Zo doen zij het
Klasmanagement in de L.O.-les: goed begonnen is half gewonnen
Vraagt een L.O.-les ander klasmanagement? Leraar Margriet Vanvolsem van basisschool Don Bosco Sint-Lambertus Heverlee: “Met goede afspraken, routines en positieve coaching lopen de meeste lessen vlot, zowel op een sportveld als in de klas. Maar ik benut wel vaker de kracht van mijn stem, mimiek en gebaren.”
Margriet Vanvolsem, leraar van basisschool Don Bosco Sint-Lambertus: “Elke les trappen we af op de middencirkel. Leerlingen zitten, ik geef uitleg. Die routine slijp ik er vanaf de eerste seconde van het schooljaar in. Ik gooi de lijnen strak uit: we luisteren eerst naar mijn lesindeling en instructie, werpen hesjes niet op de grond maar geven ze opgevouwen af en reageren meteen op stopsignalen. De warme structuur die kinderen op school nodig hebben, kan alleen de leraar geven.”
“Sport leeft bij de gratie van (spel)regels die je consequent opvolgt. Een sportleraar is trainer en scheidsrechter in één. Een oogje dichtknijpen als een leerling de bocht afsnijdt? Leerlingen vinden het zelf niet fijn als een klasgenoot valsspeelt en daarmee wegkomt. Je ondergraaft dan eigenhandig hun intrinsieke motivatie om te sporten.”
Zo start Margriet elke les
- “Leerlingen trekken hun sportoutfit aan in de klas. De klasleraar brengt ze naar de sporthal.”
- “Verzamelen geblazen op de middencirkel. Leerlingen gaan in stilte zitten.”
- “Ik verwelkom de leerlingen en probeer in 2 zinnen mijn enthousiasme over de les over te brengen. Geen tijd voor een rondje waarbij iedereen uiteenzet hoe het weekend was.”
- “Ik vertel hoe de les ingedeeld is, wat het doel is en geef instructie.”
- “Leerlingen weten dat ik de les soms stilleg om bij te sturen en kennen een aantal vaste regels die ik vaak herhaal zoals ‘hesjes afgeven, niet op de grond gooien’.”
- “Ik zet in op positieve coaching en focus op de vooruitgang die leerlingen maken. Als ik toch moet ingrijpen, vertel ik kort waarom en hoe het anders moet.”
Zand in de machine
Margriet: “Duidelijke afspraken maken in elke les goede vrienden. En hoge verwachtingen – aangepast aan je leerlingen – voorkomen dat ze zich vervelen en moeilijk gaan doen. Toch is klasmanagement tijdens L.O. anders dan tijdens rekenen. Meer lawaai, meer beweging en botsingen. Zeker buiten. Daarom benut ik nog meer de kracht van stem, mimiek en gebaren. Hand omhoog is stoppen. Met fluitsignalen ben ik spaarzaam sinds ik een leerling met ASS in elkaar zag krimpen elke keer ik floot.”
“Het voordeel als L.O.-leraar in een kleine school: na 6 jaar kennen de leerlingen elke letter van mijn aanpak. Dat ik op één lijn zit met mijn collega kleuterturnen, helpt ook. Toch blijft het nodig om afspraken te herhalen. Zoals wanneer er na een weekje zeeklassen – je gaat dan toch een tikje anders met elkaar om – wat zand in de machine zit en er een paar slechts met een half oor luisteren naar mijn instructie.”
“Ze weten ook dat streng zijn niet haaks staat op hen graag zien. Zo ga ik na een vakantie niet mee in een rondje anekdotes delen. Ik neem liever een snelle start. ‘Superblij dat jullie terug zijn, we vliegen erin! Vandaag: parkour, we schaven aan onze sprongtechniek.’ In 2 zinnen maak je ze warm voor de les en werk je aan een band. Na de les zijn er voldoende kansen om een kind even subtiel apart te nemen.”
Dikke druppels talent
Margriet: “Positieve coaching loopt als een rode draad door mijn sportlessen. Cruciaal is niet wat je kan, maar de vooruitgang die je maakt. 19 keer touwspringen terwijl je eerst na 2 sprongen stilviel? Straf! Op naar de 25. Leerlingen onderling vergelijken heeft weinig zin bij L.O. Ze starten niet aan dezelfde streep. Sommigen mogen proeven van sportclubs en worden rondgereden door hun ouders. Anderen zitten thuis terwijl het voetbaltalent er in dikke druppels vanaf druipt. Omdat de centen ontbreken.”
“Kinderen terechtwijzen? Dan geef ik kort de reden: ‘Niet op het klimrek! Als je valt, breek je misschien een been.’ Alleen in noodgevallen zet ik een kind aan de kant: als de klasgenoten niet meer veilig kunnen sporten. Of als een leerling opzettelijk materiaal kapot knuppelt. Dan bekijken we na de les samen hoe we het materiaal én het vertrouwen herstellen. Met taakjes zoals papier opruimen – nooit lopen als straf – en een gesprek, komt een kind meestal tot inzicht en eindigen we met een knuffel.”
“Straffen hou ik klein, complimenten maak ik groot. Vorig jaar verloren we vlak voor de zomervakantie een tennisbal in het park. Begin juli stuurde een papa een foto: kijk eens wat mijn dochter vond! Op 1 september lag de bal op mijn bureau. Zalig. De leerling kreeg een zakje snoep als beloning. Maar vooral: in elke klas deelde ik die anekdote als een half heldenverhaal.”
Vriend van de leerlingen
Margriet: “Klas- en gedragsmanagement, ik ken een pak kneepjes. En toch: 3 jaar geleden kwam de vraag om ook les te geven aan kinderen uit het buitengewoon onderwijs. Ik bouwde nog meer structuur in mijn les met 3 duidelijke blokken en roosterde telkens een keuze-activiteit in.”
“Maar het bleef zoeken omdat de band met hen bijzonder breekbaar is. Meermaals trok ik dat eerste jaar met tranen in de ogen naar huis als een kind niet voor rede vatbaar leek. Confronterend en leerzaam: wat normaal altijd lukt, loopt nu niet perfect. Stilte vroeg meer dan 1 handgebaar.”
“Die ervaring helpt me om stagiairs te begeleiden. Als er te veel rumoer is, leg ik de les even stil en spreek ik mijn klas aan. Ik wil vermijden dat het van kwaad naar erger gaat en dat stagiairs met een slecht gevoel de les uit stappen.”
“Hoe ze leerstof aanbrengen, vind ik belangrijk. Maar dat hun klasmanagement nog hapert, reken ik hen nooit aan. Ze komen laat in het schooljaar binnen in een wereld die draait, zonder veel kennis van die klas. ‘Je moet als leraar geen vriend van je leerlingen willen zijn’, vertel ik ze. ‘Mijn ervaring: door duidelijke en eerlijke structuur zien ze je vanzelf graag.’ Die boodschap komt binnen. Tijdens de tweede les blijven ze positief coachen maar corrigeren ze ongewenst gedrag al een stuk sneller.”
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter