Zo doen zij het
Motivatie lagere school: “Hou ik ze bij de hand, of laat ik ze los?”
Hoe leraar Kim de motivatie van haar levendige leerlingen einde de lagere school hoog houdt? Met contractwerk, groeigesprekken en voorzichtig loslaten: “Bouw ik de ondersteuning af, dan stijgt hun verantwoordelijkheidsgevoel.”
Kim De Saeger, leraar 5e leerjaar Sint-Jansschool Leuven: “Het tempo omhoog, Frans erbij en de leerstof pittiger: het vijfde leerjaar is voor veel van mijn leerlingen een stevige sprong. Moet ook wel, als we de motivatie op het einde van de lagere school hoog willen houden en voorbereiden op de uitdagingen van het secundair, waar je na school in je eentje aan de slag moet met taken en toetsen. We voeren de hoeveelheid contractwerk mondjesmaat op.”
“Maandagochtend plannen ze hun taken voor de werkmomenten van die week zelf in. Een beperkte dosis leerstof in september zodat we kunnen focussen op afspraken, structuur en gedrag. Stilaan meer, zodat ze in juni in staat zijn om grotere gehelen zelfstandig te tackelen.”
Groen-oranje-rood
Kim De Saeger: “Wie zijn taken in de klas niet rond krijgt, zet ze in de agenda voor thuis. De dag daarna verbeteren we. En duiden mijn leerlingen aan: groen wat prima lukt, oranje wat moeilijk was, rood wat bleef liggen. In september spot ik zelden oranje, al weet ik heel zeker dat ze het nog niet in de vingers hebben. ‘Super dat je zélf aangeeft dat je hier nog hulp nodig hebt’: halen ze oranje toch boven, dan moedig ik die zelfkritische houding bewust aan.”
“Tijdens individuele groeigesprekken doorheen het schooljaar reflecteren we. Wat ging goed, waaraan wil je werken en hoe pakken we dat samen aan? Leerlingen bereiden dat gesprek in hun eentje voor. In het begin komen sommigen niet verder dan een schuchtere kweenie. Gaandeweg leren ze onder woorden brengen wat (niet) lukt én wat ze daarvoor nodig hebben.”
“Een rustige werkplek thuis is een gemis voor veel van onze kinderen. En vaak de verklaring voor de rood gemarkeerde taken die ze in hun agenda blijven meeslepen. Wat je misschien niet zou verwachten: in de klas zijn net die kinderen de hardste werkers en de minste motivatieproblemen in de lagere school. Omdat ze beseffen dat het dan en daar moet gebeuren. Daarom richten we vanaf dit schooljaar een huiswerkklas in, een half uurtje dat aansluit op de laatste les. Daar kunnen ze in stilte werken. En er is een leraar in de buurt om te ondersteunen.”
Strak plan voor motivatie in de lagere school
Kim De Saeger: “De meeste motivatieproblemen in de lagere school spot ik bij cognitief sterke leerlingen. Ze huppelen fluitend door de leerstof, maar leren nooit omgaan met een mislukking. Wanneer ze op een bepaald moment botsen, zien ze dat als persoonlijk falen en haken ze liever af dan hulp te vragen. Daarom bieden we ze extra uitdagingen aan, zodat ze leren dat het helemaal oké is als iets niet vanzelf gaat.”
“Enkele lessen Pools, de marketingstrategie van onze zelfgemaakte kaarsen of kleuters observeren wanneer ze de ontwikkeling van het kind bestuderen: belangrijker dan die extra leerstof zijn de praktische vragen waarvoor ze staan. Zoals de observatiemomenten plannen bij de kleuterjuffen, op eigen houtje de gemiste lessen inhalen – soms zelfs een stukje nieuwe leerstof – en hun contractwerk op minder tijd inplannen.”
“In elke klas zit wel een leerling die ter plaatse trappelt en zijn werk niet gepland krijgt. Dan ga ik in gesprek met de ouders, leg ik uit hoe belangrijk die vaardigheid wordt in de middelbare school.”
“Natuurlijk verwacht ik niet dat ouders het huiswerk samen met hun kind maken. Komt hun kind met een vraag over de leerstof, dan markeren ze die oefening en neem ik die de volgende dag op. Maar de agenda mee in de gaten houden, bij hun kind polsen hoe het huiswerk vlot: als ook van thuis het signaal komt dat school belangrijk is, slaag ik er beter in om mijn leerlingen te motiveren in de lagere school.”
Laten lopen
Kim De Saeger: “Hoe lang hou ik ze bij de hand, wanneer laat ik ze los? Dat evenwicht is voor mij een eeuwige zoektocht. Elke zomer haal ik me mijn nieuwe klas voor de geest en vraag ik me af wat ik kan anders kan doen. Zoals die keer dat ik een erg levendige groep kreeg en de looplijnen in mijn lokaal herbekeek. Waar zet ik het knutselmateriaal, hoe vermijd ik dat ze elkaar duwen of voor de grap voetje haken in het gangpad?”
“In september start ik sowieso met erg veel structuur. In mijn eerste jaren voor de klas durfde ik daarna te weinig lossen, kauwde ik te veel voor en reageerde ik soms verkrampt: een reflex uit de opleiding, waar je elke stageles in een strak scenario giet. En dus voelde loslaten te vaak als falen.”
“Natuurlijk kan de ene klasgroep meer verantwoordelijkheid aan dan de andere. En soms kan je niet anders dan de teugels strak houden. Maar met de jaren leerde ik vaker lossen, werd ik milder voor mezelf als de les eens in de soep draaide. En merkte ik: hoe meer keuzevrijheid ik mijn leerlingen bied, hoe groter hun verantwoordelijkheidsgevoel.”
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter