Vlaanderen
Klasse.be

Specialist

Meer leerwinst in de B-stroom: 6 principes 

  • 16 januari 2025
  • 8 minuten lezen

Niveauverschillen, taalachterstand: in de B-stroom komen veel uitdagingen samen. “Toch zijn complexe opdrachten net voor die doelgroep belangrijk”, stellen onderzoekers Charlotte Arnou en Heline Van Peteghem. Samen lichten ze 6 didactische principes toe die de leerwinst in de B-stroom boosten.

Heline Van Peteghem, doctoraatsonderzoeker instructiepsychologie (KU Leuven): “Eerst en vooral: in ons onderzoek kwamen we tot principes die je lesaanpak verrijken. Daarvan zijn er 6 die de eigenschappen van de leraar en het team beschrijven, 6 andere richten zich op de leeromgeving. Die laatste werken overal, maar zijn extra relevant voor de B-stroom.”

“Bovendien hangen ze samen. Je kan niet aan uitdagende leeractiviteiten werken zonder kwaliteitsvolle instructie. En hogere orde activiteiten vereisen een sterk klasmanagement. Omgekeerd: als je leerlingen onvoldoende uitdaagt, zullen ze zich sneller vervelen en moeilijker gedrag vertonen.”

“Die sterke leeromgeving in de B-stroom scheppen, vergt wel wat van een leraar. Maar met een open mindset en hulp van je team raak je ver. Bevraag je overtuigingen over lesgeven, koester hoge verwachtingen voor je leerlingen, update je vakdidactische kennis en professionaliseer samen met je collega’s.”


Leerwinst illustratie denkballon: hogere orde denken

1. Hogere orde denken en complexe vaardigheden 

Wat is het?

Heline Van Peteghem: “De focus lag in de B-stroom lang op technische vaardigheden en basisgeletterdheid, zoals leren rekenen en schrijven. Terwijl oefeningen op hogere orde denken net een groot verschil maken voor leerlingen die moeilijker leren. Kritisch en probleemoplossend denken, leren samenwerken en zelfregulerend leren vallen daaronder. Net als basisvaardigheden toepassen in andere domeinen.”

Charlotte Arnou, doctoraatsonderzoeker instructiepsychologie (KU Leuven): “Voor leerwinst in de B-stroom en om complexe vaardigheden te oefenen, moeten leerlingen hun basiskennis inzetten. Je creëert dus als leraar een dubbele oefenkans. Leerlingen werken samen, rekenen, lezen, denken na over ruimtelijke vaardigheden zoals kaartlezen of de impact van de mens op zijn omgeving.”  

“Via complexe opdrachten kan je leerstrategieën voordoen en leerlingen trainen in zelfregulerend leren. Zoek bijvoorbeeld samen op hoe je kleren in de winkel terechtkomen. Koppel daar kritisch denken aan: wat doet fast fashion met de leefomgeving?”

Hoe doe je het?

Charlotte Arnou: “Kies niet gewoon voor een reeks sommen of breuken, maar voor vraagstukken. Serveer niet alleen spelling en technisch lezen maar ook dieper tekstbegrip. Hogere orde denken lok je makkelijk uit met uitdagende leeractiviteiten in authentieke contexten. Laat je leerlingen bijvoorbeeld een soepverkoop organiseren om hun uitstap te bekostigen. Dan moeten ze inschatten hoeveel leerlingen er die dag op school zijn en soep zullen kopen, hoeveel de ingrediënten kosten en welke winst ze kunnen halen.”  

“Die opdracht lokt een rollercoaster aan vragen uit, waarvoor je basisvaardigheden en hogere orde denken moet combineren: leerlingen moeten voor wiskunde de klassen optellen en Excel-fiches opstellen bij ICT. Dan gebruiken ze basiskennis. In de les Nederlands bereiden ze samen een bericht of flyer voor, in de les Voeding zoeken ze een goed recept. Ze leren plannen, want de soep moet op tijd klaar zijn om uit te delen op de speelplaats. Hogere orde denken vereist wel dat je als leraar de leerlingen tijdens elk proces begeleidt.”


Leerwinst illustratie magazine: authentieke contexten

2. Uitdagende leeractiviteiten in authentieke contexten 

Wat is het?

Heline Van Peteghem: “Het voorbeeld van de soepverkoop illustreert dit leerprincipe mooi. Studies zijn duidelijk: authentiek materiaal levert meer leerwinst op bij leerlingen met leerachterstand. En ze verhogen hun motivatie. Prikkel je leerlingen dus met een krantenartikel, met een handleiding die ze ook buiten de school nodig hebben of met gedichten die hen aanspreken.” 

Hoe doe je het?

Heline Van Peteghem: Handboeken voor de B-stroom? Daar zetten uitgeverijen minder op in. En zelfs een goed handboek garandeert geen krachtige leeromgeving. Ze bieden structuur voor de leraar: je weet aan welke leerplandoelen je werkt. Maar niet elke opdracht in het boek is even zinvol: een tekst over absurde dieren boeit niet per se je hele klas. Verzamel teksten rond de interesses van leerlingen, of gelinkt aan praktijkvakken of maatschappelijke problemen.”  

Charlotte Arnou: “Een van de leraren die we observeerden, combineert haar handboek met een grote, uitdagende taak per trimester. Voor het thema ‘mijn huis’ ontwerpen leerlingen een woning met een online tool. Daarna maken ze een maquette. Ze schatten afstanden, rekenen op schaal, moeten het huis inrichten met een bepaald budget. Een woonkamer van 25 meter lang? Dan wordt het peperduur om die met meubels te vullen en eindigen ze met een grote kale ruimte. Zo stimuleer je leerlingen om na te denken.” 

Heline Van Peteghem: “Soms zet je een tekst in als middel, en niet als doel van de les. Dan kan je ervoor kiezen om een vereenvoudigde tekst te nemen. Op de originele versie van ‘Romeo en Julia’ bijt een deel van je leerlingen de tanden stuk. Met ChatGPT of met de app ‘Lees Simpel’ kan je makkelijk een authentieke tekst op het niveau van 1B laten herschrijven. Leg dan zeker de oorspronkelijke tekst eens naast de vereenvoudigde versie en laat je leerlingen het verhaal reconstrueren met beide teksten.”

“Voor een lesdoel zoals kernwoorden vinden in een tekst, werk je het best meteen met authentieke teksten. Korte passages of steriele teksten die niet uit hun leefwereld komen, volstaan niet om die strategie onder de knie te krijgen.”


Leerwinst illustratie wijzende hand: kwaliteitsvolle instructie

3. Kwaliteitsvolle instructie 

Wat is het?

Charlotte Arnou: “Sterke instructies maken dat leerlingen de leerstof begrijpen en de juiste leerstrategieën toepassen. Met ‘werk maar samen’ of ‘verkoop soep’ kom je er niet. Stem je uitleg af op de beginsituatie, stel tussendoor vragen, modelleer, geef voldoende oefenkansen en bouw je ondersteuning geleidelijk af. Niet alleen voor rekenen en lezen. Zie zelfstandig werken en samenwerken ook als leerstof.”

Hoe doe je het?

Charlotte Arnou: “Bied voor een sterkte leeromgeving in de B-stroom oefeningen gespreid aan en wissel oefeningentypes af: laat leerlingen oppervlaktes of omtrekken van figuren door elkaar berekenen, of verschillende werkwoordstijden door elkaar inoefenen. Schotel leerlingen een probleem voor dat ze eigenlijk niet kunnen oplossen met de kennis die ze op dat moment hebben. Productive failure noemt onderwijskundige Manu Kapur dat in zijn onderzoek. Pas nadat leerlingen via brainstorm beseften dat ze nog bepaalde kennis misten, gaf Kapur extra uitleg. Zo wekte hij hun nieuwsgierigheid op en creëerde hij een gevoel van urgentie.”  

“Een ander punt dat Kapur aanraakt: hoe goed is een probleem gestructureerd? Tussenstappen en ontbrekende of overtollige info zijn uitdagender dan ideale vraagstukken. Vaak komt de oplossing in een werkboek perfect uit. Je hebt net 3 volle potten verf nodig om een kamer te schilderen. In de realiteit zijn muren soms scheef en eindig je met een halve pot overschot. Een oefening mag ook bewust wat te veel info bevatten, zodat leerlingen de correcte elementen moeten selecteren.”


Leerwinst illustratie wijzende oog: evalueren om te leren

4. Evalueren om te leren 

Wat is het?

Heline Van Peteghem: “Het leerproces van leerlingen kan je op elk moment monitoren. Je evalueert naast summatief ook formatief en beslist vervolgens over je volgende stap. Geef je extra uitleg of ga je differentiëren? Dat kan verschillen per groep of per leerlingen. Dit principe is dus sterk gelinkt aan het volgende: adaptief onderwijzen.” 

Hoe doe je het?

Charlotte Arnou: “Een klassieker: rondlopen in de klas, over de schouder meekijken en oefeningen van je leerlingen checken. Maar dan zet je veel leerlingen in de wacht. Met wisbordjes of gelamineerd gekleurd papier toets je iedereen. Niemand kan zich verbergen en toch voelt het veilig. En ideaal om de antwoorden eens door te spelen: ‘Klopt het wat je klasgenoot zegt?’”  

Heline Van Peteghem: “Een leraar wiskunde laat leerlingen elk een reeks oefeningen op hun niveau maken. Hebben ze een reeks af, dan komen ze naar haar. Naast de foute oplossing plaatst ze een bolletje. Leerlingen moeten nog eens nadenken: in welke rekenstap gaat het fout? Ze krijgen de correcte oplossing niet zomaar.” 


Leerwinst illustratie wijzende trapje: adaptief onderwijzen

5. Adaptief onderwijzen 

Wat is het?

Charlotte Arnou: “Adaptief onderwijzen mikt op de zone van naaste ontwikkeling. Hoe zorg je ervoor dat een opdracht net buiten de comfortzone van je leerlingen ligt, maar toch haalbaar is? Je legt de lat niet lager, maar geeft een opdracht waarbij je leerlingen kunnen aanhaken. Zo benutten ze hun leertijd optimaal.” 

Hoe doe je het?

Heline Van Peteghem: “In sommige klassen maken leerlingen of groepen leerlingen andere oefeningen over hetzelfde onderwerp, zoals breuken. En leraren geven geregeld extra instructie aan een groepje. Of mixen leerlingen die het al beheersen met leerlingen die het nog moeilijker hadden.”

“Leerlingen op maat bijwerken en uitdagen tijdens een flexuur is ook een optie. Eventueel met een vlinderleraar of leerondersteuner. In sommige scholen zijn de leraren van alle vakken aanwezig tijdens het uurtje differentiatie. Leerlingen kunnen dan vragen stellen over leerstof waarmee ze worstelen.”

Charlotte Arnou: “Ook met instructiefiches kan je adaptief werken. Een stap verder is een flexibel curriculum. Moet iedereen 3 uur per week Nederlands volgen en 3 uur wiskunde? Ook als sommige leerlingen meer nood hebben aan Nederlands en voor wiskunde sneller klaar zijn? Leraren PAV die verschillende leerstofonderdelen geven, kunnen hier relatief makkelijk mee schuiven. Net zoals teams die vakoverschrijdend samenwerken.”


Leerwinst illustratie klokje: klasmanagement

6. Klasmanagement

Wat is het?

Heline Van Peteghem: Klasmanagement gaat over het gedrag van leerlingen maar ook over de structuur van je les. Hoe geef je je les? Hoeveel tijd trek je uit voor elk deel van je les?” 

Hoe doe je het?

Charlotte Arnou: “Wat het luikje regels en afspraken betreft: een school uit ons onderzoek laat leerlingen van het eerste jaar een grondwet van hun school opstellen. Leerlingen voelen zich dan gehoord en betrokken, want ze weten best welk gedrag ze vervelend vinden. Laat je hen dat zelf benoemen, dan ken je hen meer autonomie toe dan wanneer je zelf regels oplegt. En autonomie motiveert.” 

“Zorg ervoor dat er een leercultuur is in je organisatie, dat je de leertijd en leerkansen optimaliseert. Heel praktisch: hoe schik ik mijn klas? Zet ik beter mijn tafels al klaar in kleine groepjes? Een leraar die we observeerden, verdeelt op voorhand de leerlingen in verschillende groepjes. Ze denkt ook na welke leerlingen goed bij elkaar passen voor die bepaalde taak. Afhankelijk van het leerdoel maakt ze heterogene groepen met sterkere en zwakkere leerlingen, soms plaatst ze gelijkgestemden bij elkaar.”

Heline Van Peteghem: “Ook routines creëren een veilige leeromgeving. Een leraar begroet elke leerling aan de deur. Binnen wachten de leerlingen achter hun stoel. Dan kijkt ze hen elk aan tot ze stil zijn en mogen ze gaan zitten. Op haar bord staat al een opdracht klaar om de leerlingen meteen aan de slag te zetten. Zo verliest ze geen tijd aan het begin van de les, én de leerlingen voelen zich gezien.” 


Het onderzoek en professionaliseringstraject KaBOEM voor leraren van de B-stroom kadert in het OBPWO-programma van het Vlaams Departement voor Onderwijs en Vorming. Check ook de podcast die de KaBOEM-principes toelicht.  

Femke Van De Pontseele

Voeg dit artikel toe aan je bewaarde artikels

Log in om te bewaren


Laat een reactie achter