‘Vrienden voor het Lezen’ is een campagne van de Vlaamse overheid die initiatieven voor leesbevordering bundelt en leesvaardigheid bevordert.
Lees meer.
Tips
Aanvankelijk lezen en schrijven: zo geef je elk kind een sterke start
Waarop je bij beginnende lezertjes focust? Evelien Gheeraert (Odisee) zet de belangrijkste principes van aanvankelijk lezen en schrijven op een rijtje. En countert misverstanden die op de klasvloer soms hardnekkig overleven.
Evelien Gheeraert, lerarenopleider kleuter- en lager onderwijs en onderzoeker hogeschool Odisee: “Kinderen die de code van geschreven taal kraken? Die ontdekken hoe lettertekens leiden naar klanken, woorden en een wereld van betekenis? Als leraar is het een voorrecht om dat vanop de eerste rij mee te maken. Het spreekt voor zich dat jouw rol op dat sleutelmoment cruciaal is. Want jouw aanpak weegt nog steeds veel zwaarder dan je methode. Toch leven er op de klasvloer nog misverstanden over de meest effectieve aanpak voor aanvankelijk lezen en schrijven. En laten we zo soms kansen liggen om élke leerling een sterke leesstart te bezorgen.”
Tip 1. Zet in op sterke klank-tekenkoppelingen
Evelien Gheeraert: “Leren lezen start lang vóór het eerste leerjaar. Zo werken we al in de kleuterklas aan het klankbewustzijn van kinderen. Daar leren kleuters dat ‘maan’ uit 3 klanken bestaat. En dat je de klank /s/ wel in ‘sok’ hoort, maar niet in ‘pop’. De combinatie met klank-tekenkoppeling is cruciaal: kleuters leren welke letter bij de klank hoort. Dat lukt voor jonge kinderen prima met een speelse aanpak. Een sprekend recent voorbeeld is Sarah: Sokpop en de klanken.”
“Een kind dat leert lezen moet in de eerste plaats die koppeling tussen letters en klanken vlot leren maken. Breng je een nieuwe klank-tekenkoppeling aan? Verken die dan volgens een herkenbare opbouw vanuit verschillende hoeken. Start bijvoorbeeld met voelen. Laat je leerlingen de klank bewust uitspreken. Voelen ze trilling? Hoe is de stand van de mond en lippen? Kunnen ze de klank lang aanhouden of is het eerder een plofklank?”
“Volgende stap: luisteren. In welke woorden ontdekken de kinderen de klank? Komt de klank voor in de naam van een van de klasgenootjes? Waar horen ze de klank: vooraan, in het midden, achteraan? Stap 3: kijken (en schrijven). Hoe ziet de (lees)letter eruit die bij de klank hoort? Ten slotte: ordenen. Tot welke letterfamilie behoort de nieuwe klank / letter? Is het een lange klank (aa ee, oo, uu), een korte klank (a, e, o, u, i), een tweetekenklank (ui, eu, oe, ie, ei, ij, ou, au) of een medeklinker?”
“Kinderen met een andere thuistaal zijn niet altijd vertrouwd met elke klank van het Nederlands. Zo ontbreken in het Berbers tweetekenklanken of de klank /p/. Door met die leerlingen via preteaching de onbekende klanken te verkennen, voorkom je dat sommigen achterophinken. Via Moedertaal in NT2 en Meertaligheid en taalstoornissen vind je voor andere thuistalen een handig overzicht van verschillen ten opzichte van het klanksysteem in het Nederlands.”
Waar het soms fout gaat
- Het letterfilmpje van de methode krijgt de hoofdrol. Die filmpjes zijn waardevol, maar ze mogen jouw instructie niet vervangen. Je leerlingen hebben nood aan jouw voorbeeld om de nieuwe klank-tekenkoppeling alzijdig te verkennen.
- De verschillen tussen klanken en letters krijgen te weinig aandacht. ‘Hoe voelt die /a/ tegenover /aa/? Merk je het verschil tussen /f/ en /v/?’ Neem de tijd om subtiele verschillen tussen klanken die dicht bij elkaar liggen of gelijkaardige letters te verkennen.
- Risico-lezers blijven achter. Klassikaal letters flitsen als sommige kinderen nog niet mee zijn? Wie niet wil opvallen, stopt met nadenken en gokt maar wat. Zo ondergraaf je het competentiegevoel van die tragere lezers. Herhaal de letters in kleine groep en vermijd dat kinderen beginnen te raden. Bied voor risico-lezers eventueel visuele of auditieve lettersteunen: de associatie tussen een slang en de letter /s/, hoe de /r/ je aan het geluid van een wekker doet denken. Zodat de lettersteun steeds een link heeft met de vorm of de klank van de leesletter.
- De kleuterklas staat niet op de radar. Als jij plots andere lettersteunen of termen gebruikt dan je collega in de kleuterklas, breng je kinderen in de war. En zonder vlotte overdracht mis je een hoop info over de beginsituatie van je leerlingen. Maak samen met je collega’s van de kleuterschool afspraken over de aanpak in de klas en het leesprofiel van de kinderen.
Tip 2. Kraak de (omgekeerde) code
Evelien Gheeraert: “Lees nieuwe letters meteen in verschillende posities op woord-, zins- en tekstniveau. Het rijtje aan – maan – maak – kaak – kok met onvoorspelbare wissels (er wordt een letter vooraan toegevoegd, er wijzigt een letter achteraan, vooraan en in het midden) werkt beter dan klassieke wisselrijtjes zoals aan – maan – laan – baan – gaan (enkel de letter vooraan wisselt). Kies ook steeds voor bestaande woorden in plaats van nonsenswoorden. Op die manier kraken lezers écht de code: afzonderlijke letters ontcijferen, omzetten in klanken en ontdekken welk woord achter die tekens schuilgaat. Zo koppel je leestechniek meteen aan leesbegrip.”
“Oefen spelling elke dag. Niet eindeloos dezelfde letters kopiëren in sierlijk handschrift. Wel een dagelijks dictee met de gekende letters, met woorden en zodra dat lukt ook met zinnen. Een woord spellen is eigenlijk het omgekeerde van een woord lezen. Lezen en spellen kan je dus onmogelijk los van elkaar bekijken: oefen je het ene, dan werk je ook aan het andere. Grijp elke kans om de link tussen beide vaardigheden te leggen. Dictee achter de rug? Laat je leerlingen hun geschreven dictee eens voorlezen. Van luisteren naar schrijven naar lezen en opnieuw naar luisteren: zo is de cirkel rond.”
“Een boodschappenlijstje of een brief in hanenpoten of onbestaande letters: in de kleuterklas laten we kinderen wel vaker functioneel schrijven. Durf daar – zelfs al kunnen je leerlingen nog niet alle woorden correct spellen – ook in het eerste leerjaar op inzetten. ‘Tomaat’ en ‘appel’ spellen ze wellicht anders op hun eigen boodschappenlijstje, maar ‘peer’ en ‘noot’ lukken wel. En dat ze zich inspannen om onbekende woorden fonetisch weer te geven, is een waardevol leermoment.”
Waar het soms fout gaat
- Enkel visueel oefenen. Kinderen die in opperste concentratie woordzoekers oplossen of de letter ‘v’ of het woord ‘veer’ in het woordenrijtje veer, ver, vaar, veer, voer aanduiden, scannen enkel. Terwijl leren lezen erom draait dat je de code kraakt. Dat je letters kunt verklanken tot een woord en beseft wat het woord ‘veer’ betekent. Zoniet neigt je leesles meer naar een spelletje ‘Waar is Wally’.
- Dictee uitstellen. Begin van bij de start van het eerste leerjaar met dictee. Ook al bracht je de ‘f’ nog niet aan bij schoonschrift. Dat hoeft geen hindernis te zijn. En dictee kan net zo goed eens met een klikklakboekje. En durf je leerlingen uitdagen: dicteer zeker niet enkel de kapstokwoorden uit de methode.
- Handschrift boven alles. Natuurlijk is het belangrijk dat er geen verwarring tussen pakweg ‘m’ en ‘n’ ontstaat. Maar beperk je feedback niet tot het verbeteren van elk krulletje. Focus op het doel: correct leren spellen.
- De blik van de beginner missen. Eens je kan lezen en schrijven vind je die vaardigheden zó vanzelfsprekend, dat je soms vergeet hoe uitdagend dat voor de kinderen is. Modelleren – luidop je aanpak en gedachtegang verwoorden terwijl je toont hoe jij woorden leest, spelt of schrijft – is een erg effectieve leerstrategie.
Tip 3. Herhalen, herhalen, herhalen
Evelien Gheeraert: “Letters ontcijferen, omzetten in klanken, de betekenis van een woord achterhalen, je kennis van de wereld aanspreken, zinsverbanden toevoegen: lezen is complex. Daarom moeten we leerlingen zoveel mogelijk kansen bieden om technisch lezen te automatiseren. Zodat ze een deel van die taken op automatische piloot uitvoeren en werkgeheugen vrijmaken voor tekstbegrip.”
“Het belang van herhaling en voldoende oefenkansen kan je onmogelijk overschatten. Kies voor werkvormen die de leestijd voor elk kind maximaliseren, zoals voor-, koor- en doorlezen. Theaterlezen is leuk én effectief omdat je dezelfde tekst verschillende keren aanreikt. Zo bied je meer oefenkansen en voelen beginnende lezers zich competenter naarmate ze de tekst vlotter en vlotter lezen.”
Waar het soms fout gaat
- Lange wachtrij. 1 kind dat luidop leest terwijl de rest van de klas afwacht? Wie enkel passief volgt, leert niet bij.
- Ontelbare werkvormen. Hou je aan methodieken die voor jou werken. Die mogen absoluut speels zijn. Maar als de opbouw te veel tijd in beslag neemt of de oefening haar doel mist, worden je leerlingen er geen betere lezers door. Ontwikkel routines: hoe je een nieuwe klank-tekenkoppeling in vaste stappen aanbrengt, klankspelletjes inzet, hoe je klassikaal dictee organiseert. Voorspelbaarheid voor je leerlingen, tijdswinst voor jou.
- Te weinig rijke teksten. Zelfs voor AVI-start vind je een rijk en divers leesaanbod van auteurs zoals Riet Wille, Sylvia Vanden Heede, Katrien Vandewoude en anderen. Ook bij beginnende lezers gaan leestechniek, leesbegrip en leesplezier hand in hand.
Log in om te bewaren
Wim Van den Broeck
17 mei 2024Leesdidactiek doet ertoe! Prima overzicht van wat wel en wat niet te doen. En ik zou er nog aan toevoegen: beheersing (automatisering) leidt tot voldoening (welbevinden), niet omgekeerd. En vergeet ook woordenschat niet, vooral van groot belang bij kinderen met een andere thuistaal.
Laat een reactie achter