Tips
Zo stel je goede vragen in je les
Via vragen ga je na of je leerlingen de leerstof begrijpen, je zet ze aan om analytisch of creatief te denken en wakkert hun nieuwsgierigheid aan. Hoe doe je dat goed in je klas? Leraar en filosoof Mathias Vander Hoogerstraete deelt zijn vraagtechnieken, ook voor vakken die zich minder lenen tot debat.
Wat is een goede vraag?
Mathias Vander Hoogerstraete, expert vakdidactiek (Hogeschool Gent) en leraar zedenleer, filosofie en debat (GO! Atheneum Voskenslaan): “Vragen stellen is een cruciale, maar complexe vaardigheid”, zegt onderwijswetenschapper Tim Surma. Iemand vergeleek het in een lezing ooit met een goede foto nemen: enkel als de focus juist zit, krijg je een scherp beeld.
Zo zoomt ook een goede vraag net genoeg in op wat je wil doen in de les. Neem bijvoorbeeld een les over Socrates. Op het einde vraag ik de leerlingen ‘Waarom moest Socrates de gifbeker drinken? ‘Omdat hij vragen stelde’, zegt dan iemand. ‘Ja maar, dat is toch niet erg?’ ‘Omdat het tot antwoorden leidde die niet iedereen wilde horen’. Aha! Door die ene vraag komen leerlingen vanzelf bij de essentie van de les, die vervolgens ook langer zal blijven hangen.”
“Vragen spreken verschillende denkniveaus aan. Een klassieke toetsvraag – ‘wat is een broeikasgas’– speelt in op het cognitieve niveau, op kennis. Met vragen kan je ook kennis doen toepassen (bereken eens de CO2-uitstoot van deze fabriek?), of op nog een ander niveau hun creatieve denken aanspreken (hoe zou jij het probleem van de klimaatopwarming aanpakken?). Goed vragen stellen, gaat over een gezonde opbouw en combinatie van de verschillende vormen, afgestemd op je lesdoel en je klas.”
Wat met kennisvakken die zich minder lenen tot debat? Hoe stel je open vragen in pakweg een wiskundeles?
Mathias: “Bij vakken met een grote kenniscomponent zit vraagstelling minder vervat in de opleiding, waardoor het voor leraren soms vaker voelt als onbekend terrein. Maar dat betekent niet dat zij aangewezen zijn op klassiek doceren, integendeel. Uiteraard moet je eerst feitelijke kennis aanbrengen, zodat leerlingen een basis hebben, maar daarna kan je leerlingen evengoed uitdagen tot divergent denken.”
“Of start je les met een prikkelende vraag om hun nieuwsgierigheid te wekken. Laat ons niet vergeten dat elke wetenschappelijke formule begon met een open vraag. Waarom is de som van de hoeken van een driehoek altijd 180 graden? Waarom valt een appel sneller dan een veer? De vragen die onderzoekers hebben geïnspireerd, werken nog steeds inspirerend. Neem die mee naar de les. Trek als leraar wiskunde voor de stelling van Pythagoras naar buiten en vraag jullie bij een boom af: hoe hoog is deze boom? Ik vind dat een heel krachtige start.”
Goede vragen stellen is één ding, hoe zorg je dat de hele klas meedenkt?
Mathias: “Er bestaat een scala aan didactische trucjes om de betrokkenheid in een klas te verhogen. Eigenlijk komen ze altijd op hetzelfde neer: durf afwijken van het klassieke vingertje. Dat geeft je als leraar misschien wel het gevoel dat je goed bezig bent, maar eigenlijk is het pingpong met één leerling, die het antwoord al wist. Wat met de rest van de klas? Zijn ze niet geïnteresseerd? Begrijpen ze het niet? Ze zijn niet aan het meespelen, je weet het niet.”
“Heb je een vraag voorbereid? Geef leerlingen eerst en vooral even bedenktijd. Laat ze eventueel overleggen in kleine groepjes. Trek namen of gebruik systemen om klassikaal te antwoorden. Een collega had zelf whiteboards gemaakt door een stapeltje blanco papier te lamineren. Ook digitale tools als Kahoot! of Mentimeter zijn handig, al gebruik ik ze zelf enkel nadat leerlingen onderling overlegd hebben om afleiding te voorkomen.
Maak ruimte voor discussie. Laat leerlingen elkaar corrigeren of reageren op het antwoord van een andere leerling. Jef, heb jij dezelfde uitkomst? Marit, volg jij die redenering? Hoe komt het dat Yussef daar een fout heeft gemaakt?”
Lukt dat in elke klas?
Mathias: “Eenzelfde voorbereiding gaat in de ene klas spontaan knetteren, terwijl je aan een andere klas moet sleuren. De belangrijkste voorwaarde voor een goed onderwijsleergesprek is een goede klascultuur. Je moet wat geluk hebben en veel hangt af van de leeftijd. Zo denken kinderen in de eerste graad nog vaak out of the box, terwijl in de tweede en derde graad hormonen en sociale angst opspelen.”
“Maar als leraar speel je ook een grote rol. Ben je positief en bekrachtigend naar leerlingen toe? Sta je toe dat leerlingen lachen met elkaar of durf je op te treden? En wat zijn de leerlingen gewend? In een klas waar leerlingen weten dat ze aan bod kunnen komen, zal er een hogere betrokkenheid zijn dan waar ze gewoon zijn om vingers op te steken. In een klas waar regelmatig gevraagd wordt om te reageren op het antwoord van een medeleerling, zullen leerlingen beter naar elkaar luisteren.”
Wat met klassen waar het moeilijker loopt?
Mathias: “Zorg dat leerlingen weten wat ze mogen verwachten. Stel dat je voor het eerst de socratische methode wil toepassen, zeg dan: ik ga even iets uitproberen. Anders riskeer je dat leerlingen zich geviseerd voelen wanneer je vervolgvragen stelt. Een andere methode om leerlingen over hun angst heen te helpen, is rollenspel.
Vraag leerlingen niet naar hun mening, maar vraag ‘wat zou een Vlaams Belanger zeggen over het feit dat er vluchtelingen in Brussel op straat slapen?’ of ‘wat zou de baas van een oliebedrijf zeggen van dit voorstel rond klimaatopwarming?’ Zo geef je hen vrijheid om te praten, zonder dat hun klasgenoten hen er achteraf op kunnen aanspreken.”
Dialogisch lesgeven laat zich moeilijk voorspellen. Hoe bewaar je richting en structuur in een les?
Mathias: “In het begin kan het wat eng zijn om te freewheelen. Wanneer je vragen stelt die de creativiteit aanspreken en waarop geen één juist antwoord bestaat, moet je klaar staan om een absurd antwoord op te vangen, concrete feedback te geven en het gesprek te leiden. Het vraagt oefening voor zoiets spontaan gaat. Maar onderschat ook niet hoe goed je zo’n gesprek kan voorbereiden. Denk op voorhand na: welke antwoorden kunnen leerlingen geven? Welke vervolgvragen kan ik stellen om hen te sturen naar de uitkomst?”
“Is zo’n schema teveel werk, dan is er altijd nog de trechtermethode: wachten op een antwoord dat je naar het doel van de les brengt en daarop focussen. Zoals het voorbeeldje met de gifbeker. Dat werkt ook voor wetenschapsvakken. Bij een fout antwoord, hoef je leerlingen gewoon te wijzen om de paradox om hen naar het juiste spoor te leiden. ‘Oké, maar als dat zo is, wat dan met dit?’”
Wat is een goede eerste stap voor leraren die niet gewoon zijn veel vragen te stellen in een les?
Mathias: “Vragen stellen is als zwemmen. Iedereen kan het leren, maar je mag niet verwachten dat je meteen kan duiken. Begin klein. Probeer één tip. Kijk wat werkt en borduur daarop verder. Begin een les met een prikkelende vraag, experimenteer met klassikale antwoordsystemen, stel vervolgvragen.
Niet elke vraag hoeft complexe denkniveaus aan te spreken of tot een klasgesprek te leiden. Soms wil je gewoon aan het einde van de les snel iets aftoetsen of checken waar jullie de laatste keer gebleven zijn. Dat is prima. Het belangrijkste is het besef dat je door vragen te stellen, leerlingen zelf tot kennis kan laten komen.”
“Een quick win: vraag aan het einde van een lessenreeks om feedback. Ik schrijf bijvoorbeeld alle thema’s op bord die we hebben behandeld en vraag leerlingen om post-its te plakken. Een groene voor wat hen aansprak, een rode voor wat ze moeilijk vonden, een roze voor wat ze leuk vonden … Voor mij was het eyeopener hoeveel dat losmaakt.
In mijn moeilijke klassen werkte het verzachtend. Leerlingen gaven kritische, maar correcte antwoorden. En omdat je hen erkent als evenwaardig, stijgt automatisch de betrokkenheid. Dat ze ondertussen ook erkennen wat je goed hebt gedaan, is mooi meegenomen.”
8 vraagtechnieken voor in de klas
- Bedenk voor elke les enkele vragen die verschillende denkniveaus aanspreken: onthouden, begrijpen, toepassen, analyseren, evalueren en creëren.
- Bouw op in moeilijkheidsgraad. Start met vragen voor het cognitieve geheugen (Wie is Anne Frank?) om toe te werken naar vragen die hogere denken aanspreken (We kennen het verhaal van Anne Frank door haar dagboek. Wat doet dat met ons begrip van de gebeurtenissen?)
- Wissel gesloten vragen (Wat is de som van de hoeken van een driehoek?) af met open vragen (Waarom is de som van een driehoek altijd 180 graden?)
- Laat steeds 3 tot 5 seconden bedenktijd na het stellen van een vraag.
- Negeer opgestoken vingers. Trek liever namen of gebruik een klassikale antwoordmethode. Laat leerlingen bijvoorbeeld in groepjes nadenken over het antwoord.
- Laat vragen stuiteren. Nodig leerlingen uit om te reageren op het antwoord van een medeleerling.
- Stel vervolgvragen. Kan je een voorbeeld geven? Hoe ben je tot dat antwoord gekomen? Als dat zo is, hoe zit het dan met dit?
- Geef bekrachtigende, specifieke feedback. Wat aan het antwoord was goed? Hoe kon het beter?
Uit het pocketboek ‘Vraagtechnieken in de klas’ van Gorden Pope
Log in om te bewaren
Rik
25 november 2022Mooi artikel.
1. Wel is "Negeer opgestoken vingers" niet juist. "Vingers" zijn leerlingen die (willen) meedoen. Als je die meestal negeert, breek je hun ijver. Maar je mag niet alleen met hen werken. Je kan beter afwisselend de "vingers" laten antwoorden en een "niet-vinger" aanduiden. Fifty-fifty?
2. Vragen stellen en doorvragen zijn zeer vormend maar slorpen veel tijd op. Afwisselen met andere werkvormen is o.m. daardoor noodzakelijk. M.a.w. : hou ook de tijd in de gaten.
Laat een reactie achter