Zo doen zij het
Kleuters: van wiebelen naar focussen
“Natuurlijk kan je in de kleuterklas focusmomenten inlassen. Kleuters kunnen zich concentreren. Maar niet zonder hun leraren én een portie oefenkansen”, stelt leraar Gwendoline. Haar recept voor een klas met meer prikjes focus: uitdagende activiteiten, ingeslepen routines en veel interactie.
Gwendoline Vander Beken, leraar tweede kleuterklas in De Linde Nieuwerkerken: “Als de wereld vol dwingende prikkels zit – een nieuwe broek is een entertoets ver, sms’jes verstoren elke minuut je concentratie – ontsnapt ook een volle kleuterklas daar niet aan. Aandacht richten, omgevingsgeluiden afblokken en impulsen controleren: geen kinderspel. En wachten wordt steeds sneller wiebelen. Daarom werken we bij onze kleuters hard aan executieve functies.”
“Gelukkig zitten mijn leerlingen uit de tweede kleuterklas op het mooie kruispunt van fantasie en leerdrang. Ze popelen om woorden te verwerven die ze nog nooit hoorden en werelden te veroveren die ze niet kennen. Ze willen zich graag focussen en worden er met elke oefening beter in. Zowel tijdens rekenen als tijdens groenten snijden met een echt mes.”
Zintuigkaarten
Gwendoline: “Mond, oor, hand, oog en neus: door zintuigkaartjes uit te delen, weten ze wat ze precies nodig hebben tijdens een opdracht. Heldere instructies helpen ze focussen. Wie mag spreken, krijgt een mondje. Wie knutselt of groeten snijdt een hand en een oog. Door die kaarten tijdens de dag voortdurend te laten terugkomen, slijp ik gedragsverwachtingen zachtjes in. Vandaag zijn ze routine. De zintuigkaarten gaan ook mee naar huis, om te oefenen met ouders.”
“De praatkring bij de start van de dag gooide ik met die kaartjes om. Als kleuters allemaal aan het woord moeten komen, verglijdt de tijd en verflauwt de aandacht. Sommige kinderen staren naar buiten of vergeten wat ze willen vertellen. Leerlingen vormen nu duo’s. Ze spreken en luisteren afwisselend: 1 gesprekspartner, 1 opdracht, 1 focus. Ik leid: weet een kleuter niet wat te vertellen, dan tip ik een onderwerp. Daarna koppelen ze kort terug in de kring.”
Preteaching
Gwendoline: “Aandacht vasthouden lukt beter als je de juiste doelen stelt. Een ministap doet kleuters wegdromen, een reuzensprong doet ze afhaken. Iedereen moet naar de zone van de naaste ontwikkeling. Daarom zoek ik voor sommige kinderen uitbreiding en grijp ik voor andere naar preteaching.”
“De zorgleraar geeft een groepje kinderen vooraf wat instructie en oefeningen rond een cijfer. Of ze introduceert enkele woorden die ze nodig hebben om het verhaal in de klas te volgen. Ze vraagt niet: ‘Wie weet wat een weide is?’ Maar ze geeft zelf een definitie en visuele ondersteuning. Die termen komen voortdurend terug in hoekenwerk en spel, ook lang nadat we het boek dichtsloegen. Zo worden ze stevige funderingen waar we extra woorden op bouwen.”
Spookjes
Gwendoline: “Vooraf iets prijsgeven, werkt ook als ik een verhaal voorlees. Mijn kleuters krijgen een 3-tal open vragen die ik achteraf zeker stel. Ze luisteren allemaal gericht met gespitste oren. Zoals in het verhaal ‘Dit ei is niet van mij’. Welke dieren kregen het ei in handen? En wat zou jij met het ei doen?”
“Elke leraar herkent ze: stille kinderen die zich wat onzichtbaar maken maar wel veel opnemen. En alleen in kleine groepjes het woord nemen om dan iedereen te verbluffen met hun kennis of creativiteit. Dus moeten de haantjes-de-voorste hun antwoord onderdrukken. Want alleen wie het mond-kaartje krijgt, spreekt. Lukt dat van de eerste keer? Nee, maar door consequent op onze afspraak te wijzen, komen ook mijn spookjes geregeld aan zet.”
Verhalen
Gwendoline: “Verhalen zijn goudmijntjes. Iedereen weet: vaardige vertellers slepen hun luisteraars mee. Dat probeer ik ook te doen. Dan rinkelt mijn gsm en zet ik de paashaas – toegegeven, mijn man – op speaker. De kinderen horen dat hij met de handen in het haar zit. Dringend op zoek naar paaseieren, gesorteerd in groepjes van 5.”
“Daar start mijn les. Eerst een trapje omlaag: kan iemand nog eens tonen wat 3 is? Vanaf dan bouwen we via 4 op naar 5. Met materialen die variëren in moeilijkheidsgraad en abstractie: van knopen tot dobbelstenen met rondjes en cijfers. Daarna oefenen we het schriftbeeld. Sommige kinderen krijg je razendsnel verder. Die zien de kalender en wijzen: ‘Kijk juf, daar staat een 5!’”
Denkhoed
Gwendoline: “Soms zetten we alle banken even in rijen. De ‘bus-opstelling’: rug naar het venster, alle ogen naar mij. Om wat instructie te geven, iets uit te leggen waar ze hun hoofdje moeten bijhouden. Dat zeg ik: ‘We zetten onze denkhoed op.’ Meestal pak ik dat interactief aan. ‘Wat hebben we allemaal nodig voor deze rekentaak?’ En ‘Vergat de juf iets?’ In 1 klap check ik of ze mee zijn en motiveer ik ze.”
“Toegegeven: mijn kleuterlokaal is een marktplaats aan materiaal. Druk en kleurrijk. Als ik opnieuw kon beginnen, schilder ik de muren wit. Al krijg je een kleuterklas waarin je veel oefen-, leer- en speelkansen wil aanbieden nooit helemaal strak. Wat wel lukt: soms maken we het muisstil. Dan gooien we de grote ramen naar onze tuin open waar we voedselbollen in de bomen hingen. ‘Luister even heel aandachtig en vertel me straks wat je allemaal hoorde.”
“Dat onze kleuters hun aandacht steeds beter leren vasthouden, vinden we met het hele team belangrijk. Daarom loopt er een observatiedocument door de school: welke progressie maakt een kleuter op impulscontrole, op werkgeheugen? En ons zorgteam draagt zijn steentje bij: waar loopt een kind wat achter, wat loopt goed en mag extra uitgedaagd worden? Zo veel mogelijk groeispurtjes in focus, dat spelen we hier samen klaar.”
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter