‘Vrienden voor het Lezen’ is een campagne van de Vlaamse overheid die initiatieven voor leesbevordering bundelt en leesvaardigheid bevordert.
Specialist
Begrijpend lezen: hoe maken we elke leerling sterker?
Onze leerlingen scoren steeds minder goed op begrijpend lezen, stellen internationale onderzoeken. Experten Hilde Van Keer en Jordi Casteleyn helpen je om die negatieve tendens om te buigen. “Eigenlijk weten we perfect wat werkt: meer klankkennis bij kleuters, leeskilometers maken in rijke teksten en linken leggen met schrijven.”
Internationale onderzoeken zoals PIRLS richten zich op begrijpend lezen. Komt daar alles rond lezen samen?
Hilde Van Keer, hoogleraar Onderwijskunde UGent: “Ja. Je kan pas teksten doorgronden als je een mix van kennis, context en technische vaardigheden bezit. Dat maakt begrijpend lezen complex én moeilijk te meten. Waarom focussen PISA en PIRLS daar toch op? Omdat het een essentiële vaardigheid is om binnen en buiten de school te functioneren en om nieuwe kennis op te doen.”
“Maar er is nog een reden: de voorbereidende fasen naar leesvaardigheid zijn niet in elke taal even makkelijk. Angelsaksische kinderen doen er langer over om het decoderen of het koppelen van letters aan klanken onder de knie te krijgen. Voor Finse kinderen is het net makkelijker omdat hun taal klankzuiverder is dan het Nederlands. Kies als onderzoeker maar eens een goede leeftijd om dat internationaal te vergelijken.”
Jordi Casteleyn, hoofddocent vakdidactiek Nederlands UAntwerpen: “Ik gebruik graag een wielermetafoor. Begrijpend lezen is de Tour de France van het leesproces. Alles komt er inderdaad samen. Internationale onderzoeken bieden ons relevante inzichten over begrijpend lezen. Maar als je problemen pas vaststelt na het vierde leerjaar (PIRLS), krijg je die nog moeilijk weggewerkt. Je riskeert ook dat scholen zich fixeren op het eindstadium: vragen oplossen bij teksten. Ze vergeten te automatiseren en stellen dan vast dat één derde van de klas naar de logopedist moet.”
“Betere scores op PISA en PIRLS halen we niet door enkel in te zetten op wat die testen meten. Remco Evenepoel rijdt ook geen Tour als voorbereiding op diezelfde ronde. Hij werkt aan zijn klimvermogen, trekt naar de kine en gaat op hoogtestage. Overgezet op begrijpend lezen: vergeet bij jonge leerlingen nooit de basis. En leg bij oudere vaak de link met schrijven en spreken. Studies bij de vleet die het effect daarvan bewijzen.”
Hilde Van Keer: “Ondanks de PIRLS-resultaten blijft op sommige scholen alles z’n gangetje gaan. Niet dat ze het belang van begrijpend lezen onderschatten, wel integendeel. Maar klasleraren zijn soms onzeker over hoe ze er effectief aan kunnen werken. En ondersteuners vinden het vaak geen primaire taak of kunnen er geen uren voor vrijmaken, weten we uit een doctoraatsonderzoek van Rielke Bogaert.”
Er is veel onderzoek naar begrijpend lezen en toch blijft het moeilijk voor leraren. Hoe verklaar je die paradox?
Jordi Casteleyn: “Over die tegenstelling breek ik vaak mijn hoofd. Eigenlijk weten we wat werkt, zoals inzetten op woordenschat, op klankkennis, op interactie, op leesstrategieën, op schrijven en spreken. We weten ook dat leerlingen een ondergrens aan leeskilometers moeten maken. Met teksten die voldoende complex moeten zijn, zeker binnen de schooltijd.”
“Waar blijft het dan steken? Teksten lezen staat niet meer centraal in het leerproces. Daarnaast hapert de uitvoering al eens of verliezen leraren de samenhang tussen die interventies uit het oog. Maar minstens even belangrijk: onderwijs kreeg steeds meer op zijn kar. En ook het lerarentekort speelt: scholen komen handen tekort als ze risicolezers apart willen nemen om ze te remediëren.”
Hilde Van Keer: “Mijn bezorgdheid: soms fixeren we ons op één aspect. Alle scholen zetten in op leesstrategieën. Een nuttige aanpak, maar ze wordt een lege doos als je ze enkel geïsoleerd oefent op kunstmatige teksten. Je mag leesonderwijs niet alleen opknippen: vandaag een les over achtervoegsels, morgen over tekststructuren.”
Hebben methodes boter op het hoofd?
Hilde Van Keer: “Ze bepalen mee de koers. Zelfs in het zesde leerjaar schrikken veel methodes terug voor teksten die een paar paragrafen tellen. Oefeningen op tekstbegrip zijn vervolgens vrij simpel. Bijvoorbeeld: kleur het kernwoord in deze alinea. Prima als opstap, maar alleen als diezelfde oefening later in authentieke, lange teksten opduikt.”
Jordi Casteleyn: “Niet alleen wat en hoeveel je leerlingen moeten lezen, is belangrijk. Ook wat ze ermee moeten doen. Begrijpend lezen is vooral detecteren wat er niet staat. Als een tekst opent met: ‘Een meisje in een wit kleedje loopt door het bos en het onweert’, dan suggereert niets in die woordenrij spanning. Maar als je al sprookjes las, weet je dat je zal nagelbijten. Als een methode dan vraagt naar de kleur van het kleedje, herleidt ze begrijpend lezen tot een miniversie van wat de complexe vaardigheid eigenlijk is.”
“Die versimpeling van het tekstaanbod past in datzelfde plaatje. Het is een goedbedoelde reactie op de taalmuur die vroeger tussen leerlingen en de leerstof stond. Alleen wie sterk was in taal, snapte de cursus biologie. 100% eerlijk was dat niet: we beoordeelden minstens evenveel leesvaardigheid als wetenschappelijke kennis. Ook in het hoger onderwijs sloopten we de taalmuur. Soms halen studenten hun cursus nauwelijks nog boven dankzij video’s en presentaties. Maar als ze later leraar worden, imiteren ze onze aanpak en kweken we minder vaardige lezers.”
Dus: hoge muren optrekken en leraren die ladders plaatsen?
Hilde Van Keer: “Ja. Ook de collega’s van andere vakken kunnen ladders leggen. Een aardrijkskundeleraar kan een scherpe startvraag formuleren bij een wetenschappelijke tekst over vulkaanuitbarstingen en modelleren hoe die het artikel zelf aanpakt. Later kan die leraar de klas confronteren met een krantenartikel over hetzelfde thema.”
“En koppel als geschiedenisleraar een tekst over natievorming aan voorkennis en jaag je leerlingen nog een tweede keer door de tekst: welke extra kennis doen ze op? Begrijpend lezen is zeker niet alleen de taak van de vakgroep Nederlands.”
Jordi Casteleyn: “Goed onderwijs in begrijpend lezen brengt denkprocessen naar boven zodat je als leraar kan zien: mijn leerling redeneert juist of fout. Dat lukt door leerlingen te laten spreken en te schrijven, door ze teksten te laten voorspellen en samenvatten. ‘Waarom denk je dat een vulkaanuitbarsting het klimaat opwarmt?’ En lees nu het volgende hoofdstuk: wat staaft je hypothese, wat zet je op een ander spoor?’”
Wat kan al in de kleuterklas?
Hilde Van Keer: “Veel. Als je een verhaal voorleest aan kleuters, werk je aan begrijpend luisteren, vergroot je hun woordenschat en kennis van de wereld. De vragen die je stelt, gebruiken leerlingen later in hun schoolloopbaan als ze zelf begrijpend lezen. Probeer als leraar vaak hardop te denken en interactie te stimuleren, ook na het voorlezen.”
Jordi Casteleyn: “Je moet bij kleuters ook inzetten op fonemen. Zo leren ze dat woorden uit losse klanken opgebouwd zijn die in relatie staan met letters. Klankkennis is de superheld voor het leesonderwijs en kan je zelfs redelijk geïsoleerd aanpakken: ‘Welke klanken hoor je in ‘snoep’? En wat hoor je als de -n wegvalt?’ Het voorspelt méér dan de socio-economische achtergrond hoe vlot leerlingen later begrijpend lezen.”
Ondanks ons sterke kleuteronderwijs starten veel leerlingen laaggeletterd in het eerste leerjaar, stelt PIRLS. Hoe komt dat?
Hilde Van Keer: “De talige bagage in het Nederlands van kleuters in dezelfde klas verschilt sterk. Dat is geen oordeel, gewoon een vaststelling. Al die 25 verschillende peuters en kleuters rijke interactie en stimulansen op maat bieden, is aartsmoeilijk.”
“Bovendien geven ouders thuis steeds minder taal- en leesprikjes. Ik snap dat voorlezen geen prioriteit is in gezinnen die maar net het hoofd boven water houden. Maar ook andere ouders duiken met hun kinderen minder vaak in letters en zinnen. Jammer, want gaan die kinderen dan later wél voorlezen?”
Kwartierlezen en klasbibs zijn klassiekers op onze scholen. Zijn dat juiste acties voor beter leesbegrip?
Hilde Van Keer: “Kwartierlezen en klas- of schoolbibs kunnen zeker waarde toevoegen. Maar vandaag creëren ze vaak een vals veiligheidsgevoel: we zitten safe voor begrijpend lezen. Nee, daar begint het pas: hoe begeleid je leerlingen bij hun boekenkeuze? Wat doe je binnen dat kwartier? En ga je achteraf in interactie als je ziet dat een kind gretig leest of het boek geeuwend weglegt?”
Jordi Casteleyn: “Licht ook je klasbibliotheek voldoende kritisch door. Tekstbegrip springt niet op magische wijze over van een muur vol boeken naar de hoofden van je leerlingen. Het start al met: heb je wel de juiste boeken en zijn er stilteplekken? Ik sprak met een leraar Nederlands die in de studie een knappe stripbibliotheek ontwierp. Superidee, zeker met het lerarentekort.”
“Maar wat bleek: de tieners legden hun hoofd liever op tafel om te slapen. Ergens kan je dat voorspellen. Waarom zou een 15-jarige spontaan iets doen wat die niet fijn vindt of niet goed kan? Weet ook dat we nog redelijk blindvaren over klasbibs en kwartierlezen. Nederlandse onderzoekers voerden een pilootstudie uit. Pas als ze verdergaan, weten we meer over hun effect.”
Hilde Van Keer: “Mijn advies: blijf aan kwartierlezen doen, bouw een mooie bib uit. Doe mee aan de Poëzie- en Voorleesweek. Maar als ouders of onderzoekers je vragen hoe je op begrijpend lezen inzet en je kan alleen maar die initiatieven opsommen, dan loopt het fout. Dan maak je kleine kersen belangrijker dan de grote taart: effectief leesonderwijs in je dagelijkse klaspraktijk.”
Moeten we met andere interventies ook voorzichtig zijn?
Jordi Casteleyn: “ICT, denk aan programma’s die tekst naar spraak omzetten voor leerlingen die moeilijk lezen, kan een zinvolle schakel in je leesonderwijs zijn. Maar het is een extraatje dat ruimte schept voor oefeningen op maat en begeleid moet worden door de leraar. Verhuis je hele leesonderwijs dus niet naar het scherm. De makers van die platforms claimen in de media soms indrukwekkende leesprogressie, maar dragen daarvoor voorlopig geen gebruiksrapporten of andere bewijzen aan.”
Herbekijk de webinar ‘Effectief leesonderwijs: Elke leerling sterk in lezen’
Leraren verliezen hun optimisme. Hoe winnen we dat terug?
Jordi Casteleyn: “Lesgeven is geloven dat je de wereld beter kan maken, zelfs als je net slechte PIRLS-scores moet doorslikken. Onderzoek helpt, inspiratie halen in andere landen ook. In Ierland rukken digitalisering en andere thuistalen ook op. Toch buigt het land de negatieve tendens om. En in de arme VS-staat Mississippi boeken risicolezers een pak vooruitgang, onder andere door leraren te professionaliseren. Als het daar lukt, kan het – met aangepaste acties – in Vlaanderen zeker.”
Hilde Van Keer: “Leraren moeten geloven dat zij de vakkennis hebben of kunnen verwerven om het tij te keren. Nu leven er nog te veel misvattingen. Zoals begrijpend lezen is vragen naar de kleur van het kleedje. Pas als je die de wereld uit stuurt en vervangt door wat wél effectief is, mogen we betere lezers verwachten.”
Jordi Casteleyn: “Om nog eens naar de fiets te grijpen: Mathieu van der Poel pikt er een paar grote wedstrijden uit en wint ze. Selecteren om te excelleren. Is begrijpend lezen ons wereldkampioenschap? Dan moeten we accepteren dat we andere koersen niet of op reserve rijden. Financiële geletterdheid schrappen? Niet noodzakelijk, maar benut die lessen om ook aan leesbegrip te werken. Nogmaals: begrijpend lezen is de basis van alles. Wie niet goed leest, gaat later op zijn belastingbrief de mist in.”
