Vlaanderen
Klasse.be

Actueel

Peilingen eerste graad secundair: betere cijfers voor Nederlands dan voor wiskunde

  • 15 december 2022
  • 7 minuten lezen

Behalen leerlingen van de eerste graad secundair de eindtermen voor wiskunde, Nederlands en basisgeletterdheid? De peilingstoetsen schetsen een complex beeld. Experten Wim Van Dooren (wiskunde, KU Leuven) en Tom Venstermans (Nederlands, KdG Hogeschool Antwerpen) geven uitleg bij de resultaten.

Wat valt er op bij de resultaten? Liggen ze in de lijn van jullie verwachtingen? 

Wim Van Dooren, instructiepsycholoog: “75% van alle leerlingen uit het tweede jaar secundair haalt de eindtermen basisgeletterdheid voor meetkunde en 78% voor getallenleer. Voor tabellen en diagrammen is dat zelfs 92% en voor metend rekenen 85%. Die cijfers lijken misschien best mee te vallen, maar eindtermen basisgeletterdheid zijn het absolute minimum. Iedereen zou over die lat moeten raken.”

“In de A-stroom liggen deze resultaten hoger. 96% van de leerlingen haalt de basisgeletterdheid rond tabellen en diagrammen. Voor getallenleer is dat 84%. Als we echter inzoomen op de verschillende basisopties in de A-stroom, zien we echt uitval. In Maatschappij en Welzijn of Economie en Organisatie behaalt maar 60% of 70% die basisgeletterdheid. Leerlingen in STEM-technieken, een richting waar wiskunde toch belangrijk is, scoren ook niet goed.”

“In de B-stroom zien we een paar negatieve uitschieters: voor getallenleer en meetkunde halen respectievelijk maar 51% en 41% van de leerlingen de eindtermen basisgeletterdheid. Een korting van 20% berekenen op de prijs van een jeansbroek, of genoeg boten van 6 personen reserveren voor een groep van 32, blijkt voor de helft van de leerlingen erg moeilijk. Terwijl je die basale wiskunde toch nodig hebt om goed te functioneren in de maatschappij.”


Peilingstoetsen: cijfers getallenleer

Voor getallenleer liggen ook de resultaten voor de specifieke eindtermen van de A- en B-stroom laag. Waarom struikelen zoveel leerlingen daarover?

Wim Van Dooren: “Getallenleer draait vooral om rekenen met procenten en verhoudingen, rationale getallen en machtsverheffing. Dat alles is een stuk abstracter dan een cijfer aflezen uit een tabel of diagram, wat in elke richting beter lukt.”

“Zowel in de A-stroom als in de B-stroom haalde slechts 1 op de 2 leerlingen de lat voor getallenleer. Dat onderdeel is al langer het zwakste broertje binnen wiskunde. In de vorige peilingen in de A- en B-stroom (respectievelijk in 2018 en 2019) vielen de cijfers voor getallenleer ook tegen. Bovendien werd toen voor heel wat deelaspecten een daling vastgesteld tegenover de peiling van ongeveer 10 jaar eerder.”


Peilingstoetsen: cijfers Nederlands

Voor basisgeletterdheid Nederlands lijken de resultaten beter.

Tom Venstermans, lerarenopleider Nederlands:  “We vielen er zelf van achterover: 95% voor lezen en zelfs 98% voor luisteren. Voor de eindtermen lezen waren de resultaten ook hoog: 88% van de leerlingen uit de A-stroom behalen dit niveau en in de de B-stroom is dat 79%. Maar victorie kraaien, is toch wat link.”

“De eindtermen basisgeletterdheid zijn relatief nieuw en werden voor de eerste keer gepeild. Een inschatting maken bij het opstellen van een toets, is dan niet zo simpel. Welk tekstniveau moet een leerling aankunnen, hoe lang en complex mag die tekst zijn? Daarin verschilden de experten van mening.”

“Daarnaast toonde eerder onderzoek voor lezen aan dat we de lat voor lezen in het basisonderwijs vrij laag leggen in vergelijking met andere landen. Ons niveau van de eindtermen voor het zesde leerjaar komt overeen met wat andere landen al in het vierde leerjaar met het grootste deel van hun leerlingen behalen. In mei 2023 kennen we de resultaten van PIRLS 2021 voor de leesvaardigheid van leerlingen in het vierde leerjaar. Dat is onze stresstest op de vraag of de extra inspanningen voor taal hun eerste vruchten afwerpen.”

Peilingstoetsen: Wim Van Dooren
Wim Van Dooren, instructiepsycholoog en peilingsexpert: “Dit gaat over absolute minimumdoelen. Streef ze na voor al je leerlingen.”

Welke oplossingen zien jullie om de reken- en taalkennis in de eerste graad secundair te versterken?

Wim Van Dooren: “Het aantal uren vakdidactiek aan de hogeschool mag omhoog: in sommige lerarenopleidingen neemt vakdidactiek maar 7 studiepunten in op een curriculum van 180. Dat is veel te weinig. Dankzij een goede vakdidactiek surfen leraren vlot tussen leerinhouden, bladeren ze af en toe terug in het handboek om een link te leggen met een ander thema. Essentieel, want wiskundige thema’s mag je niet alleen geïsoleerd aanbieden. Die leraren bouwen bovendien een consistente leerlijn en vinden de voortgang van de leerlingen even belangrijk als de voortgang van het handboek.”

“En specifiek voor getallenleer: leerlingen vatten de wiskundige structuur van breuken en procenten niet snel. Misschien helpt het als leraren daarbij nog meer ICT inzetten, om begrippen aan te brengen of verbanden te zoeken. Ook voor meetkunde lukt dat soms heel eenvoudig. Je kan de berekening voor de omtrek van een rechthoek automatiseren in een Excel-sheet. De leerling ziet de rechthoek groter of kleiner worden als hij een variabele verandert.”

Tom Venstermans: “Goede vakdidactiek en hoge verwachtingen doen er echt toe, net als ervaring. Leerlingen die in de klas zitten bij een ervaren leraar scoren beter. Dat moet een eyeopener zijn voor scholen. Begeleid starters en zij-instromers goed en geef die laatste groep 3 uur lerarenbonus om zijn vakdidactiek bij te spijkeren. Ook al is het moeilijk: want vind vandaag maar vervanging.”

Wim Van Dooren: “Ervaring als leraar telt dubbel in de B-stroom. Leerlingen komen binnen met rugzakjes leerstoornissen, vertraging in het lager onderwijs of moeilijke thuissituatie. Je moet als leraar nog straffer uit de hoek komen in die klassen. Dat leraren net daar vaker het juiste diploma missen of minder ervaring hebben, is jammer.”

Differentiatie is niet echt een gamechanger, blijkt uit elke peiling. Gaat er dan te veel tijd naartoe?

Tom Venstermans: “Differentiatie is essentieel, maar het wordt soms oppervlakkig en chaotisch ingevuld. Daardoor staat het aanbrengen van nieuwe leerstof onder druk. Een klassikaal moment waarbij de leraar de leerstof duidelijk uitlegt, lijkt dan essentieel. De oefeningen die daarop volgen kan je wel goed afstemmen op de behoeften van je leerlingen.”

Wim Van Dooren: “Je kan differentiëren echt niet wegdenken in de B-stroom, dat is zo’n divers publiek. Maar de leerlingen moeten uiteindelijk wel over dezelfde aanvangshoogte voor basisgeletterdheid.”

Heeft de modernisering van de eerste graad een invloed op de resultaten?

Tom Venstermans:  “Ik denk niet dat de modernisering invloed heeft op hoe leraren vaardigheden als lezen, schrijven, spreken en luisteren inhoudelijk aanpakken. Wel zijn de eindtermen nog steeds vrij vaag zodat scholen en leraren de vrijheid hebben om die in te vullen. Mooi dat ze die autonomie krijgen, maar daardoor kunnen er wel niveauverschillen ontstaan tussen verschillende basisopties of scholen.”

Wim Van Dooren:  “Voor wiskunde zie je enorme verschillen tussen de basisopties. Ofwel bepaalt de studiekeuze het niveauverschil voor wiskunde – sterke rekenaars kiezen voor Latijn –, ofwel passen leraren hun verwachtingen aan in minder wiskundige richtingen. Maar laten we daar niet van uitgaan.”

Peilingstoetsen: Tom Venstermans
Tom Venstermans, lerarenopleider Nederlands: “Gun zij-instromers zeker de kans om via de lerarenbonus hun vakdidactiek bij te spijkeren.”

Hoe gemotiveerd zijn leerlingen voor beide vakken?

Wim Van Dooren: “Er is een daling tegenover vorige peilingen. Maar wat me vooral opvalt is dat de motivatie gelijkaardig is in de B-stroom en in de A-stroom, hoewel die leerlingen verschillend presteren voor wiskunde. Wel vinden de leerlingen in de A-stroom wiskunde belangrijker voor hun studiekeuze later.”

Tom Venstermans: “De cijfers voor Nederlands liggen in dezelfde lijn. Amper 38% van de leerlingen uit de A-stroom doet het vak graag, en 34% in de B-stroom. Zorgwekkend, vind ik. Als leraar Nederlands had ik toch het idee dat de meeste leerlingen mijn vak wel oké vonden. Ik vraag me af of de globale tevredenheid van tieners gezakt is. Hun wereld is complex, met veel (digitale) druk. Ook smartphones kunnen de sociale band, de vriendschappen op school aantasten. Moeten we de oorzaak voor die lagere motivatie dan zoeken in het vak, of in een bredere malaise bij de leerlingen?”

Leraren geven in de bevraging van de peiling aan dat ze hun handboek vrij strikt volgen. Een goede keuze?

Wim Van Dooren: “Leraren secundair zijn niet allemaal even vertrouwd met het curriculum van het basisonderwijs. Daardoor volgen ze sterk de methodes van de eerste graad. Dat kan problemen geven: bepaalde inhouden behandelen ze misschien alleen als die in de methode voorkomen. Voor bepaalde onderdelen is dat helemaal op het einde van het schooljaar. Inhouden regelmatig laten terugkomen en ze met elkaar verweven kan een positief effect hebben.”

Moeten de uitgevers van handboeken hier conclusies uit trekken?

Tom Venstermans: “Schoolboeken hebben veel impact op de didactiek. Maar nu krijgen ze vaak de schuld van alles, terwijl het zelfgemaakte materiaal van leraren niet altijd kwalitatiever is. Onderdelen nog sterker met elkaar verweven, die handschoen kunnen de makers van handboeken perfect opnemen. Want alles zelf uitvinden is erg tijdrovend.”


Het Steunpunt Toetsontwikkeling en Peilingen hield eind vorig schooljaar een peilingsonderzoek bij een steekproef bij 3740 leerlingen voor wiskunde, en bij 5568 leerlingen voor Nederlands. Lees hier het rapport. 

Femke Van De Pontseele

Voeg dit artikel toe aan je bewaarde artikels

Log in om te bewaren


G

G. De Vos

28 december 2022

Op het hoogtepunt van het Vlaams onderwijs - rond 2000 - werden kenniscomponenten en vaardigheden afgestemd op het einddoel spreken. Sindsdien eiste een opstand tegen de eindtermen een omkering van de prioriteiten. Met vaardigheden konden leerlingen zogezegd te gemakkelijk punten verdienen terwijl ze spelling en zinsontleding niet onder de knie kregen. Dat was niet zo: geïsoleerde oefeningen verliepen prima maar erop letten bij het schrijven ging achteruit. Invuldidactiek en digitalisering versnelden de achteruitgang.
In de volgende onderwijshervorming kan het vak Nederlands worden afgeschaft. Taalbeheersing moet bereikt worden in de basisschool. Elk vak moet fouten aanduiden maar niet aanrekenen. Wel laten verbeteren.
Opgavebladen moeten de leerlingen begeleiden naar de essentie van lees- en luisterteksten (skimming - scanning - reflection). Ze moeten weer schema's leren maken (de volledige tekst reconstrueren vanuit digitale presentaties of transparanten is zinloos - alleen de leerkracht bezit de volledige tekst).
Hogescholen verwachten dat studenten weer vlot samenhangende teksten kunnen produceren. Zo bewijzen ze parate kennis (niet met multiple choice)!

Reageren

Laat een reactie achter