Vlaanderen
Klasse.be

Zo doen zij het

Kritisch denken in de lagere school: “Soms belonen we volgzaamheid te veel”

  • 1 april 2021
  • 4 minuten lezen

Als docent aan Thomas More maakt Olivier Van Roy toekomstige leraren mediawijs. Als leraar daagt hij zijn leerlingen van het zesde leerjaar uit om kritisch te denken. TikTok en phishing, maar ook opkomen voor je mening en uitrekenen hoe snel een pinguïn zwemt: Olivier zet zijn leerlingen op scherp.

Olivier Van Roy
Olivier Van Roy, leraar 6e leerjaar: “Mijn leerlingen zien me als een soort scheidsrechter over feit en fictie.”

Olivier Van Roy, basisschool Heilige Familie Schaarbeek: “‘Meester, waarom kom jij met de auto naar school?’ Dat mijn lesmateriaal niet op een bagagedrager past, vegen ze meteen van tafel. ‘Toch niet elke dag, meester?’ Kritische kinderen stellen lastige vragen. En soms vinden we ze wijsneuzerig. Of zijn we teleurgesteld omdat de verwondering die jij als leraar zo graag wil uitlokken, hen niet kan boeien.”

Te groot voor de speelplaats, te klein voor wat komt: zesdejaars zitten in een fascinerende fase. In het vierde leerjaar is de leraar nog een alwetende god. Voor die beginnende pubers ben je meer een gids. Met één oog volgen ze je route, met het andere speuren ze naar shortcuts.”


Na de komma

Olivier Van Roy: “Hun kritisch denken groeit met horten en stoten. Onder de waterlijn werk ik er elke les aan. Als ze bij een vraagstuk zonder verpinken antwoorden dat een pinguïn driehonderd kilometer per uur zwemt, ging er niet alleen wat mis met komma’s en nullen. Ze vergeten ook om wiskunde aan de werkelijkheid te koppelen. Om zich telkens af te vragen: ‘Kan dat wel?’”

“Nog zo’n vraag: is mijn aanpak efficiënt? Het ene kind houdt te slaafs vast aan je methode, het andere blijft koppig in de verkeerde richting zoeken. Ik laat mijn leerlingen geregeld met hun neus tegen de muur lopen. Geef ze voldoende ruimte om fouten te maken en eruit te leren.”

Tegen de stroom

Olivier Van Roy: “Ons onderwijs beloont volgzaamheid soms te veel. ‘Wie vindt dat jongens met poppen kunnen spelen? Wie niet?’ Als je een stelling op je klas afvuurt, zoeken veel leerlingen instinctief dekking bij de meerderheid. Het lef om als enige je hand op te steken bij een afwijkend standpunt: die instelling waardeer ik nadrukkelijk in de klas.”

“Het ene kind praat aan de keukentafel mee over politiek, in andere gezinnen staat het journaal nooit op. Wie thuis een rijke voedingsbodem krijgt, heeft een streepje voor. Al echoot elk kind de standpunten van zijn ouders, van genderstereotypen tot klimaat. In de klas leggen ze die argumenten in de weegschaal. Beetje bij beetje vormen ze hun eigen wereldbeeld.”

Kritische kinderen stellen lastige vragen

Olivier Van Roy
leraar 6e leerjaar

Op het web

Olivier Van Roy: “In WO komt kritisch denken explicieter aan bod, want wie online opzoekt, botst geregeld op desinformatie. En omdat ik in de lerarenopleiding lessen mediawijsheid geef, is het logisch dat ik er ook met mijn klas veel aandacht aan besteed. Wat zijn betrouwbare media? Hoe herken je ze?”

“In het zesde leerjaar hebben ze vaak voor het eerst een eigen smartphone. Na de bestorming van het Capitool in Washington verkondigde een van mijn leerlingen dat daar een bom ontploft was. Een filmpje op TikTok had haar op het verkeerde been gezet. Een ziekenwagen in hun straat of een aanslag op internet: sensatie trekt kinderen aan, en dus is het logisch dat ze die info voor waar nemen.”

“Er bestaat prima lesmateriaal dat leerrijke valstrikken uitzet. ‘Niet doen meester, dat is gevaarlijk’: als op mijn online bordboek een pop-up verschijnt die me de hemel belooft omdat ik de duizendste bezoeker ben, gaan de decibels de hoogte in zodra ik de muis in de richting van dat flikkerende knopje beweeg.”

Achter de feiten

Olivier Van Roy: “Dat betekent niet dat ze elke poging tot phishing probleemloos ontmaskeren. Je kan niet elke situatie oefenen, je kan leerlingen enkel alert maken voor mogelijk gevaar. Net als in de echte wereld: ze weten heus wel dat je niet bij onbekenden in een busje stapt. Maar niet elke situatie is even duidelijk, en de kans dat ze online botsen op mensen met slechte bedoelingen, is nu eenmaal groter.”

“‘Wie heeft gelijk meester, zij of ik?’ Als leerlingen het niet eens worden over feiten, stappen ze nog altijd naar mij. Soms ken ik het antwoord, soms moet ik het opzoeken. Ze zien me als een soort scheidsrechter over feit en fictie, een grote verantwoordelijkheid. Als leraar heb je een bevoorrechte positie nu waarheid zo relatief wordt. Omdat je samen elke dag kritisch naar de werkelijkheid kijkt, hechten ze geloof aan je standpunt. En krijg jij de kans om hun kritische zin aan te scherpen.”

Seppe Goossens

Voeg dit artikel toe aan je bewaarde artikels

Log in om te bewaren


J

Jan T'Sas

23 april 2021

Vandaar dat we al van in het lager onderwijs moeten inzetten op de didactiek van exploratieve gesprekken. Dat zijn gesprekken waarin kinderen van jongsaf leren ratione(e)l(er) te discussiëren en emoties een plaats te geven. De basisregels zijn verrassend eenvoudig:
1. elke leerling mag eigen ideeën/meningen uiten;
2. we luisteren actief naar elkaar;
3. we respecteren elkaars idee/mening;
4. we geven argumenten voor onze eigen ideeën/meningen;
5. we vragen andere groepsleden naar hun ideeën/meningen en naar hun argumenten;
6. we geven constructieve kritiek op wat er gezegd wordt;
7. we streven naar een consensus.
Internationaal onderzoek heeft de meerwaarde van deze gesprekstechniek al herhaaldelijk empirisch aangetoond. Voor Vlaanderen: check http://www.neejandertaal.be/sprekendleren.php. Sinds kort vind je daar ook een gratis lesbrochure voor, uitgewerkt in een leerlijn van kleuter tot tiener. Ik hoop nog altijd dat deze didactiek in de nieuwe eindtermen bao en de leerplannen wordt opgenomen. Spreken, luisteren en gespreksvaardigheden zitten namelijk al veel te lang in het verdomhoekje van ons onderwijs.

Reageren

Laat een reactie achter