Remediëring tijdens de les
Sofie Vonck, leraar 4de leerjaar, BS Louis Paul Boon, Erembodegem
Zo doen zij het
Bijles nemen na school wint aan populariteit. Maar wat kan jij remediëren tijdens de lesuren doen als toetsresultaten tegenvallen? Deze scholen verfijnen hun methodiek, organiseren boostmodules of geven cyclisch feedback. Directeur van kenniscentrum Leerpunt Pedro De Bruyckere vult aan met extra tips.
Sofie Vonck, leraar 4de leerjaar, BS Louis Paul Boon, Erembodegem
Sofie Vonck: “Kan die ene leerling niet goed volgen of hinkt de helft van je klas achterop? Dat heb je niet zomaar scherp. Daarom werkt onze school heel datagestuurd voor remediëring. Boven op de methodegebonden toetsen, die we zelf ontwikkelen of uit handboeken halen, leggen we onze leerlingen ook AVI-, CITO- en OVSG-toetsen voor.”
“Per toetsvraag en per leerling voeren we het resultaat in. De Excel-file kleurt tekorten rood en goede resultaten groen. Zo zie je makkelijk of een leerling uitvalt, maar ook of je hele klas onder de lat zit voor een leerstofonderdeel. Die resultaten bespreken we maandelijks met de coördinator en het zorgteam.”
“Toen bleek dat een groot deel van de klas moeite had om breuken gelijknamig te maken, bouwde ik meer herhaling in. Voor begrijpend lezen scoorde mijn klas zo laag dat ik even afstapte van de methode. Ik introduceerde de nieuwe werkvorm ‘close reading’: ik laat leerlingen 3 keer dezelfde tekst lezen. De eerste keer beantwoorden we de ‘Wie-Wat-Waar-Waarom-Hoe’-vragen, de tweede keer focus ik op moeilijke woorden of een thema zoals verwijswoorden. In de derde sessie krijgen de leerlingen een creatieve opdracht: ‘In dat verhaal vond dat personage een oplossing. Zou jij het ook zo aanpakken?’ Zo verbinden ze de tekst met zichzelf.”
“Wat effect heeft, blijven we doen. Data registreren is arbeidsintensief, maar door die heel zichtbare grafieken en kleuren denk je meer oplossingsgericht. En resultaten opnieuw in stijgende lijn zien gaan, is echt een opsteker.”
Pedro De Bruyckere, directeur Leerpunt: “‘Ligt het aan de leerling of aan de methode?’ Die vraag is een mooi voorbeeld van formatief evalueren: de school kijkt naar het proces, niet enkel naar het eindresultaat. Daarvoor gebruikt ze gestandaardiseerde toetsen van OVSG of CITO. Zo weet je nog beter dan met zelf opgestelde toetsen waar de leerling zich bevindt ten opzichte van een grotere groep. En dat kan dus nu ook op basis van de Vlaamse toetsen.”
“Een risico van datagestuurd werken: het kan heel intensief zijn. Verzamel je in het wilde weg een hoop data, dan hou je misschien geen tijd meer over om ze te analyseren. Goed omgaan met data begint dus met de juiste vragen stellen. Wil je iets weten over het leesniveau van je leerlingen of over hun rekenvaardigheden?”
“Samen in de spiegel kijken, kan lastig zijn. Soms interpreteren leraren de verzamelde data anders. Bekijk het als een raadsel: hoe raken we hier samen uit? Tegenstrijdige hypotheses kan je testen. Vergelijk het met dokters in het ziekenhuis: bij de moeilijkere situaties kijken ook meerdere ogen mee. Samen beslissen ze: laten we dit medicijn eerst proberen. Hou in gedachten dat je dit voor je leerlingen doet. Zodat zij kunnen groeien.”
Tim Palmans, beleidsondersteuner eerste graad, GO! Middenschool Malle
Tim Palmans: “5 keer per jaar volgen de leerlingen eerste graad een ‘boostmodule’ voor de algemene vakken: Frans, wiskunde, Nederlands en natuurwetenschappen. Vakleraren beslissen of hun leerlingen dan remediëring of uitdaging nodig hebben. De eerste boostmodule is een kennisafname: waar komen onze leerlingen vandaan? Hoe leerden ze op die school? Welk verschil merken ze nu? Waar loopt het goed en waar hebben ze moeite mee?”
“We wegen af: wat is de hoogste nood? Is de problematiek heel erg voor Frans, dan dagen we de leerling niet eerst uit voor wiskunde. Die niveaugroepen kunnen veranderen doorheen het jaar. Wie remediëring kreeg voor natuurkunde, dagen we in de volgende periode uit voor Frans. De leraren die de boostmodules begeleiden, kennen de leerlingen uit hun reguliere lessen. Heel handig. Ze weten wat werkt en zien de leerwinst in hun wekelijkse lessen.”
“Leerlingen die thuis moeilijk aan huiswerk toekomen, kunnen terecht in onze naschoolse huiswerkklas, met begeleiding van vakleraren. Bij examens of grote toetsen merken we dat er veel meer leerlingen naar de huiswerkklas gaan. Voor en na een examenperiode organiseert elke leraar trouwens remediëring in zijn vak. Leerlingen die achterop geraken, hebben voldoende vangnetten.”
Pedro De Bruyckere, directeur Leerpunt: “Kleinere groepen kunnen werken bij remediëren en differentiëren, weten we uit onderzoek. Een belangrijke voorwaarde: niveaugroepen moeten kunnen veranderen. Anders bestaat het gevaar dat je kinderen vastzet in een bepaald niveau. Herbekijk vaak genoeg of de leerling nog op de goede plaats zit, zodat niemand zich gestigmatiseerd voelt of leerkansen mist.”
“Een heterogene groep kan ook interessant zijn, waarbij sterkere leerlingen de zwakkere helpen. Dat regisseer je het best goed als leraar. Zet je ze gewoon samen, dan voorzien sterkere leerlingen alle antwoorden en leren de andere niets bij. Zorg ervoor dat alle kinderen goed weten wat van hen verwacht wordt en hoe. Stimuleer ze om de redenering samen op te bouwen.”
“Spijker je eerst tekorten bij of motiveer je leerlingen met uitdaging voor hun lievelingsvak? Over die keuze bestaat in de wetenschap meer discussie. Succeservaringen zijn belangrijk voor de motivatie, maar werkpunten kan je ook niet laten liggen. Een gezonde afwisseling lijkt het beste.”
“We weten dat huiswerk een matig, maar niet onbelangrijk leereffect heeft. Niet alle leerlingen hebben thuis een rustige werkplek. Een huiswerklas kan dat compenseren. Begeleiders kunnen vakleraren of externen zijn. Maar ook hier is het cruciaal dat ze oplossingen niet op een bordje serveren. Liever vragen ze leerlingen op over de leerstof, of bieden ze gericht extra oefeningen aan.”
Bertien Boon, beleidsmedewerker GO! Technisch Atheneum Halle
Bertien Boon: “In ons schoolsysteem geeft de leraar niet alleen feedback op het einde van de opdracht, maar ook feedup: leerlingen zien bij de start van elke taak welke doelstellingen ze zullen behalen. In de loop van hun proces krijgen ze ‘feedforward’: ze analyseren vorige taken met het oog op de volgende opdracht. Die 3 stappen zitten vervat in het digitale sjabloon waarmee elke leraar zijn lessen ontwerpt. Leerlingen moeten zich dus niet per vak aan een andere methode aanpassen.”
“We wachten niet op een alarmbel na een rapportperiode, maar spijkeren de leerlingen elke week gericht bij. Data helpen ons: leraren zien in het online dashboard Cloudclass welke leerplandoelen en subdoelen hun leerlingen behaalden, en waarmee ze moeite hebben. Op grond daarvan geven ze feedback en voeren ze leerlinggesprekken.”
Pedro De Bruyckere, directeur Leerpunt: “Remediëring is vaak genezen, maar kan ook voorkomen. Dat doet deze school goed. Doelen volgen ze constant formatief op tijdens het proces. De collectieve sjablonen zijn voor iedereen herkenbaar. Zo wordt denken in doelen een routine voor leraar en leerling.”
“Feedback, feedup en feedforward zijn termen uit het werk van pedagoog John Hattie. De essentie erachter: zeg niet alleen wat goed is en wat fout, maar ook hoe het kind zich kan verbeteren. In een volgende fase ziet de leerling zelf in wanneer hij vastloopt, maar ziet hij nog niet in waarom. Daarvoor dient de feedforward: hoe pak je dit volgende keer beter aan?”
“Mooi hoe de school dit op gezette tijden met de leerlingen bespreekt. Dat hoeft geen lestijd te kosten, je kan leerlingen een taak geven en anderen even bij je laten komen. Op dezelfde manier kan je op klasniveau aan preteaching doen, een vorm van preventieve remediëring. Dan spijker je voorkennis bij voor een groep leerlingen die daar nood aan heeft. Liefst met een stukje nieuwe leerstof, zodat de leerlingen vlot kunnen volgen tijdens de eigenlijke les. Dat kan hun motivatie zeker boosten!”
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter