“Hoge verwachtingen en sterke interactie”
Charlotte Arnou,
doctoraatsonderzoeker (KU Leuven)
Zo doen zij het
Uitdagende klassen in de B-stroom? Dankzij een krachtige leeromgeving werd het gras groener in Salto Humano Tielt. Ondersteuning, structuur én inspraak laten de leerlingen floreren. “Ze maken het liefst de moeilijke oefeningen, want ze willen zich bewijzen”, zegt leraar Fanny.
“We verliezen 20 minuten voor we aan de les kunnen beginnen”, klaagden leraren van ons team. Vanuit die verzuchtingen kwamen we tot 3 simpele klasregels voor een krachtige leeromgeving in de B-stroom: ‘Zitten we op tijd klaar om de les vlot te laten starten?’, ‘Brengen we voor elk vak en elk uur het nodige materiaal mee?’ en ‘Steken we onze gsm in het gsm-hotel?’ Met het hele team leven we die consequent na. Computer niet opgeladen is 1 streepje, 3 is nablijven. Nu loopt het zo vlot dat de A‑stroom onze 3 regels heeft overgenomen.”
“Streng? Vooral duidelijk. Net als de afspraak dat ze zelf naar de klas komen. Hier en daar wordt er gepleit voor rijen, maar wij ervaren net meer rust als de leerlingen op eigen houtje naar het lokaal trekken. Elkaar duwen op de trap, is verleden tijd. En je start je dag niet met een preek op de trap. Dat stukje zelfstandigheid koesteren onze leerlingen. Maar op andere vlakken hebben ze nood aan structuur. Dat geven ze zelf aan.”
“Op hun vraag plaatsten we een bord met een groot uurrooster. Dingen visualiseren helpt hen enorm. Hebben ze een toets, dan plakken we een rood kruisje bij dat vak, een taak is een groene cirkel en een uitstap of gastspreker krijgt een klavertje 4. Op maandag vullen we die tijdsband in tijdens ons Ready Set Go‑uurtje. Voor alle vakken, niet alleen voor PAV.”
“Die tijdsband is ook voor mezelf handig: zo zie ik wanneer ze veel toetsen hebben. Al weet ik meestal wel wat op stapel staat. In de graadvergadering met mijn 9 collega’s krijg ik een helikopterzicht: welke projecten lopen er, waar kunnen we vakoverschrijdend werken? Het illustreert hoe belangrijk het team is voor een krachtige leeromgeving in de B-stroom. Helemaal alleen op je eilandje red je het niet.”
“Maak alles zo concreet mogelijk, dat geldt ook voor de leerstof. Hoe je een les uitwerkt, is in de B-stroom nog belangrijker dan in de A-stroom. Bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden klinken erg abstract voor mijn leerlingen. Daarom wikkel ik die leerstof in een sprookje. Ik lees een verhaal voor. ‘Keisaai’, reageren ze. Dan vragen we ons af waarom het zo droog is: er zitten geen bijvoeglijke naamwoorden in. ‘Maak het maar mooier’, zeg ik hen. Voor je het weet, gutst er een stroom adjectieven uit hun brein. Dat we op het einde van de week zelf sprookjes schrijven, motiveert hen.”
“Ik vertrek van wat ze weten of van wat ze al gezien hebben. Zonder hen te onderschatten. Want ook al lezen ze geen kranten, op sociale media zien ze wel samenvattingen van nieuwsfeiten. Daarmee vinden we insteken voor het vak ‘Nieuws’, maar ook lessen geschiedenis hang je makkelijk op aan de actualiteit. Naar aanleiding van de verkiezingen vragen we ons af hoe lang België al bestaat, en waarom er een taalgrens is. Of we koppelen WO I aan huidige conflicten.”
“Instructiemomenten wissel ik af met opzoekwerk. Gaat het over natuurrampen, dan laat ik de leerlingen opnoemen welke ze kennen. Zo doen de taalzwakkere leerlingen kennis op van de taalsterke. Orkaan, tsunami: moeilijke termen ga ik niet uit de weg, maar ik herformuleer en herhaal regelmatig. Dat is nodig met een divers leerlingenpubliek.”
“Later in die les tikken ze per 2 op hun Chromebook ‘de opwarming van de aarde’ in, en nemen ze er een atlas bij: wat gebeurt er in de wereld? Nadat ze die info klassikaal delen, zoeken we oorzaken. Zo bouw ik de les interactief op. De bijvangst is een goed klasklimaat: zet je hen aan het werk en hou je een goed tempo vast, dan hebben ze geen tijd om vervelend te doen.”
“Sommige leerlingen falen voor wiskunde omdat ze de vraag fout interpreteren of de context niet kennen. Zo wist een jongen niet dat een voetbaltraining in België ongeveer 2 uur duurt, en dat je dan terug naar huis gaat. Daardoor had hij het foute vertrekuur van de bus aangeduid. Niet omdat hij de wiskunde niet snapte. Als kind haalde ik slechte punten voor opstel omdat ik Franstalig ben opgevoed. Verhalen verzon ik graag, maar mijn zinsconstructies kwamen uit het Frans. Nu ik leraar ben, analyseer ik waar een leerling precies mee worstelt en geef ik gerichte feedback.”
“In mijn lesvoorbereidingen hou ik altijd een gaatje vrij om te differentiëren. Bijspijkeren of verrijken, het kan allebei en soms voor dezelfde leerling. Een jongen uit Syrië munt uit in wiskunde maar moet nog sleutelen aan zijn Nederlands. Tijdens de uren ‘Open Leerklas’ en ‘PAVboost ICT/wiskunde en nieuwsbegrip’ kan ik daar nog meer op focussen. De leerlingen werken dan zelfstandig met verbetersleutels zodat ik iedereen eens kan coachen. Soms komt een kolibrieleraar me helpen. Dat ‘vliegend team’ heeft een paar lesuren in de opdracht om te ondersteunen in andere klassen”
“Planning, structuur en ondersteuning zijn belangrijke pijlers. Zonder door te slaan in controle. Op ons menu staan, naast de vaste vakken en thema’s, een aantal keuzeprojecten. De leerlingen kunnen STEM of zorggerichte onderwerpen kiezen, zoals zelf shampoo maken. En in het uur ‘Kunstkuur’ ontwikkelen ze een talent. Ik ben altijd superfier als mijn anderstalige leerlingen daar voor Woord kiezen. Dan merk ik dat ze ook in mijn lessen vlotter spreken. Ook knap als een leerling na 2 jaar gitaar speelt.”
“We waken met het hele team hard over hun eigenwaarde. Het beeld van de zwakke B-stroom moet echt op de schop. Daarom volgen leerlingen uit de A- en de B-stroom soms samen les. Voor het project ‘Democratie’ leren ze samen debatteren, bijvoorbeeld. Tijdens het project ‘STEM’ merken mijn leerlingen dat ze meer weten dan de leerlingen van de A-stroom. Dan gloeien ze van trots. Heel belangrijk voor hun zelfbeeld. Net als de oefeningen in hun map met het icoontje ‘moeilijk’. Die maken ze graag, want ze willen zich bewijzen.”
“Maken ze een fout, dan zeg ik lachend dat ik het wel bij het verkeerde eind zal hebben, of mijn oplossingenblad. ‘Oei, ik had niet goed gekeken’, geven ze snel toe. En ik moedig hen aan om mijn foutjes op te sporen. ‘Dan kan je het even goed als ik.’ Daar verlies je geen gezag mee. Maar je bouwt wel aan een veilig klasklimaat waarin leerlingen fouten durven maken. Om daarna grote stappen te zetten. Dat merk ik elk jaar en dat is de beste motivatie om er in september weer samen in te vliegen.”
Charlotte Arnou,
doctoraatsonderzoeker (KU Leuven)
“Fanny’s verhaal illustreert een aantal essentiële elementen voor een krachtige leeromgeving in de B-stroom. Ze heeft hoge verwachtingen. Ze gaat moeilijke woorden, thema’s en concepten niet uit de weg. En ze prikkelt leerlingen door de leerstof relevant en levensecht te maken, cruciaal in de B-stroom. Even belangrijk: ze stimuleert voortdurend de interactie tussen de leerlingen. Als ze een vraag stelt, speelt ze het antwoord van de eerste door naar een andere leerling. Dat activeert leerlingen en versterkt het leren.”
“Fanny‘s leerdoel bepaalt haar organisatie. Ze differentieert, maar slaat niet door in zelfstandig leren. In onderzoek zien we dat patroon vaak terug: na verkorte directe instructie gaan de B-stroom-leerlingen zelfstandig aan de slag, terwijl sommige verlengde instructie krijgen van de leraar. Zo maximaliseer je misschien de leertijd maar niet noodzakelijk het leren zelf. Je put weinig uit de voorkennis van leerlingen en laat hen weinig discussiëren en samenwerken.”
“Het verhaal van Fanny toont ook hoe alles samenhangt. Door inspraak te geven en effectief te luisteren naar leerlingen, creëert ze een veilig en stimulerend klasklimaat. In haar klas durven leerlingen fouten maken, maar zijn ze ook gemotiveerd om grenzen te verleggen. Dat lukt doordat Fanny doordacht afwisselt in leeractiviteiten: uitleg geven, opdrachten uitvoeren en/of een vraaggesprek.”
“Die krachtige leeromgeving bouw je als leraar niet alleen. Het lerarenteam is essentieel, is een van de conclusies van KaBOEM, het onderzoek naar een krachtige leeromgeving in de B-stroom. Niet alleen om op de hoogte te zijn van wat collega’s doen. Samenwerken stimuleert ook de professionalisering. Collega’s delen expertise, geven en ontvangen advies.”
Het onderzoek inclusief professionaliseringstraject KaBOEM kadert binnen het OBPWO-programma van het Departement Onderwijs en Vorming.
Log in om te bewaren
Laat een reactie achter