Hoe belangrijk is een schoolbeleid rond begrijpend lezen?
Hilde Van Keer: “Doorslaggevend. Begrijpend lezen is het werk van een team, niet van 1 leraar. Neem tijd om een visie uit te tekenen. Rooster teamoverleg in en laat je begeleiden door de pedagogische begeleidingsdienst zodat niets gaat leven dat je later moet terugdraaien. Stuur je leraren ook naar andere scholen. Niet om een aanpak van naald tot draad over te nemen maar om te bevragen: wat kan dat voor onze school betekenen, en voor elk kind in onze school?”
Staan we voor een lange inhaalbeweging?
Jordi Casteleyn: “We zijn niet in 2 jaar tijd uit de kopgroep gelost. Omgekeerd zal het ook tijd kosten om opnieuw vooraan te verschijnen. Misschien zie je als school eerst zelfs negatieve effecten als je van begrijpend lezen je topkoers maakt. Je leerlingen weten niet direct veel meer. Maar op lange termijn wél. Daarom hebben we mensen nodig met lef, in de klas, op school en op alle beleidsniveaus, die acties introduceren waarvan opvolgers de resultaten plukken.”
“Ook de samenleving moet kleur bekennen. We spreken schande van slechte leesscores, maar intussen vechten gemeentebibliotheken voor hun voortbestaan. Ga er maar eens tegenaan staan als leraar. Je herhaalt elke dag dat begrijpend lezen belangrijk is, maar de maatschappij zegt: ‘Niets van aan’. Pas als iedereen aan de kar trekt, nodigen tv-shows meer schrijvers uit en lezen (groot)ouders vaker voor.”
Hilde Van Keer: “We moeten samenwerkingen tussen bibliotheken en scholen stimuleren. 2 ijzersterke, beslagen partners, maar op een flitsbezoek aan de bib na – het fluohesje gaat soms niet eens uit terwijl kinderen een boek kiezen – vinden die elkaar te weinig.”
“Tot slot: naast sterke trainingsschema’s en juiste (lees)voeding hebben we ook hoge verwachtingen nodig. Ik ken 2 scholen met anderstalige leerlingen die op een straatlengte afstand van elkaar liggen. De ene school ruilde complexe teksten – ‘Dat kunnen onze leerlingen niet aan’ – voor YouTube-video’s. De andere school hield hardnekkig vol.”
“Elke dag groeit de kloof tussen die scholen, want de verwachtingen beïnvloeden onbewust de kwaliteit van feedback en vragen. Of een leerling later in de kop van het peloton verschijnt, hangt in die buurt meer af van zijn schoolkeuze dan van zijn benen. Dat is écht zonde.”
Log in om te bewaren
G. De Vos
16 oktober 2023Ontwikkelend onderwijs let op de lengte, de complexiteit en het register van teksten. De moeilijkheidsgraad mag geleidelijk omhoog. Inhoudelijk is het verwerkingsniveau van belang. Thema's die de leerlingen aankunnen zijn motiverend. Te licht of te zwaar niet. Activeer verwachtingen: titels, afbeeldingen, grafieken en tabellen geven veel prijs. Focus op het doel, de essentie, niet op details. Achteraf kan je taalaspecten bespreken: tijdsgebruik, onpersoonlijk, figuurlijke uitdrukkingen. Maximale variatie: van reclame over correspondentie tot tijdschriftartikels. Lezen in de bibliotheek is een schitterend idee: een paar keer per week twintig minuten. Met je eigen bladwijzer. Waarom niet in verschillende boeken? Koppel er ict-opdrachten aan: gebeurtenissen, liedjes, films, series, documentaires opzoeken. Whole Brain Learning!
Veerle
20 oktober 2023Interessant artikel. Bedankt ook voor het voorbeeld van de twee scholen met anderstalige leerlingen. Vergeet het belang van voldoende taalkundig gevormde leraars niet. Soms worden goede inzichten overstemd.
Michel
26 november 2023Ik geloof als startende zij-instromer heel hard in een holistische benadering zoals hierboven beschreven: niet enkel de leerkracht Nederlands maar haast alle andere leerkrachten bij wie teksten lezen een belangrijk onderdeel zijn van begrijpen. Ongeachte het onderwerp!
Laat een reactie achter