Verhaal
“Voorlezen in de klas, dat is een cadeautje geven én terugkrijgen”
Welke leraar schuilt er in schrijver Bart Moeyaert? Waarom zijn boeken zo cruciaal voor ons bestaan? Welke verhalen schotel je je leerlingen voor, en hoe pak je dat het best aan? “Iedere leraar kan inspireren, niet alleen de taalleraar of de boekenjuf.”
Ging je zelf graag naar school?
Bart Moeyaert: “Als kind wel. Mijn lagereschooltijd verliep heel vlot. Er was ruimte voor de dromer die ik was. Plaats voor speelsheid en verbeelding. Ik geloof dat mijn leraren begrepen dat ik graag tekende, verhalen schreef, toneel speelde, muziek maakte, en daar stimuleerden ze me in. Eigenlijk heb ik aan die jaren enkel mooie herinneringen overgehouden. Maar toen ik als schriel jongetje de middelbare school binnenhuppelde, werd het een pak moeilijker.”
“Ik trad in de sporen van mijn 6 oudere broers en bleef net als zij in hetzelfde college in Brugge. Maar anders dan zij was deze 7de Moeyaert nog niet schoolrijp: mijn creatieve brein werkte daar niet. Het resultaat? 2 keer overzitten. Een zelfbeeld van ongeveer 3 centimeter groot, en dat is lang blijven plakken.”
“Minstens 100 keer heb ik aan mijn vader gevraagd of ik naar de kunsthumaniora mocht. Tot hij uiteindelijk overstag ging. Op m’n 17de schreef hij me in aan de Artistieke Humaniora Sint-Lucas in Gent.”
Die artistieke opleiding lag je beter?
Bart Moeyaert: “Daar op de kunstschool bloeide ik langzaam open. Dat lag aan de studierichting, maar vooral ook aan een aantal leraren. Mijn warme leraar wiskunde wist heel goed dat er geen architect in mij verborgen zat. Maar hij liet me niet los en tilde me op tot een ‘delibereerbaar’ cijfer.”
“Net zoals zijn collega technisch tekenen bij wie ik nooit hoge punten scoorde, maar ook nooit met een laag zelfbeeld het klaslokaal verliet. De leraar schetsen die me beter leerde kijken, zodat ik na een tijd al een aquarel van de kiosk in het Citadelpark op papier kreeg. Of mijn leraar Nederlands die ons duidelijk maakte dat we ons leven allemaal zelf kunnen invullen.”
“Die mensen maakten elk op hun eigen manier voor mij het verschil. Omdat ze rekening hielden met wie ik zou worden. Omdat ze verder keken dan het schoolsysteem waarin ik moeilijk paste.”
Als je die impact voelt, kriebelt het dan om zelf leraar te worden?
Bart Moeyaert: “Dat was zeker de toekomst die mijn vader voor me uitgestippeld had. Hij was eerst onderwijzer, later inspecteur en zelfs hoofdinspecteur. ‘Leraar is het mooiste beroep ter wereld’, dat hebben we hem z’n leven lang horen zeggen.”
“Het woord ‘onderwijzen’ had voor hem iets magisch: iemand iets mogen bijbrengen, voor het leven veranderen, wijzer maken. Bijna een tweede vader van iemand worden. In zijn geval wel een strenge vader. Bij een 8 op 10 kreeg je de vraag waar die andere 2 punten naartoe waren.”
Je bent uiteindelijk ook zelf aan een lerarenopleiding begonnen?
Bart Moeyaert: “Ja, onder zijn invloed. Ik voelde me schatplichtig maar wist eigenlijk al dat ik een ander pad wilde inslaan. Toen ik afstudeerde, regelde mijn vader zelfs een job voor me op een middelbare school. Die weigerde ik. Maar een baan in een school voor blinden en slechtzienden had ik waarschijnlijk wel geaccepteerd. Geen nokvolle klassen, maar ruimte voor maatwerk en voor je functie als opvoeder.”
“In het buitengewoon onderwijs lagen er meer kansen om de leraar in mij naar boven te halen. Mijn hoed af voor mensen die erin slagen om een klas van 30 leerlingen te managen. Mij zou er daar waarschijnlijk te veel ontglippen.”
En toch werd je later hoofddocent Schrijven aan het Koninklijk Conservatorium in Antwerpen.
Bart Moeyaert: “Klopt, en dat zonder duwtje van mijn vader. Aan een klas van ongeveer een dozijn studenten: nét behapbaar genoeg om ze allemaal apart te kunnen bekijken. 1 patroon op tafel leggen dat iedereen collectief moet volgen, zo werkt schrijfonderwijs niet voor mij. Ik wil kunnen kijken of de jongeman die Tolkien wil worden echt wel Tolkien is. Of de dichter in spe misschien toch niet beter voor fictie kiest. En of het onzekere meisje van weinig woorden bij wijze van spreken ‘geknuffeld’ moet worden. Door haar duidelijk te maken: het zijn wel echt fantastische woorden.”
Wat voor leraar was je zelf?
“Ik had de naam van streng te zijn. Daarmee kan ik leven: de lat lag hoog en het was mijn plicht om eerlijk te zijn tegen de studenten. Maar altijd met de bedoeling om ze op te tillen. Om ze te ondersteunen in hun zoektocht naar wie ze zijn. Want ik weet uit eigen ervaring hoe hard woorden van een leraar je leven kunnen sturen. Iemand op z’n plek zetten is makkelijk. Constructief evalueren daarentegen is boetseerwerk: studenten moeten hun negatieve punten leren kennen, maar mogen niet onderuit gaan door je feedback.”
“Wanneer ze je later komen vertellen dat je hen iets hebt bijgebracht, ontroert dat diep. Al is dat nooit eenrichtingsverkeer. Evengoed hebben studenten mij wakker geschud en uitgedaagd. Dankzij die twintigers heb ik mijn perfectionisme wat losgelaten, kijk ik nu anders naar bepaalde dingen.”
“Vroeger had ik mijn reserves gehad bij het voorstel van een student om een kortverhaal te schrijven met de lengte van een tweet, maar uiteindelijk vond ik het een schitterende oefening. Het is zo belangrijk dat een leraar niet alleen leraar is, maar af en toe ook leerling of student.”
Waarom zijn verhalen zo cruciaal in ons leven?
Bart Moeyaert: “Het is een platitude, maar eigenlijk bestaan we allemaal uit verhalen. En die moeten we aan elkaar doorgeven. Na de dood van mijn ouders heb ik vaak gedacht: ik had naar hun verhalen moeten vragen. Hoe was je als kind, papa? Waar kwam je vandaan, mama? Wat veranderde er in jullie leven toen de oorlog begon?”
“Jonge kinderen stellen van nature veel vragen, uit nieuwsgierigheid, uit onbezonnenheid of uit verwondering. Al opgemerkt dat kleuters regelmatig de vraag ‘Weet je wat?’ opwerpen en vervolgens doodleuk zelf een verhaal beginnen te vertellen? Prachtig vind ik dat. Naarmate we ouder worden, dooft die reflex wat uit. Zonde. Eigenlijk moeten we die vraag voortdurend aan elkaar stellen.”
Wat is het eerste boek dat je als kind bijbleef?
Bart Moeyaert: “Pietertje Broms jeugdjaren van de Nederlandse schrijver J. P. Baljé. Dat boek lag in een blauwe kist op onze zolder. Ik weet hoe ik het boek uit de kist viste en op de eerste bladzijden alle eenlettergrepige woorden onderstreepte, want die kon ik al lezen.”
“Op een mooie dag trekt Pietertje naar de sloot om kikkervisjes te vangen. Geïnspireerd door zijn avontuur trok ik naar het Zuidervaartje in Brugge, met een emmer onder de arm. Mijn eigen excursie was een desillusie: dat riviertje in de buurt was dood, er leefden geen kikkers in dat zwarte water. Het verhaal stamde uit een andere tijd.”
Hoe een kinderboek veel in gang zet.
Bart Moeyaert: “Precies. Boeken trekken je wereld open. Sterker nog: dit boek deed me zelfs de wereld in trekken. Bepaalde passages vergeet ik nooit. Bij het zien van een wrat denk ik instant aan Pietje Bell. De jongen die de wrat op de neus van zijn slapende tante Cato wilde afbinden met een touwtje. Die scène uit dat boek van een eeuw oud, en waarvan ik de hele serie nu nog steeds in mijn kast heb staan, is op mijn netvlies gebrand. Het alfabet – de taal – heeft ontzettend veel macht.”
Welke verhalen schotelen we kinderen best voor?
Bart Moeyaert: “Serveer ze zoveel mogelijk. En varieer ruim. Dat is bij volwassenen net zo: na een drukke werkdag heb ik in de auto geen nood aan een podcast over een zwaar onderwerp. Dan zet ik even popmuziek op om mijn hoofd leeg te maken. Maar vanavond wil ik de nieuwe podcastaflevering van ‘Leesba(a)r’ wel beluisteren, of horen wat voor moois AudioCollectief Schik weer heeft gemaakt. En morgen zet ik Klara op, omdat ik dan zin heb in klassiek. Het is de veelheid van het leven die ons als mens beter en gelukkiger maakt.”
“Ook bij kinderen of jongeren grijp je niet altijd naar de zwaarste, meest literaire kost. Maar je maakt me niet wijs dat ze altijd datzelfde luchtige verhaal willen horen. Of enkel van kabouter Plop kunnen genieten. Laat kinderen alle hoeken van de kamer zien, niet enkel de hoek met het speelmatje.”
Houden we kinderen te vaak op datzelfde matje?
Bart Moeyaert: “We leven in een moderne wereld: algoritmes op TikTok, Spotify of Netflix sturen en beperken onze persoonlijke voorkeuren. ‘We zagen dat je dit leuk vindt, dus misschien is dat ook wel iets voor jou?’ Comfortabel misschien, maar het verengt je blik. In de klas kan je een tegenzet doen en niet meegaan in de tendens om werelden dicht te metselen. Daar kan je ruimte maken voor de veelheid. Het is die variatie die het leven kleur geeft.”
Hoe maak je als leraar een goede selectie?
Bart Moeyaert: “Door trouw aan jezelf te blijven. Werk niet met materiaal dat je stiekem zelf maar niets vindt. Kinderen zijn pienter en sensitief genoeg om dat snel aan te voelen. De boeken die je in de klas brengt, daar moet je zelf achter staan. En blijf als leraar de markt verkennen. Net zoals ICT-medewerkers hun softwarekennis regelmatig bijschaven. Gebruik je authenticiteit, je eigen persoonlijkheid. Ook bij het voorlezen. Liggen hoge stemmetjes of grote gebaren niet in je karakter? Helemaal oké, die krullen hoeven niet.”
“Wanneer leerlingen me tijdens lezingen vragen wat ik zelf lees, noemde ik vroeger vaak een kinder- of jeugdboek. Toegankelijk voor mijn doelpubliek. Dat heb ik mezelf afgeleerd. Zodra ik doe alsof ik hip ben en boeken alleen maar leuk zijn, is er niemand meer die me nog serieus neemt. Nu ben ik eerlijk over wat er op mijn nachtkastje ligt. Zijn dat filosofische gedachten van een mevrouw die vorig jaar de Nobelprijs heeft gewonnen? Dan zeg ik dat, ook aan jonge tieners.”
De kans dat ze dat boek later in de bib ontlenen, is klein.
Bart Moeyaert: “Klopt, maar dat is het doel niet. Ik geef wel aan dat ik een mens ben die graag leest, die graag nadenkt over de dingen. Alle leraren kunnen op die manier inspireren, niet enkel de leesjuf of de taalleraar. Wanneer een leerling in de gang zijn favoriete leraar wiskunde tegenkomt met een boek onder de arm, dan zal dat zijn nieuwsgierigheid prikkelen. Ook al rept de leraar tijdens de les met geen letter over die roman.”
Welke vraag krijg je geregeld tijdens lezingen op scholen?
Bart Moeyaert: “Leraren werpen vaak op dat jongeren tegenwoordig minder lezen. Ze vragen me dan wat we daaraan moeten doen. Een legitieme vraag, maar er zit vaak een beschuldigend toontje in. Een volwassen vinger die naar beneden wijst, naar ‘alle’ kinderen of jongeren, zonder onderscheid. Een vinger die ook enigszins naar jeugdschrijvers wijst, alsof die mee verantwoordelijk zijn voor de dalende interesse.”
“Mijn suggestie? Laten we met de leerlingen praten. Op welke tekortkomingen kunnen kinderen ons wijzen? Misschien komen we tot een essentie die we niet verwachten: dat ze verlangen dat volwassenen meer soorten verhalen aanreiken. Dat ze vaker vertellen, meelezen, voorlezen.”
“Mag ik nog even stilstaan bij de schoonheid van voorlezen? Voorlezen is een cadeautje geven. Je geeft een tekst aan iemand anders. Vanuit je eigen gevoel, met je eigen stem. En het leuke is dat je ter plekke, op datzelfde moment al een geschenk terugkrijgt. Want er is iemand naar jouw stem aan het luisteren, naar hoe het verhaal zich in jouw hoofd afspeelt, hoe jij het beleeft.”
“Ik ben er echt van overtuigd dat mensen – van auteurs tot ouders – met die wisselwerking het boek kunnen redden. En dat daar ook een glansrol weggelegd is voor leraren.”
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter