Duiding
Geen 10 voor taal meer in basisonderwijs. Hoe komt dat nu echt?
87% voor lezen, 82% voor luisteren. Ziedaar de scores van de peilingstoets Nederlands voor leerlingen zesde jaar basis. Best goed, maar wel een duidelijke daling. Tom Venstermans, lerarenopleider Nederlands aan de Karel de Grote Hogeschool, stelde de vragen mee op. Heeft hij ook antwoorden op de dalende taalscores?
Wat meten de peilingsproeven Nederlands precies?
Tom Venstermans: “Of leerlingen voor bepaalde domeinen zoals begrijpend lezen en luisteren de eindtermen voor basisonderwijs halen, toch echt de minimumdoelen om over te stappen naar de A-stroom van secundair onderwijs. De proeven worden op geregelde tijdstippen hernomen in opdracht van het ministerie van Onderwijs. Eind vorig schooljaar vulden 3119 leerlingen uit het zesde leerjaar de peilingen in.”
De resultaten dalen tegenover de vorige afname (2014).
Tom Venstermans: “Helaas wel. Begrijpend lezen duikt van een historisch hoge 92% naar 84%, luisteren van 87% naar 82%. Schrijfvaardigheid zat voor het eerst in de peilingen. Als een soort praktische demoproef. Daar scoorden leerlingen het minst. Maar eigenlijk zijn dat nog altijd mooie cijfers. De wetenschapsvakken zouden daar blij mee zijn, die scoren traditioneel lager op hun peilingsproeven. Maar de daling ontkennen, kan niemand.”
“Die terugval krijg je moeilijk verklaard. Want tussen 2013 en 2018 zijn de schoolboeken niet/nauwelijks veranderd, staan dezelfde leraren nog altijd voor de klas. Je kan dus niet roepen dat er op 5 jaar tijd plots van alles mis is met de didactiek begrijpend lezen of met de instroom van leraren om de daling te duiden. We moeten op zoek naar andere factoren, zoals de veranderende leerlingenpopulatie, die misschien ook de focus van leraren beïnvloedt.”
Meer leerlingen met zorgnoden, minder met Nederlands als thuistaal, ligt daar de verklaring?
Tom Venstermans: “Dat zou je misschien verwachten. Het aantal leerlingen met andere thuistaal neemt wel toe, maar de dalende scores zien we bij alle leerlingen. Ook bij sterke leerlingen en in scholen waar nauwelijks kinderen met SES-kenmerken rondlopen. Die springen met minder marge over de lat. De hele piramide schuift dus naar beneden.”
Wat verklaart de daling tussen 2013 en 2018 dan wel?
Tom Venstermans: “Moeilijke vraag. Ik vermoed dat kinderen in hun vrije tijd steeds vaker op een andere manier begrijpend luisteren, nog altijd de springplank naar begrijpend lezen. Ze zappen op hun schermen, kijken wat korte video’s half uit en maken tussendoor een digitale kleurplaat. Lange luistermomenten zijn zeldzamer geworden.”
“Hetzelfde zien we bij lezen. Kinderen lezen wel veel, maar vooral digitaal. Ze scannen en surfen waardoor ze wellicht oppervlakkiger en minder geconcentreerd lezen. Ze zitten steeds minder met hun neus in boeken en lange teksten. Die ontlezing liep al langer, maar zet zich nu helemaal door. Bij kinderen, die bezoeken steeds minder de bibliotheek, maar ook bij studenten lerarenopleiding Nederlands die weinig literaire bagage hebben. Als klassieke peilingstoetsen leerlingen uitdagen om zich te concentreren op 3, 4 stevige teksten, botst dat zwaar met hun doordeweekse luister- en leesgedrag.”
“Er leeft nog een tweede hypothese: doordat leraren in basisonderwijs nadrukkelijker differentiëren en daarbij vooral taalzwakke leerlingen mee over de lat van de eindtermen proberen te krijgen, volgde misschien toch een nivellering. Leraren en schoolboeken maken leesteksten toegankelijk voor alle leerlingen. Die krijgen heel gestructureerde teksten voor de kiezen waaruit moeilijke woorden geschrapt zijn en belangrijke info vet gekleurd is. Met veel beeldmateriaal ook. Niet optimaal voor sterke leerlingen maar wel ideaal voor zwakkere, denk je dan. Toch lijkt die aanpak niet efficiënt te zijn, want ook zij scoren nog zwakker dan voorheen.”
Toch beïnvloeden ook lerarenkenmerken de scores. Welke factoren spelen een rol?
Tom Venstermans: “Ervaren leraren tillen hun leerlingen naar betere scores, blijkt uit de resultaten. Net als sommige handboeken. De meeste leraren uit basisonderwijs volgen die vrij strikt voor begrijpend lezen. Je kiest dus beter heel bewust je taalmethode. Temeer omdat het basisonderwijs tot 15 jaar met dezelfde boeken werkt. Dat zijn boeken op leeftijd, met inzichten en methodes die niet allemaal beantwoorden aan de moderne taaldidactiek.”
“Maar alle begrip. Leraren zijn keihard bezig met een positief klasklimaat, met maatregelen voor zorgleerlingen of anderstalige nieuwkomers. Mentale ruimte om zelf lees- of schrijfopdrachten uit te werken of bijscholingen close reading te volgen, ontbreekt bij veel leraren. Maar opnieuw: dat verklaart de daling van de laatste jaren niet.”
Leerlingen scoren ook minder als hun leraar (uitsluitend) focust op lagere leesstrategieën.
Tom Venstermans: “Klopt. Leraren die zich beperken tot het onderstrepen van belangrijke woorden bekomen minder hoge resultaten. Dat verandert wanneer ze ook meer complexe vaardigheden trainen, zoals een mentale voorstelling maken van een tekst en vragen die leerlingen dwingen woorden te interpreteren of tussen de lijnen te lezen. Neem een tekst over geneesmiddelen. Die haken leraren vlot aan de leefwereld en voorkennis van leerlingen met vragen als: ‘Wie slikte recent een lepel siroop, waarvoor?’ En achteraf: ‘Wat is de zender, wat is het doel, wat vond je van de tekst?’”
“Maar met oppervlakkige vragen leer je kinderen niet graven in teksten. Dan moet je ze ook vragen om woorden en zinnen te interpreteren. ‘Wie is ‘zij’ in regel 4? Waarom zegt Maud dat ze het beu is? Wat is ze precies beu?’ Daarmee dwing je leerlingen om een tweede keer door de tekst te gaan. Halen ze hun neus voor op, maar dat doet ze wel dieper lezen. Alleen als ze dat kunnen, scoren ze goed op de pittige vragen van peilingsproeven, maar ook op internationale leestesten als PIRLS.”
Kan je uit de peilingen afleiden of leraren (en handboeken) taallessen opbouwen vanuit structuur of vanuit communicatie?
Tom Venstermans: “Leraren maken wekelijks ruim tijd voor spelling (in 97% van de klassen) en taalbeschouwing (76%), veel minder voor luisteren (39%) en schrijven (23%). Maar dat betekent niet dat ze werken vanuit taalstructuur. De meeste moderne methodes zetten sterk in op communicatie. Ze verlieten het directe instructiemodel om vanuit de leerling te starten. Maar eerst sterk geleide instructie geven en leerlingen geïsoleerd laten oefenen, heeft écht zin. Als je spelling, woordsoorten of technische aspecten van leesvaardigheid via (soms geforceerde) teksten inductief aanbrengt, rooft dat niet alleen veel tijd of leidt dat soms af, je leerlingen scoren er niet noodzakelijk beter door.”
“Of we terug moeten naar 100 uur zinsontleding en via instructie leerlingen alle woordsoorten, het verschil tussen wederkerend en wederkerig voornaamwoord, naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde aanleren, is een ander paar mouwen. Woord- en zinsleer waarborgt nuttige basiskennis, maar draagt weinig bij aan het schrijfniveau van leerlingen. En nog minder aan hun ontwikkeling als mens.”
Betekenisvolle opdrachten aanbieden, luistervaardigheid stimuleren en een sterk talenbeleid uitwerken, waren adviezen na de peilingen van 2013. Hun houdbaarheidsdatum is nog niet verstreken?
Tom Venstermans: “Meer inzetten op begrijpend luisteren blijft een goed advies. Tijdloos, want vroeger sleurden leraren de cassettespeler ook alleen de klas binnen als ze plots een rapportcijfer nodig hadden. Vandaag verschuift begrijpend luisteren richting begrijpend kijken. Leraren tonen Karrewiet-fragmenten, maar door de beelden wordt luisteren minder complex. In de peilingsproeven zitten Ketnet-stukjes maar we houden ook vast aan een luisterfragmenten zonder visuele ondersteuning . Pure luistertaken tillen luistervaardigheid naar een hoger niveau.”
“Werk maken van een goed talenbeleid, dat advies staat ook nog altijd als een huis. Scholen hebben vaak een visietekst die vooral lijnen uitzet naar minder talige leerlingen, maar die weinig effect heeft op het algemene leesniveau. Terwijl je perfect in je talenbeleid kan afspreken dat leraren de technieken van begrijpend lezen ook toepassen in lessen wereldoriëntatie. Die transfer zou zeer haalbaar moeten zijn in het basisonderwijs, want dezelfde leraar geeft er al de vakken.”
“Veel leerlingen vinden Nederlands belangrijk, maar lang niet iedereen leert graag voor de taallessen. Betekenisvolle teksten aanreiken is dus geen slecht idee. Maar leraren doen dat al in overvloed. Of daar dan het echte probleem van begrijpend lezen ligt?”
“Wat ik veel minder vaak zie: leraren die hun leerlingen kleine deelvaardigheden eerst geïsoleerd laten inoefenen tot ze die helemaal onder de knie hebben. En pas daarna naar betekenisvolle contexten schakelen. Net zoals een coach op basket- of voetbaltrainingen doelbewust blokjes dribbeloefeningen tussen kegels bouwt. Met als doel: zijn spelers zo vaardig maken dat ze in de match moeiteloos hun tegenstander in de wind zetten.”
Hoe kan je als leraar nog didactisch bijsturen om de taalvaardigheid van je leerlingen op te krikken?
Tom Venstermans: “Ik geloof sterk in modelling, zowel bij lees- als schrijfvaardigheid. Als leraar de tekst voorlezen en je denkproces luidop uit de doeken doen aan je leerlingen. Beetje vreemd, de eerste keer. Maar bijzonder leerrijk en met een hoog rendement voor je leerlingen.”
“Daarnaast pleit ik voor uitdagende teksten en vragen. Misschien schotelen we leerlingen te veel opgewarmde hapklare brokken voor die te makkelijk binnenglijden. Teksten mogen soms taai zijn. Leerlingen moeten ook leren kauwen. De modelmail met klassieke aanspreking, midden, slot kan iedereen begrijpen en ontleden. Maar lang niet elke e-mail beantwoordt aan de perfectie. Ook uit niet-ideale en gemaskeerde teksten moeten leerlingen informatie kunnen opdiepen.”
Log in om te bewaren
Jan T'Sas
4 april 2019In tegenstelling tot de cafépraat die we de jongste weken van sommige politici mogen horen: fijn dat hier met de nodige nuance over onderwijs gesproken wordt. Leren en onderwijzen zijn complex, antwoorden op problemen geen oneliners.
Dat luisteren achteruitboert, is niet zo verwonderlijk. Samen met spreken en gesprekken voeren is het al jaar en dag het ondergeschoven kindje in het onderwijs (en in onderzoek, met zelfs wederzijdse negatieve invloed als gevolg). Ter vergelijking: de resultaten van de Nederlandse peilingen voor luisteren zijn vorige week gepubliceerd. Daar zijn de leerlingen status quo gebleven, al zijn mondelinge vaardigheden ook daar geen prioriteiten in onderwijs. Hopelijk zetten deze resultaten de mondelinge vaardigheden wat hoger op de agenda. Alvast een tip voor meer actuele info: www.neejandertaal.be/sprekendleren.php
Voor begrijpend lezen klopt het dat teksten motiverend moeten zijn en waarom ook niet wat lastiger. Teksten die aansluiten bij de wekelijkse actualiteit bijvoorbeeld, zoals bij Nieuwsbegrip (www.nieuwsbegrip.be). Door gedifferentieerd leesstrategieën in te zetten die wetenschappelijk onderbouwd zijn, voor die leerlingen die dat echt nodig hebben, kom je nog verder. En door vervolgens de kaart te trekken van kritische analyse, op kinderniveau, leer je kinderen echt begrijpend lezen. Leesmotivatie, strategieën, zelfreflectie en succeservaringen gaan samen (Steensel et.al, 2017, groeven dit op via een mooie meta-analyse).
