Vlaanderen
Klasse.be

Duiding

Betere wiskunderesulaten starten in de kleuterklas 

  • 28 maart 2025
  • 9 minuten lezen

Professor wiskunde Ann Dooms (VUB) en professor wiskundedidactiek Wim Van Dooren (KU Leuven) zoeken een nieuwe succesformule voor betere wiskunderesultaten. Hoe tillen we alle leerlingen over de breukstreep?

Professor wiskunde Ann Dooms (VUB) over betere wiskunderesultaten
Ann Dooms: “Durf kritisch naar je handboek te kijken en te herschikken om alles van meetkunde of getallenleer samen te brengen.”

Onze wiskunderesultaten blijven dalen. Wat loopt er fout in ons wiskundeonderwijs?

Ann Dooms, professor wiskunde VUB: “In de Vlaamse toetsen moeten leerlingen uit het tweede secundair problemen oplossen waarbij ze hun wiskundige bagage moeten combineren. Verdeel 200 pralines over doosjes van 13, hoeveel doosjes heb je nodig? Maar 41% van de leerlingen uit de A-stroom en 26% van de B-stroom antwoordt correct. Het meest voorkomende antwoord was 15 omdat leerlingen blindelings afronden naar het dichtstbijzijnde geheel getal zoals ze in de lagere school leerden. Maar in deze eenvoudige context moet je zinvol afronden. Anders kom je een doosje tekort.”

“De aanpak in ons wiskundeonderwijs moet broodnodig anders voor betere wiskunderesultaten. Te beginnen met het leermateriaal waar het behoorlijk fout loopt. Wiskundige begrippen worden te vaak niet correct omschreven of zelfs niet uitgelegd. Zo leiden we leerlingen op die vooral ‘procedureel’ leren rekenen. Ze voeren rekenbewerkingen uit met aangeleerde stappen, maar beheersen de diepere wiskundige begrippen niet. Dan stapelen de problemen zich jaar na jaar op en moeten we tot laat in het secundair en zelfs in het hoger onderwijs terug naar de basis grijpen.” 

“Een voorbeeld? In de lagere school worden wiskundige basisbegrippen zoals ‘rand’ en ‘omtrek’, ‘oppervlak’ en ‘oppervlakte’ voortdurend door elkaar gehaald. ‘Omtrek’ en ‘oppervlakte’ drukken de grootte uit van de rand en het oppervlak. Omschrijvingen zoals ‘de omtrek is de buitenkant en de oppervlakte de binnenkant van een figuur’ leiden tot misconcepties. Als die leerlingen dan de oppervlakte van een dak met een grillige vorm moeten berekenen, beginnen ze foutief te goochelen met formules voor oppervlakte en omtrek om ook die dakrand mee te nemen.” 

Wim Van Dooren, professor wiskundedidactiek KU Leuven: “Leraren zien die verschillen ook niet altijd. Laat me heel duidelijk zijn: we willen allebei geen steen werpen naar leraren. Zij zijn het product van het wiskundeonderwijs dat ze zelf kregen en doen elke dag hun uiterste best met wat ze verzamelen aan vakkennis en vakdidactiek in de lerarenopleiding.” 

Introduceer in de kleuterklas al patronen en statistiek

Wim Van Dooren
professor wiskundedidactiek

Kennen we de oorzaken binnen en buiten onderwijs voor onze dalende wiskunderesultaten? 

Wim Van Dooren: “Het is riskant om scherpe oorzaken en kant-en-klare oplossingen naar voor te schuiven. De leerlingenpopulatie is diverser en een deel van de ouders volgt om uiteenlopende redenen schoolwerk minder op. Dat raakt alle vakken, ook wiskunde.” 

“De instroom in de lerarenopleiding is ook anders dan vroeger. Op de weg naar betere wiskunderesultaten is de starttoets een goede stap, maar leraren hebben nood aan meer vakkennis en vakdidactiek. Ze leren naast de vakdidactiek te weinig hoe leerlingen zich wiskundig ontwikkelen, op welke fouten en drempels ze sowieso botsen en hoe je daarop inspeelt.”

Ann Dooms: “We tillen inderdaad het best alle leraren een niveau hoger voor wiskunde. Een haalbaar plan als we sterk inzetten op de lerarenopleiding en professionalisering. Daarnaast moeten we met z’n allen inspanningen doen om het beroep aantrekkelijk te maken. Voor iedereen: zodat ook de wiskundeprimus overweegt om les te geven.” 

Was ons wiskundeonderwijs vroeger beter? Moeten we weer strak drillen? 

Wim Van Dooren: “Het is een misvatting dat de wiskundedidactiek vroeger alleen uit drillen bestond. Ja, we hadden veel oefenboekjes om te automatiseren, maar dat is niet hetzelfde als louter drillen.”

Ann Dooms: “Dat gebeurde in stille klassen, er was amper groepswerk en differentiatie. Leerlingen leren door samenwerken belangrijke vaardigheden, maar met lawaai kunnen ze zich moeilijk concentreren. Daarom vragen wij onze universiteitsstudenten om met gedempte stem samen te werken bij oefeningensessies. Het beste van beide werelden om aan inzicht te werken.”

Weg met de invulboeken? 

Ann Dooms: “Teruggrijpen naar de wiskundeboeken uit die tijd lost de problemen van vandaag niet op en geeft ons geen betere wiskunderesultaten. Wat vooral belangrijk is? Dat we handboeken uitwerken met samenhangende, logisch opgebouwde wiskundige componenten. Daar wringt het schoentje nog vaak.”

“Waarom betrekken uitgeverijen niet vaker wiskundeonderzoekers om methodes te ontwikkelen? Ze kijken holistisch naar het vak en brengen onderzoek, inhoudelijke en didactische kennis binnen. Nu bedenken auteurs – uiteraard met de beste bedoelingen – vaak bizarre trucjes zoals ‘wip en halter’ of ‘onthoudkaders’ met een stappenplan. Die helpen sommige leerlingen om oefeningen procedureel op te lossen, maar brengen geen inzicht bij.” 

Illustratie van kind onder geodriehoek

Webinar: sterk in wiskunde

Hoe breng je wiskunde aan in kleuter- en lager onderwijs? Schrijf je in voor de webinar met expert Wim Van Dooren op 30 april om 15 u.

Als een leraar al niet op zijn handboek kan vertrouwen, hoe moet het dan voorlopig wel?

Ann Dooms: “Kijk als leraar en team kritisch naar je wiskundemethode. Vind je een aanpak ingewikkeld of een ezelsbrug niet nodig? Vraag de uitgever waarop die gebaseerd is en of het aangetoond is dat het werkt. Herschik je handboek om alles van meetkunde of getallenleer samen te brengen. Zo krijgt een leerling een beter zicht in de opbouw en dat helpt bij het studeren en linken leggen. En wijk gerust af van een voorgestelde planning wanneer je voelt dat bepaalde zaken nog niet goed verankerd zijn.”

Wim Van Dooren: “Bespreek ook klassikaal de veelgemaakte fouten – of net die ene heel interessante fout – en zoek samen waar en waarom het misloopt. Durf dus los te komen van het handboek en ga in interactie.”

Duik in het hoofd van je leerlingen. Op een toets kan een leerling die maar 1 fout maakt toch een verkeerd denkproces aangeleerd hebben. En een leerling die slechter scoort met 3 fouten, is misschien gewoon slordig, maar begrijpt het wel. Uit onderzoek over wiskundedidactiek kunnen we goed voorspellen welke fouten leerlingen maken en vooral ook waarom. Speel daarop in als leraar.”

“Leraren hebben geleerd om voort te bouwen op wat de leerlingen al weten. Dat klopt ook, tenzij je bij wiskunde te kleine en te gemakkelijke stapjes zet op het moment dat ze hun voorkennis moeten herorganiseren. Soms moet je durven zeggen: wat we al dachten te begrijpen en gebruiken, werkt eigenlijk toch helemaal anders.”

Ann Dooms: “Schotel je leerlingen ook problemen voor waarbij het niet meteen duidelijk is hoe en met welke inhoud ze die kunnen aanpakken. Praat over wat niét kan. We leggen jonge leerlingen bijna altijd oefeningen voor die netjes uitkomen. Wanneer je in het tweede leerjaar de deling aanbrengt, geef dan ook al voorbeelden waar de deling niet mooi lukt. Dat geeft meteen een opstap naar latere begrippen zoals rest en kommagetallen.” 

“Laat leerlingen ook de oppervlakte van een figuur met gebogen rand berekenen. Dan voelen ze dat je de oppervlakte niet exact kan bepalen door ruitjes te tekenen. Daarvoor is in de zeventiende eeuw het begrip ‘integraal’ uitgevonden en dat komt later in de wetenschappelijke richtingen aan bod. Zulke voorbeelden motiveren en maken leerlingen nieuwsgierig.”

Professor wiskundedidactiek Wim Van Dooren (KU Leuven) over betere wiskunderesultaten
Wim Van Dooren: “Kleuterleraren integreren wiskunde al sterk in spel en activiteiten, maar kleuters kunnen veel meer aan.”

De lat hoger leggen voor wiskunde start bij kleuters. Wat kunnen zij al aan?

Wim Van Dooren: “Veel, blijkt uit onderzoek. Kleuterleraren hebben al ruim aandacht voor wiskundige ontwikkeling: getallenbegrip, tellen, kleuren, vormen, classificeren, wiskundetaal zoals ‘op’, ‘onder, ‘voor’, ‘achter’. Maar we kunnen in de tweede en derde kleuterklas meer aanbieden: patronen zien, verwoorden en voorspellen, schattend en verhoudend rekenen en er is zelfs plaats voor kansberekening.”

“Kleuters kunnen begrippen aan zoals ‘zeker’, ‘onzeker’, ‘de kans is groter’, ‘het gaat zeker gebeuren’, ook al komt kansberekening doorgaans pas in het vijfde leerjaar beperkt aan bod. Uiteraard moeten we kleuters niet leren optellen en aftrekken, maar ze kunnen wel een pak wiskundige inzichten leren gebruiken.”

“Er zijn ook heel wat prenten- en voorleesboeken met een focus op wiskundetaal. Kleuters leren niet alleen termen als ‘meer’, ‘minder’, ‘weinig’, ‘veel’, ‘helft’, maar ook ‘twee meer’, ‘twee keer zoveel’, ‘minstens’, ‘ten noorden van’. Dat taalaanbod op jonge leeftijd lanceert hen op hun wiskundig pad.”

“Wiskundetaalbeheersing is een goede voorspeller voor wiskundige prestaties bij de start van het lager onderwijs. Zeker leerlingen met een kwetsbare sociaaleconomische achtergrond hebben die extra taalstimulans nodig.”

“Kleuterleraren integreren wiskunde al sterk in spel en activiteiten. Patronen aanbrengen gebeurt typisch tijdens knutselactiviteiten. Zie de opportuniteiten om ook complexere patronen aan te bieden en ze met wiskundetaal te beschrijven. Wat is een patroon en een patrooneenheid? Vanaf wanneer zie je dat iets een patroon is? Uiteraard moet je niet altijd zelf het warm water uitvinden, daar bestaat heel wat materiaal voor.”

Hoe nemen we de wiskundeangst weg, zeker bij leraren basisonderwijs?

Wim Van Dooren: “1 antwoord: door aan wiskunde te doen en niet enkel ‘procedureel rekenen’. Tuurlijk hebben we dat rekenen nodig om werkgeheugen vrij te maken voor wiskunde. Een staartdeling heb je niet nodig in het dagelijks leven, maar het leert ons schatten en geeft ons gevoel voor getallen en grootteorde.”

Ann Dooms: “Een leerling die de staartdeling nog niet beheerst, krijgt eindeloos meer oefeningen op staartdelingen. Logisch dat die gedemotiveerd geraakt, de indruk heeft dat die niet goed is in wiskunde, laat staan het leuk vindt. Ik val in herhaling – je moet dan ingrijpen op waar het misloopt en dat kan wiskunde van 2 jaar eerder zijn. Door inzicht te geven, zien leerlingen dat leraren hun een ontzettend mooi vak bijbrengen.”

En hoe motiveren we alle leerlingen uit het secundair voor wiskunde, ook wie bewust voor weinig uren kiest?

Wim Van Dooren: “Leerlingen uit die doorstroomrichtingen hebben wiskunde nodig om onderzoek te interpreteren in het hoger onderwijs. Maar ook voor leerlingen uit arbeidsmarktfinaliteit opent wiskunde toekomstkansen. Ze moeten een kassa, stocks en balansen begrijpen, percentages en btw berekenen. Dat is niet enkel functioneel. Ze moeten ook begrijpen wat ‘percent’ in essentie is en dus niet verbaasd zijn dat 21 procent btw niet aanrekenen niet hetzelfde is als 21 procent korting geven.”

Ann Dooms: “We leveren nu in de arbeidsmarktfinaliteit te veel leerlingen af met te weinig wiskundige capaciteiten. Een ramp, want dat limiteert hen op de werkvloer en in hun privéleven. We verwachten te weinig van die tieners, soms minder dan van leerlingen in de derde graad lager. Terwijl net veel nieuwe wiskunde is ontstaan door praktische problemen in de samenleving zoals de oppervlaktebepaling.”

In onze perceptie zijn jongens beter in wiskunde

Ann Dooms
professor wiskunde

Ook onze topleerlingen gaan achteruit. Keren we het tij met plusklassen en wiskundeolympiades? 

Wim Van Dooren: “Ze helpen zeker. Maar ik ben geen fan van doorgedreven differentiatie waardoor sterk wiskundige leerlingen een individueel parcours lopen met een hoofdtelefoon in een hoekje van de klas. Zo missen ze even goed de diepere wiskundige begrippen en misschien de liefde voor wiskunde.”

“In een klassikaal proces beseffen de sterkere leerlingen dat ze uitblinken in wiskunde, leren ze van fouten van klasgenoten en door uitleg te geven aan hun buur. Daar mag je uiteraard niet in overdrijven; ze vervangen de instructie van de leraar niet. Als je ze wil uitdagen, laat ze dan een andere manier bedenken voor dezelfde uitkomst en bespreek die klassikaal.”

Ann Dooms: “Bij olympiades merken we dat meisjes niet zo houden van competitie en vaker kampen met faalangst. Als ze niet 100 procent zeker zijn, blijven ze het antwoord liever schuldig. Jongens zijn zelfzekerder en proberen die moeilijkere reeks oefeningen gewoon. Dat sterkt nog altijd onze perceptie dat jongens beter zijn in wiskunde. Gelukkig zien we in de groep die voor wiskunde kiest evenveel meisjes als jongens.”

Doet de populariteit van STEM onze wiskunderesultaten stijgen?

Wim Van Dooren: “Dankzij het STEM-onderwijs leveren we meer leerlingen aan de technologiesectoren af. Maar ik vrees dat ook STEM-projecten vooral inzetten op functioneel rekenen en te weinig op rijke wiskunde. Als je berekeningen kloppen, beweegt de auto of robot juist. Maar begrijp je ook waarom? En zie je dat die berekeningswijze ook nuttig is voor heel andere problemen?”

Ann Dooms: “Zo zorgen zulke STEM-initiatieven helaas niet echt voor meer begrip en dus betere wiskunderesultaten, maar hopelijk wel voor waardering voor het vak. Laat dus nieuwe eindtermen en nieuw leermateriaal onze fantastische leraren helpen om naast de kracht ook de pracht over te brengen. Ik ben zeker dat we dan weer een stijgende lijn in onze wiskunderesultaten zullen zien.”

Sara Frederix

Voeg dit artikel toe aan je bewaarde artikels

Log in om te bewaren


Laat een reactie achter