Vlaanderen
Klasse.be

Mening

“Ook voor leerlingen die het thuis moeilijk hebben, mag je vooral leraar zijn”

  • 7 december 2023
  • 7 minuten lezen

In elke klas zitten leerlingen die opgroeien in moeilijke omstandigheden. Schoollopen geeft ze de broodnodige rust en structuur die ze missen in hun woelige wereld. Bruno Vanobbergen* en Els Meert van agentschap Opgroeien: “Focus op je lessen, maar werk ook aan een band met je leerlingen.”

Bruno Vanobbergen en Els Meert: “Leraren zijn niet verantwoordelijk voor de problemen van hun leerlingen. We verwachten wel dat ze voeling houden met hen.”

Hoeveel kinderen en jongeren groeien op in kwetsbare situaties? 

Els Meert, adviseur preventief jeugdbeleid bij agentschap Opgroeien: “Een exact percentage noemen is moeilijk. Maar verschillende cijfers geven aan hoe groot de groep is. 5000 minderjarigen zijn dak- en thuisloos, 13.000 verblijven in pleegzorg of in een jeugdvoorziening. Ook wie opgroeit in kansarmoede (1 op 5), KOPP-kind is, de weg moet zoeken in een vechtscheiding, mantelzorger is voor een ouder, op de vlucht is … verdient extra aandacht.”  

“Vaak kampen die jongeren met een combinatie van problemen. Dat ze nog volop in ontwikkeling zijn, maakt ze extra kwetsbaar. De gevolgen raken hen nu: ze hebben een verhoogde kans op sociale uitsluiting en schooluitval, want ze belanden vaak in een studierichting die niet past bij hun interesses en talenten. Op lange termijn verkleinen hun kansen op de arbeidsmarkt en riskeren ze te blijven hangen in kansarmoede. Daarom is het zo belangrijk dat ze op iemand kunnen terugvallen.”

Moeten scholen extra aandacht besteden aan kwetsbare leerlingen?

Bruno Vanobbergen, administrateur-generaal van agentschap Opgroeien: “Eigenlijk moet de school vooral school zijn, een veilige plek waar kinderen en jongeren kunnen leren. De lockdowns tijdens corona toonden de immens grote waarde van de school nog eens haarscherp aan. Van maandag tot vrijdag vinden kinderen en jongeren er structuur, rust, voorspelbaarheid en veiligheid. Die normaliteit is voor gasten in kwetsbare thuissituaties van onschatbare waarde. Het is een plek waar zorgen, stress en verantwoordelijkheid hen niet overspoelen en waar ze even volop kind kunnen zijn.”   

“Het is wel noodzakelijk om als leraar te beseffen dat er een enorme diversiteit aan leefwerelden bestaat. Sommige staan mijlenver van de wereld waarin de leraar zelf zit. De meeste kennen in hun familie- en vriendenkring geen gezinnen die thuisbegeleiding hebben, in een vochtig huis slapen of waar een kind ’s morgens alleen zijn plan moet trekken.”

Leerlingen zijn nooit een probleem. Ze hebben een probleem

Els Meert
adviseur preventief jeugdbeleid

Toch hebben veel leraren het gevoel dat rust en structuur niet volstaan. Welk advies geven jullie aan hen?  

Els Meert: “Investeer in een goede relatie met je leerlingen. Onderzoek leert dat een goede verbinding tussen leerling en school – met de leraar als eerste aanspreekpunt – de belangrijkste factor is om schooluitval te voorkomen. Die relatie hoeft niet uitgebreid of diep te zijn. Een kind dat zich welkom voelt, meetelt in de klas, gezien en gehoord wordt, probeert de kansen te grijpen die je aanbiedt.” 

Op welke haalbare manier raak je als leraar nabij? 

