gespreksvaardigheden van de leerlingen. Een van de zes componenten van onze didactiek is namelijk 'gesprek'. De vaardigheden ontwikkelen/stimuleren we op verschillende manieren: een klasgesprek over het desbetreffende thema van het kortverhaal ('vluchtige vragen'), een oefening waarbij de leerlingen zelf een spreekbeurt moeten geven, maar ook tijdens het lezen van het kortverhaal proberen we dit te stimuleren door voldoende stil te staan bij het verhaal.
Bij verdere vragen mag je ons gerust contacteren op het volgende e-mailadres: overhaald@outlook.com
Gert Van Bunderen
18 oktober 2020Prachtig initiatief.
Laat een reactie achter