Een kritische noot: directe instructie staat niet noodzakelijk haaks op een inductieve aanpak, beiden kunnen samengaan. Inductief staat
immers niet gelijk met 'laisser faire' en hopen dat het wat oplevert. Sommigen verwarren directe instructie daarbij met 100% frontaal lesgeven, maar dat klopt ook niet. In beide gevallen is directe instructie een sterke structuur waarbinnen activerende werkvormen, zelfontdekkend leren en metacognitie ook hun plaats kunnen krijgen. De discussie inductief vs. deductief (zoals bij taalbeschouwing) is geen polarisering waard; ze is intussen, op basis van onderzoek, meer genuanceerd. De vraag is wel of voldoende geweten is wanneer je leerstof beter inductief dan wel deductief aanbrengt. Iets voor een volgend artikel? :-)
Jan Missinne
2 mei 2019Een detail: 'beiden' kan enkel naar personen verwijzen. 'Directe instructie' en 'inductieve aanpak' kunnen bijgevolg BEIDE samengaan. (Daar ben ik het overigens [ont]roerend mee eens.)
Wat nu de kern betreft: als voormalig lerarenopleider heb ik altijd 'conservatief' (maar niet reactionair) gepleit voor een gedegen directe instructie van een onder-wijzer die systematisch aanWIJST wat er ONDER z'n didactische en inhoudelijke keuzes schuilgaat, tegen de nieuwlichterij in van nogal wat collega's die er een punt van maakten te allen tijde (zgn.) innovatief te zijn en 'conservatief' (= nochtans ''bewaren [wat goed is]') een scheldwoord vonden. Vaak hield dat in: een zo kort mogelijke instructie en daarna zo veel mogelijk zelfstandig werk, in de praktijk vaak uitlopend op een les die afgebroken wordt door het belsignaal voor de speeltijd zonder dat er tijd wordt gemaakt voor een klassikale bespreking van de kerninhoud met als afrondende vragen: 'Wat hebben we nu GELEERD?' (als be-spiegel-ing op de oriëntatiefase waarin de vraag 'Wat zullen we leren en waarom?') en 'Wat moeten we onthouden? Daarbij is het essentieel dat leraren dus anders ingesteld zijn dan vele (groot)ouders die vragen: 'Wat heb je vandaag GEDAAN op school?' (Bij sommige lerarenopleiders ligt het accent tegenwoordig ook te veel op originele en gevarieerde werkvormen waardoor vanzelf het accent verkeerdelijk op een soort creativiteit ligt i.p.v. op de inhoud, m.n. zin-volle kennis en inzicht-elijk toegepaste vaardigheden.
Jan Missinne
Johan De Wilde
5 april 2019Inderdaad een heel helder artikel met noodzakelijke extra duiding bij wat in de algemene media over de peilingsproeven verschijnt.
Als initiatiefnemer achter het manifest van de startende leraar www.startendeleraar.be ben ik blij dat ook het verband tussen professionele ontwikkeling en onderwijskwaliteit wordt gelegd. Vlaanderen investeert daar ontstellend weinig in. Hoog tijd om meer te doen dan lippendienst bewijzen aan levenslang leren in het algemeen en in levenslang lerende leraren in het bijzonder.
In het verlengde van bovenstaande toevoeging van Jan T'Sas over directe instructie wil ik de lezer dit interview in het Engels met Paul Kirschner aanraden. Scherp maar leerrijk.
http://isakskogstad.se/constructivist-pedagogy-is-like-a-zombie-that-refuses-to-die/
Jan T'Sas
6 april 2019@Johan De Wilde en iedereen:
Aansluitend maak ik graag reclame voor het boek 'Op de schouders van reuzen', met Kirschner als co-auteur. Een schitterende, vlot geschreven en ook praktijkgerichte synthese van belangrijke leerpsychologische inzichten. Gratis downloadbaar via https://didactiefonline.nl/artikel/op-de-schouders-van-reuzen
Het interview met Kirscher waarnaar je verwijst, is inderdaad een scherpe uithaal naar het constructivisme. Wat me daarbij in de negatieve zin opvalt, is dat constructivisme onvoldoende helder wordt gedefinieerd, in die mate dat hij constructivistische aspecten van leren zelfs als niet-constructivistisch benoemt. Dat maakt de discussie wel moeilijk. De een ziet constructivisme als een leertheorie, de ander als een kennistheorie. Voor mij begint de discussie daar: waarover hebben we het precies?
Steven Verhofstadt
5 april 2019Een goede leerkracht is op de eerste plaats een goede didacticus. Leesdidactiek was destijds een belangrijk onderdeel in de lerarenopleiding van het vak Nederlands. We werden en zijn dus geschoold om teksten technisch, begrijpend en expressief te behandelen met de leerlingen. En als didacticus breng je leesstrategieën als bijna vanzelfsprekend binnen als leer-kracht voor je leerlingen. Hoe ver zijn we van de bron afgedwaald?
Anne T
6 april 2019Ik vond dit een heel mooi en genuanceerd relaas. In tegenstelling tot alvast één medium dat alvast luidkeels riep dat het wel aan de slechte boekjes zou liggen.
Wat ik als "senior" wel opmerk, is dat er sinds decennia lang weinig fundamentele verschillen zijn qua methodiek. De stijl is wat opgefrist, men ziet al eens een (plus)papa strijken en moeder staat niet meer alleen met een schort aan afwas en kook, kinderen mogen al eens "nee" zeggen. Maar... de focus ligt nog altijd op grammatica, onverteerbare woordenlijsten en helaas soms het meest wereldvreemde jargon. Begin toch eens bij het begin, zing, babbel en speel, zodat kinderen de lol én het nut inzien van een taal.
Noot: Een ander "expert" vond dit maar "een kleine daling". Nou, 10% in enkele jaren? Dat vind ik wel relevant...
Veerle
6 april 2019Weer het niveau van 10 jaar geleden halen? Gewoon gedreven leerkrachten wat minder saboteren en ontmoedigen, hen integendeel aanmoedigen en waarderen en hun gang laten gaan. De mensen die minder gedreven en minder goed hun werk doen wat minder ophemelen en beter coachen en uitdagen.
Rudi Dierick
4 maart 2021Lijkt me inderdaad een evidentie. Nu lopen er soms echt slechte koks in de keuken, en wordt er al eens gemopperd als we de zak meel willen wegdoen waar de maden letterlijk uit kruipen.
Stefaan Gregoir
11 april 2019Wat een interessante tekst! We hebben inderdaad nood aan een positieve visie op 'hoe het nu verder moet'. Ik geef les op de NTC-school van Abidjan. NTC staat voor Nederlandse taal en cultuur. Ik geef dus enkel Nederlands aan leerlingen van 3 tot 16 jaar, uiteraard in afzonderlijke groepen. Deze lessen worden gegeven buiten de uren van de verschillende dagscholen waar onze leerlingen school lopen. Dit artikel sterkt me in mijn opvatting dat kinderen gebaat zijn met af en toe duidelijke en directe instructie. Ook mag het aanbod van de leerlingen uitdagend zijn willen we ze op een hoger niveau tillen. In een van de reacties wordt verwezen naar Nieuwsbegrip. Hier maak ik, mits wat aanpassingen naar mijn leerlingen, vaak gebruik van. Vooral de Nederlandse versie vind ik interessant omdat ze de actuele onderwerpen op meer verschillende niveaus uitdiept. Dit materiaal kan je niet elke week zelf uit je mouw schudden.
Laat een reactie achter