Bruno Vanobbergen: “Door structureel kindgesprekken in te plannen met elke leerling, bijvoorbeeld. Dat is een sterke manier om even écht tijd te maken voor elkaar. Ruimte creëren zodat ze hun verhaal of ervaring kunnen binnenbrengen, is de essentie van de kinderrechten. Doe het heel vertrouwelijk: 1 op 1. Zo leren leraar én leerling elkaar beter kennen. Plus, je installeert meteen een basis waarop jullie kunnen terugvallen als er iets is.”

Els Meert: “Breng ook je leerlingen met elkaar in verbinding. Check elke ochtend, of vóór je les begint, kort even in bij elkaar. Vraag ‘hoe gaat het met jou vandaag?’ Zo leren je leerlingen hun gedachten verwoorden en open te zijn. Ze ontdekken tijdens die gesprekken ook dat ze lang niet de enige zijn die ergens tegenaan botsen of met een thema worstelen. Je verliest er wat lestijd mee, maar als ze eerst hun hoofd even uitschudden, vinden ze daarna hun focus om tot leren te komen.”

Is het een goed idee om moeilijke thuissituaties te bespreken in de klas? 

Bruno Vanobbergen: “Geef maximale regie aan de betrokken leerlingen. Hebben zij daar nood aan? Doen dan, want zo kunnen ze hun leefwereld tonen en na de les bij elkaar terecht. De nabije, hechte band met leeftijdsgenoten, blijft de allerbelangrijkste. Maar er zijn ook leerlingen die het best functioneren op school als ze hun ‘rugzak van thuis’ aan de schoolpoort mogen achterlaten.”   

“Sowieso verkiezen ook kinderen en jongeren dat je met hen praat, niet over hen. Het is behoorlijk confronterend voor een kind om leraren over zich te horen babbelen, terwijl klasgenoten in de buurt zijn. Zulke situaties maken die kinderen extra kwetsbaar en moeten we absoluut vermijden.” 

Bruno Vanobbergen
Bruno Vanobbergen: “Je hebt ook leerlingen die het best functioneren als ze ‘hun rugzak van thuis’ aan de schoolpoort achterlaten.”

De kwetsbaarheid waarin kinderen thuis opgroeien, blijft vaak verdoken in de klas. Hoe vang je als leraar (onzichtbare) signalen op?

Els Meert: “Leerlingen die opgroeien bij ouders die zelf kwetsbaar zijn door een (psychische) ziekte, echtscheiding of armoede, zijn ontzettend loyaal naar hen. Vaak verstoppen ze liever hun thuissituatie voor leraren en klasgenoten. En ook al vind je dat die loyaliteit heel ver gaat, erken ze toch. In een gezin ‘breek’ je niet zomaar in.” 

Bruno Vanobbergen: “Toen ik kinderrechtencommissaris was, ontmoette ik Jordan*, 16 jaar. Zowel voor als na school maakte hij thuis eten klaar, deed de was en verzorgde zijn moeder. Hij is niet de enige: 1 op 5 Vlaamse jongeren groeit op bij een gezinslid met een slepende ziekte of beperking. Uit schaamte verzweeg Jordan zijn thuissituatie, ook wanneer hij straf kreeg voor te laat komen of een vergeten huistaak. Maar in plaats van straf verdient die jongen een standbeeld. Omdat hij naast de klusberg die hij thuis verzet, nog keihard moeite doet om op school te raken en te leren.”  

“Er zijn veel Jordans in Vlaanderen. Wat de school voor hen kan doen? Proberen uitzoeken wat er onder de waterlijn speelt. Zien wat ze niet in woorden kunnen vatten, maar toch vertellen via hun gedrag. Samen uitzoeken wat hen kan ondersteunen: een aangepast examenrooster bijvoorbeeld?” 

* Jordan is een fictieve naam. 

Wat met de leerlingen die hun moeilijke thuissituatie verwerken met agressie of scherpe taal op school?

Els Meert: “Ook dan is het belangrijk om te durven kijken wat er achter de leerling zit die uitvliegt, ambras maakt, tegenwerkt … Hét kind dat altijd bewust stoorzender speelt, bestaat niet. Met dat ongewenste en moeilijk te begrijpen gedrag geeft het aan dat iets zwaar weegt. Leerlingen zijn nooit een probleem, ze hebben een probleem.” 

“Probeer dus hun boodschap te achterhalen. Die kan heel groot zijn, maar soms is die verrassend klein – het lukt een leerling bijvoorbeeld niet om (op tijd) knutselgerief mee te brengen – en kan je het oplossen. Leraren maken al een ongelofelijk verschil door gesprekken open te houden en actief te luisteren. Benoem ook wat wél goed loopt: ‘Al de hele week zijn je huistaken op tijd binnen!’ Of: ‘Sterk hoe je voor klasgenoten zorgt.’ Als je kansen grijpt om goed gedrag te versterken, raak je verder dan wanneer je energie stopt in acties die ongewenst gedrag afstraffen.” 

Geen enkele leraar mag en hoeft er alleen voor te staan

Bruno Vanobbergen
administrateur-generaal agentschap Opgroeien

Leraren geven ook aan: we zijn niet opgeleid voor deze meervoudige problemen.  

Els Meert: “Dat klopt, leraren zijn geen therapeuten. Best logisch dat ze aarzelen wanneer ze voelen dat er van alles leeft. Dat ze twijfelen om te vragen of alles oké is. Want misschien openen ze een gigantische doos van Pandora en ontdekken ze issues waarvan ze niet weten hoe ze die kunnen of moeten oplossen. Het helpt natuurlijk niet dat kinderen in nood vaak een half jaar of langer moeten wachten op concrete, gespecialiseerde begeleiding. Intussen lopen ze met die ‘open rugzak’ op school zonder dat er structureel iets gebeurt. Dat leidt tot frustraties, en zelfs tot schooluitval.” 

Bruno Vanobbergen: “Leraren zijn niet verantwoordelijk voor de problemen van hun leerlingen. Zeker leraren met een uitgesproken zorgprofiel willen problemen overnemen, oplossingen zoeken. Van dat idee moeten ze loskomen. Van alle onderwijsprofessionals mogen we wel verwachten dat ze voeling houden met hun leerlingen. Als een kind opvallend stil is of fel reageert, start dan een gesprek. Dat doe je met een heel eenvoudige vraag: ‘Wat kan ik doen om jou te ondersteunen?’”   

“Je kan ook hulplijnen inschakelen op school: de leerlingenbegeleider, brugfiguur, zorgcoördinator, leerondersteuner en het CLB. Zij kunnen de brug met ouders en welzijnspartners leggen. Helaas toont de praktijk dat zorgdossiers goedbedoeld van de ene organisatie naar de andere schuiven. Want ‘die organisatie heeft meer expertise en kan op maat van de zorgnood ondersteunen’. Zo werken we nog te vaak naast elkaar, slepen trajecten aan en verlies je bij elke stap de jongere – en de ouders – een beetje meer.” 

Zien jullie oplossingen om die samenwerking tussen school en externe hulp te versterken? 

Bruno Vanobbergen: “Bij Opgroeien zoeken we uit hoe we met alle welzijnspartners vanaf het begin de krachten rond 1 tafel kunnen bundelen. Niet alleen de school kan de hand reiken, uit de hele samenleving moeten handen komen voor de leerlingen die het moeilijk hebben.”

“Door zo dicht mogelijk bij de school te blijven en de afstand tot hulpverlening te verkleinen, krijgt niemand het gevoel dat die er alleen voor staat. Dan kan de leraar zich focussen op zijn les en de leerling zo lang mogelijk genieten van al het moois dat een school te bieden heeft.”

*Bruno Vanobbergen is sinds augustus 2024 directeur-generaal Katholiek Onderwijs Vlaanderen.

Cherline De Maeght

Voeg dit artikel toe aan je bewaarde artikels

Log in om te bewaren


Laat een reactie achter