Het project ‘Kleine Kinderen Grote Kansen’ wil kinderarmoede en sociale ongelijkheid in Vlaanderen helpen aanpakken. In dat kader zetten alle lerarenopleidingen kleuteronderwijs in op kwaliteitsvolle interacties in de klas. Hoe creëer je een krachtige leeromgeving die de ontwikkeling van taal, denken en relaties in de klas stimuleert? Meer info op www.grotekansen.be
Zo doen zij het
Na de KOALA: hoe geef je kleuters extra taalstimulering?
GO! BS De Puzzel uit Mechelen – meer dan 18 nationaliteiten en een mengelmoes van talen – doet er alles aan om elk kind een sterke talige start te geven. Ontdek de tips van kleuterjuf Astrid en directeur Saskia. En speel in op de Koala taalscreening met de 6 bouwstenen van de Praktijkgids voor taalondersteuning.
Tip 1:
Kijken en kijken is 2
Saskia Van Aerschot, directeur: “Ons kindvolgsysteem start meteen als een kind hier binnenwandelt. Vanaf dat moment werken we toe naar het eerste leerjaar. Wat heb je als kind nodig om daar vlot te leren? Samen met de kleuterleraren en de juf van het eerste goten we die doelen in een opbouw van K0 tot K3. Centraal in die leerlijn: taal.”
Astrid Leclercq, leraar 3e kleuterklas: “Bij elk thema en elk doel observeren we gericht. Doorgrondt dit kind het verschil tussen meer en minder, tussen toevoegen en wegnemen? Lukt het om voorwerpen volgens grootte te ordenen én uit te leggen waarom ze in die volgorde moeten staan? Vaardigheden die elke kleuter moet beheersen voor hij in het eerste leerjaar aan het rekenen slaat. En die je zelden kan loskoppelen van taal.”
Saskia Van Aerschot: “In, op of onder de doos: wie kent vlot het verschil? Wie kan zijn naam spellen, andere letters combineren, voorwerpen ordenen op beginletter? Observeren doen we altijd tijdens een begeleid aanbod, meestal als je niet alleen in de klas staat. Zo kan je met 3 à 4 kleuters gericht oefenen en kijken hoe ver ze staan. Natuurlijk kan je uit spontaan spel ook veel afleiden, maar dat beeld blijft flou. Tijdens een begeleide opdracht kan je veel beter scherpstellen.”
Astrid Leclercq: “We werken met kleurcodes: groen en rood. Als een doel rood kleurt, noteer je telkens waarom. Dat Jonas zijn naam niet kan spellen is een boodschap zonder meerwaarde. Dat hij de o en de a met elkaar verwart, vertelt wel iets. Kosten die notities tijd? Zeker. Maar stel ze niet uit. Ik vul elke observatie meteen tijdens de les in. Als je vlot de weg vindt in je digitaal kindvolgsysteem en met een kleine groep kinderen werkt, lukt dat.”
Tip 2:
Zonder bril zie je beter
Saskia Van Aerschot: “Hoe vaker je bewust observeert, hoe beter je erin slaagt om telkens opnieuw onbevangen naar elk kind te kijken. De evolutie van kleuters is grillig: soms lijken ze achteruit te gaan, soms blazen ze je omver met grote sprongen. Met een goed kindvolgsysteem maak je progressie over een langere periode zichtbaar.”
Astrid Leclercq: “Heeft dit kind een taalachterstand of bots je op een leerprobleem? Niet eenvoudig om daar de vinger op te leggen. Als je weet wat je observeert, kan je problemen én oplossingen sneller vastgrijpen. Zo is het begrijpelijk dat je vooral alert bent voor een taalachterstand bij anderstalige en meertalige kleuters. Maar een moedertaalspreker kan net zo goed in een taalarme omgeving opgroeien en nood hebben aan extra taalstimulering.”
Saskia Van Aerschot: “Sterker nog: kinderen die thuis geen Nederlands spreken maar wel een taalrijke thuis hebben, doen het soms verrassend goed. De rijke basis in hun moedertaal helpt ze bij de overstap naar een nieuwe taal. De enige manier om te bepalen welk kind extra ondersteuning nodig heeft: zo objectief mogelijk observeren.”
Tip 3:
Samen weet je meer
Saskia Van Aerschot: “Elke 2 weken overlegt de klasleraar met de zorgcoördinator. Ik sluit als directeur ook geregeld aan. Tijdens dat overleg monitoren we de ontwikkeling van elk kind en bepalen we hoe we onze SES-lestijden invullen. Wie is goed mee, wie heeft nood aan extra ondersteuning óf aan uitbreiding? Zo vormen we groepjes van 3 tot 4 kleuters. De samenstelling kan elke 2 weken veranderen.”
Astrid Leclercq: “Soms is de nood aan extra ondersteuning in de ene klas groter dan in de andere. Ondersteuningsuren doorschuiven? Als collega’s solidair zijn met elkaar, kan dat. Hoe die ondersteuning er concreet uitziet, bepalen we samen. Centraal: hier staat de klasdeur altijd open.”
Saskia Van Aerschot: “Neemt de ondersteuner mijn klas over en herhaal ik met enkele kleuters tellen tot 10, of omgekeerd? En doen we dat in de klas of in een apart lokaal? Telkens opnieuw zoeken we de meest aangewezen vorm. En bepalen we of we remediërend of preventief werken.“
Astrid Leclercq: “Geen vaste niveaugroepjes, geen afgelijnde verschillen tussen sterke en minder sterke leerlingen: onze kleuters stellen zich daar geen vragen bij. Net zoals ze al die taalverschillen doodnormaal vinden. Meer dan 18 nationaliteiten hebben we hier. Natuurlijk hoor je soms flarden van andere talen. Maar als kinderen met elkaar willen communiceren, is Nederlands hun verbindingslijn.”
Tip 4:
Taal groeit beter als het warm is
Saskia Van Aerschot: “Voor anderstalige nieuwkomers krijgen we ondersteuning van de AN-leraar. Met een invulling die aansluit bij de klas. Lessen over het lichaam in het zesde leerjaar? Niet haalbaar als je de delen van het lichaam niet kan benoemen. De AN-leraar oefent die woordenschat vooraf met de kinderen en maakt er een taaldoos bij. Zo kunnen de kinderen in de klas verder oefenen. Ook handig, voor begrip én uitspraak: boekjes of software waarbij je het woord hoort als je de afbeelding aanklikt.”
Astrid Leclerq: Enkel met onze nieuwkomers lopen we een individueel traject, enkele uren per week. Eerste bekommernis: ervoor zorgen dat ze zich hier thuisvoelen. Weten waar we eten, waar het toilet is. Die essentiële woordenschat verwerven met de GO4ty!. En we halen onze troostlijst boven: woorden en zinnetjes in heel wat talen zodat we toch enigszins kunnen communiceren met nieuwe kleuters.”
Saskia Van Aerschot: “In de klas zitten en niets begrijpen is een ingrijpende ervaring voor kinderen. Daarom vragen we ouders met een andere thuistaal eens om in de klas een verhaal voor te lezen in hun moedertaal. Zo krijgt elk kind de kans om zich in te leven in die situatie, en groeit een dieper besef van de rol die taal speelt.”
Tip 5:
Alles begint met luisteren
Saskia Van Aerschot: “Luisterbegrip is een sterke voorspeller van leesvaardigheid. En bijzonder geschikt als vertrekpunt voor andere vaardigheden. Als je weet dat ons onderwijs steeds minder goed scoort voor begrijpend lezen, loont het om luisterbegrip bovenaan te zetten. Bovendien zijn kleuters dol op verhalen.”
Astrid Leclercq: “Maar er is meer nodig dan genietend luisteren. Bij onze kleuters komt in elk thema een 4V-verhaal aan bod: Visualiseren, Vragen stellen, Voorkennis activeren en Voorspellen. Vanuit dat verhaal maken we de overstap naar andere actieve werkvormen. We reconstrueren de verhaallijn en spelen ze na aan de verteltafel, met handpoppen.”
Saskia Van Aerschot: “Zo kom je stap voor stap in een zelfstandig aanbod terecht. Leggen kinderen de prenten in de juiste volgorde en vertellen ze er zelf bij. Of verzinnen ze andere wendingen en maken ze zich nieuwe woordenschat helemaal eigen.”
Astrid Leclercq: “Actieve verwerking verhoogt de betrokkenheid tijdens het luistermoment. Want wie nu goed luistert, kan straks aan de verteltafel schitteren. En in die vele werkvormen vind je ook voortdurend kansen om te differentiëren. Als je nieuwe woordenschat vooraf aanbiedt, het verhaal opnieuw leest of reconstrueert, en de begeleiding bij spelvormen stapsgewijs afbouwt.”
Tip 6:
Taal stopt niet aan de schoolpoort
Saskia Van Aerschot: “Je belangrijkste partner in de ontwikkeling van kinderen zijn ouders. Elke ouder wil het beste voor zijn kind. Als je taalstimulering over de schoolmuren heen kan tillen, is dat een enorme troef. Ook met anderstalige ouders kan dat.”
Astrid Leclerq: “Vorig jaar slaagde een jongen er niet in de kleuren te benoemen. Geen spoor van kleurenblindheid, en zijn taal evolueerde voor de rest perfect normaal. Onze zorgcoördinator ontwikkelde een ontdekdoos rond kleuren – denk: een voorleesverhaal, een memory met kleuren – en nam de tijd om de ouders uit te leggen hoe ze thuis met hun zoontje konden oefenen. Waardevolle differentiatie waarvoor je op school soms handen tekort komt.”
Tip 7:
Voor lezen komt voorlezen
Saskia Van Aerschot: “In ons aanbod rond beginnende geletterdheid – met aandacht voor klanken en letters – krijgt ook voorlezen veel aandacht. Boeken bieden een uitgelezen kans om de rol van ouders uit te spelen en verhalen de plaats te geven die ze verdienen. Dat doen we met onze verteltassen die mee naar huis gaan: een voorleesverhaal met handpoppen en een informatief boekje rond het thema.”
Astrid Leclerq: “Voor ik de verteltas meegeef, vraag ik eerst: ‘Lukt dat vanavond?’. Niet elke ouder kan elke avond tijd vrijmaken. Maar als je goed uitlegt wat de bedoeling is en hoe het werkt, zijn ouders erg opgezet met het feit dat je hen zo actief betrekt. En de kinderen staan te springen om thuis te tonen wat ze al weten.”
Saskia Van Aerschot: “Tijdens de voorleesweek vragen we aan ouders en grootouders om te komen voorlezen in de klas. Ook ouders die hun eerste NT2-lessen volgden, nemen deel. Tijdens hun lessen Nederlands bereiden ze dat voorleesmoment voor. Fantastisch hoe trots ze de klas van hun kind binnenstappen om voor te lezen in een taal die ze nog maar net machtig zijn.”
Astrid Leclercq: “Daar begint het mee: een positieve attitude tegenover het Nederlands. Als kinderen én ouders gemotiveerd zijn om de taal te leren, als je kleuters voldoende kansen biedt en goed begeleidt, komen ze sterk aan de start van dat eerste leerjaar.”
De vele vormen van een taalintegratietraject
In GO! BS De Puzzel volgt extra aandacht voor taal de fases van het meerlagig ondersteuningsmodel.
Laag 1: brede basisondersteuning in de dagelijkse klaspraktijk
Saskia Van Aerschot: “Elke kleuter heeft baat bij een rijk en uitdagend taalaanbod. Als je je taal verkleutert en steeds afstemt op de kinderen met de grootste taalachterstand, daag je je klas niet uit. Hanteer een rijke taal, differentieer waar nodig en benut routinemomenten. ‘Wat heb jij vandaag bij? Een appel of een banaan?’ ‘Zo, nu trekken we de rits naar boven en doen we je jas toe.’ De jasjes, koek en fruit: ideaal om die ene kleuter extra aandacht te geven.”
- Ga met deze checklist na hoe rijk jouw taal is
- Ontdek in deze video hoe juf Jelke aan rijke taal in de kleuterklas werkt
Laag 2: intensivering van ondersteuning in kleinere groepen
Astrid Leclerq: “3 tot 4 kleuters krijgen een aanbod op maat van de klasleraar of de ondersteuner. Preventief als het kan, remediërend indien nodig. In de klas of in een andere lokaal, wat het beste werkt.”
Laag 3: extra ondersteuning, ook individueel
Saskia Van Aerschot: “Anderstalige nieuwkomers krijgen individuele begeleiding van onze AN-leraar. Hij neemt nieuwkomers die geen woord Nederlands kennen, enkele uren per week apart. Tijdens die momenten werkt hij remediërend én preventief. Zijn aanbod baseert hij op de thema’s uit de klas. Op andere momenten zijn onze nieuwkomers steeds in de klas. Als kind leer je taal vooral via sociale interactie. Een veilige omgeving en een sterke klik met de klas zijn op die leeftijd cruciaal om Nederlands te leren.”
Op zoek naar extra inspiratie voor jouw taaltraject, kleuter-, lager of secundair onderwijs? Ontdek de nieuwe praktijkgids met 6 bouwstenen voor een sterk taaltraject, een project van de Universiteit Antwerpen, in partnerschap met de hogescholen Odisee en Thomas More, met steun van de Vlaamse Minister van Onderwijs. Deze gratis gids vertaalt sterk onderbouwde wetenschappelijke inzichten naar de Nederlandstalige onderwijspraktijk in Vlaanderen. Met concrete voorbeelden en inspirerende praktijken uit binnen- en buitenland.
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter